ECLI:NL:RVS:2014:1998

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
201308884/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Gelderakkers vastgesteld door de raad van de gemeente Hilvarenbeek

Op 4 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Gelderakkers', dat op 27 september 2013 door de raad van de gemeente Hilvarenbeek was vastgesteld. Appellanten, beiden wonend te Hilvarenbeek, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich niet konden verenigen met de bestemming 'Wonen' voor een perceel aan de Bolakker. Zij betoogden dat de bouw van een woning hun woongenot zou aantasten en de waarde van hun eigen woning zou verlagen. De raad heeft ter zitting aangegeven dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat appellanten mogelijk aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in planschade.

De Afdeling heeft de beroepsgronden van appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen. De Afdeling oordeelde dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De appellanten hebben niet overtuigend aangetoond dat het plan niet kan worden uitgevoerd of dat het niet voldoet aan de provinciale eisen voor kwaliteitsverbetering. De Afdeling heeft ook de zorgen van appellanten over het woon- en leefklimaat en de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan behandeld, maar oordeelde dat deze gronden niet tot vernietiging van het besluit konden leiden.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan 'Gelderakkers' in stand blijft. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de bestuursrechter bij de toetsing van bestemmingsplannen en de beleidsvrijheid van de gemeenteraad.

Uitspraak

201308884/1/R6.
Datum uitspraak: 4 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Hilvarenbeek,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Gelderakkers" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door J.J.M. Lubbers-Kluijtmans en D. Elberts, beiden werkzaam bij de gemeente, ir. R.A.K.M. Bouten, ir. F.C.L.G. Schavemaker, mr. M.M.C. Janssen en ing. G. Mouret, is verschenen.
Overwegingen
1. Het bestemmingsplan voorziet hoofdzakelijk in de gefaseerde ontwikkeling van ongeveer 160 woningen en in maatschappelijke voorzieningen ten zuiden van de kern van Hilvarenbeek.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Wonen" wat betreft het perceel aan de Bolakker tegenover zijn woning aan [locatie 1]. Hij betoogt dat het bestemmingsplan hier ten onrechte voorziet in de bouw van een woning, omdat zijn boerderij hierdoor - mede gelet op andere bouwplannen in de omgeving - tussen bebouwing komt te liggen. [appellant] wijst erop dat hij de boerderij kocht in 2007 toen in de omgeving nog geen andere woningbouw was voorzien. [appellant] stelt dat de waarde van zijn woning onevenredig zal dalen en dat zijn woongenot onevenredig zwaar wordt aangetast.
3.1. De raad heeft ter zitting gesteld dat het bestreden plandeel leidt tot enig verlies van uitzicht uit de woning aan het [locatie 2]. Dit is volgens de raad niet zodanig dat het plan niet meer strekt tot een goede ruimtelijke ordening. [appellant] kan mogelijk aanspraak maken op een tegemoetkoming in planschade, aldus de raad ter zitting.
3.2. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
3.3. Gelet op het verhandelde ter zitting leidt de realisering van het bestreden plandeel voor [appellant] mogelijk tot enig verlies van uitzicht. De Afdeling ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat het woon- en leefklimaat van [appellant] zodanig wordt aangetast dat de raad om deze reden niet in redelijkheid het bestreden plandeel heeft kunnen vaststellen. Wat betreft de eventueel nadelige invloed van het bestreden plandeel op de waarde van de woning van [appellant] bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een overwegender gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
4. [appellant] betoogt dat het bestemmingsplan niet leidt tot de kwaliteitsverbetering die het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant heeft geëist in zijn zienswijze over het voorontwerp van het bestemmingsplan.
4.1. De raad stelt dat een groenstrook aan het plan is toegevoegd om te voldoen aan de provinciale eisen. De raad verwijst wat dit betreft naar de plantoelichting.
4.2. Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, van de Verordening Ruimte 2012 van Noord-Brabant (hierna: Verordening Ruimte) bevat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft.
4.3. In de plantoelichting staat dat direct ten zuiden van de woonwijk in een strook grond landschapsverbetering plaatsvindt. Door deze strook wordt de nieuwe woonwijk landschappelijk ingepast. Vanaf het zuiden, Bolakker, Hoog Spul en Esbeekseweg wordt het zicht ontnomen van de achtertuinen van de woningen. De overgang van stad naar landelijk gebied is derhalve niet meer waarneembaar, aldus de plantoelichting.
4.4. Gelet op het verhandelde ter zitting is de door de raad beoogde verbetering van de landschappelijke kwaliteit voorzien in drie voor "Groen" bestemde vlakken in het midden van het plangebied. [appellant] heeft niet onderbouwd waarom het plan hiermee niet zou voldoen aan artikel 2.2, eerste lid, van de Verordening Ruimte. Reeds hierom faalt het betoog.
5. [appellant] betoogt dat bij de woningen en de maatschappelijke voorzieningen waarin het plan voorziet geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De gevolgen van mogelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen op aangrenzende agrarische gronden zijn namelijk niet onderzocht. Daarnaast is het onderzoek naar geurhinder van agrarische bedrijven ondeugdelijk. Voorts wordt niet voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen met betrekking tot een LPG-tankstation nabij het plangebied, aldus [appellant].
5.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
5.2. Het belang van [appellant] dat betrokken is bij het bestemmingsplan is het woon- en leefklimaat bij zijn woning buiten het plangebied. Het betoog van [appellant] heeft wat betreft de mogelijke gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en geurhinder evenwel geen betrekking op het woon- en leefklimaat bij zijn eigen woning, maar op het woon- en leefklimaat bij de woningen en voorzieningen die in het plangebied zijn voorzien. In zoverre beroept hij zich op aspecten van de norm van een goede ruimtelijke ordening, als neergelegd in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), die kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2012 in zaak nr. 201110117/1/R3). Ook wat betreft de externe veiligheidsrisico’s van een LPG-tankstation ziet het betoog niet op de risico’s voor de woning van [appellant] zelf, zodat hij zich ook in zoverre op een norm beroept die kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn belangen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2011 in zaak nr. 201011713/1/R3). Aangezien het betoog om deze redenen niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden, zal het buiten inhoudelijke bespreking blijven.
6. [appellant] twijfelt aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hij stelt dat in een onderzoek van de provincie naar de woningmarkt is geconcludeerd dat het woningbouwprogramma heroverwogen zou moeten worden. Volgens hem blijkt nergens uit of die heroverweging in de gemeente Hilvarenbeek heeft plaatsgevonden. De financiële risico’s van het bestemmingsplan voor de gemeente zijn volgens hem daarom onduidelijk. Verder stelt [appellant] dat de woningbouwmatrix die als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd onjuist is, omdat met veel potentiële inbreidingslocaties geen rekening is gehouden. Daarnaast wijst hij erop dat in Hilvarenbeek al 100 woningen te koop staan.
6.1. De raad heeft ter zitting uiteengezet dat de woningbouw waarin het bestemmingsplan voorziet, voldoet aan de afspraken over woningbouw die met de provincie zijn gemaakt. In de woningbouwmatrix zijn potentiële inbreidingslocaties waarvan niet bekend is of en wanneer deze voor woningbouw kunnen worden gebruikt niet vermeld. In de bestaande inbreidingslocaties kan niet worden voorzien in de behoefte aan nieuwe woningen in de gemeente. Ter zitting heeft de raad gesteld dat in de hele gemeente ongeveer 100 woningen te koop staan, waarvan ongeveer 50 in de kern. De woningen waarin het bestemmingsplan voorziet zijn echter andere typen, namelijk huurwoningen en goedkope koopwoningen, aldus de raad ter zitting.
6.2. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen een periode van in beginsel tien jaar.
6.3. [appellant] heeft niet weersproken dat de woningbouw waarin het bestemmingsplan voorziet in overeenstemming is met de afspraken over woningbouw tussen de gemeente en de provincie. Wat betreft mogelijke financiële risico’s van de woningbouw voor de gemeente is van belang dat de raad een exploitatieplan voor de betrokken gronden heeft vastgesteld. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich binnen de planperiode geen behoefte aan de voorziene woningbouw zal doen gevoelen en dat de gemeente niet in staat zal zijn eventuele financiële tegenvallers op te vangen. Verder heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de woningbouw waarin het bestemmingsplan voorziet ook in een bestaande inbreidingslocatie had kunnen worden voorzien. Ook heeft hij niet weersproken dat deze woningbouw betrekking heeft op andere typen woningen dan die in Hilvarenbeek al te koop staan. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, biedt dan ook geen grond voor het oordeel dat onvoldoende inzicht bestaat in de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de in het plan voorziene ontwikkeling niet binnen de planperiode kan worden uitgevoerd.
7. [appellant] betoogt dat het onderzoek dat is uitgevoerd naar de gevolgen van het bestemmingsplan voor door de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermde soorten onvolledig is. Hij stelt dat niet is onderkend dat aan de Bolakker over een lengte van enkele honderden meters een dubbele rij oude eiken staat, waar torenvalken, steenuilen en kerkuilen nestelen.
7.1. De raad stelt dat de bomen aan de Bolakker behouden zullen blijven. Er worden ook geen nieuwe lantaarnpalen geplaatst. Bij een recent onderzoek ter plaatse zijn volgens de raad geen nesten van beschermde vogelsoorten waargenomen.
7.2. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode in de weg staat.
7.3. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt - bijvoorbeeld door overlegging van een deskundigenrapport - dat in de bomen aan de Bolakker nesten van door de Ffw beschermde vogelsoorten aanwezig zijn, nog daargelaten de vraag in hoeverre het bestemmingsplan hierop een verstorend effect tot gevolg heeft. Reeds hierom biedt hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan wat betreft de gevolgen voor door de Ffw beschermde soorten niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode in de weg staat.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond faalt en niet uitdrukkelijk op de toepasselijkheid van artikel 8:69a van de Awb is ingegaan, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of dat artikel van toepassing is.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Jacobs
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2014
717.