201310340/1/A1.
Datum uitspraak: 4 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], gevestigd te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2013 in zaak nr. 13/2240 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2013 heeft het college aan de Stichting Havensteder een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 37 huurappartementen op het perceel plaatselijk bekend Bosplaatstraat ongenummerd Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, kadastraal bekend gemeente Berkel en Rodenrijs, sectie B, nummer 8391.
Bij uitspraak van 3 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. I.M. Quakkelaar, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
In categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw is als project als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangewezen de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.
Nu het plan de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt, is de Chw daarop van toepassing.
2. Ingevolge het bestemmingsplan "Plaszoom" rust op het perceel de bestemming "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen". In dit plan is bepaald dat binnen de bestemming ten minste 550 woningen en maximaal 600 woningen mogen worden gebouwd.
Ingevolge het bestemmingsplan "Plaszoom, Uitwerkingsplan Rodenrijse Zoom, 3e fase (Zone Noordoost)", dat een uitwerking is van de bestemming "Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen" rust op het perceel de bestemming "Wonen, gestapelde woningen".
Ingevolge artikel 4, derde lid, onderdeel c, van de planvoorschriften dienen de te bouwen woningen te voldoen aan hetgeen in de op de plankaart aangegeven 'Tabel woningcategorie' is bepaald.
In de 'Tabel woningcategorie' is een maximale goothoogte van 18 m vermeld.
3. Het bouwplan voorziet in het bouwen van 37 huurappartementen en heeft een goothoogte van 21,50 m. Het bouwplan in strijd is met de in het uitwerkingsplan opgenomen maximale goothoogte en met het in het bestemmingsplan opgenomen maximaal aantal te bouwen woningen. Om realisering van het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 3˚, van de Wabo, een omgevingsvergunning verleend.
4. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet past in het stedenbouwkundig karakter van de omgeving. Zij voeren daartoe aan dat het gebouw een goothoogte heeft van 21,5 m, terwijl de maximale goothoogte op het naastgelegen bedrijventerrein 'Berkelse Poort' slechts 12 m is. Door de te hoge bebouwing wordt in ernstige mate afbreuk gedaan aan het ruimtelijk karakter van de directe omgeving van het bouwplan. Het bouwplan sluit daarnaast niet aan bij de andere appartementsgebouwen, waarmee het op één lijn staat, aldus [appellanten].
4.1. Ingevolge het uitwerkingsplan is op het perceel een maximale bouwhoogte toegestaan van 18 m. In het uitwerkingsplan is geregeld dat na een vrijstelling gebouwd kan worden tot een goothoogte- en bouwhoogte 24 m en 28 m. De rechtbank heeft het college terecht gevolgd in diens standpunt dat het bouwplan nauwelijks afwijkt van wat bij of krachtens dit uitwerkingsplan reeds mogelijk is.
De rechtbank heeft voorts terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan past in het stedenbouwkundig karakter van de omgeving. Hiertoe wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 5.2.1, gelezen in samenhang met de verbeelding, van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Berkelse Poort, Rodenrijs en Spoorhaven" bedraagt de maximale bouwhoogte op het naast het perceel gelegen bedrijventerrein 12 m. Hoewel derhalve een hoogteverschil bestaat tussen het bouwplan en de maximaal toegelaten bouwhoogte op dat bedrijventerrein, bestond dit hoogteverschil al op basis van het geldende uitwerkingsplan. Daarbij komt dat het bouwplan wordt gerealiseerd in de Rodenrijse Zoom. In de aan de aanvraag en het besluit ten grondslag gelegde 'Ruimtelijke onderbouwing appartementen Bosplaatstraat', is vermeld dat de Rodenrijse Zoom een uitbreidingswijk is in Berkel. Het appartementencomplex sluit aan bij de andere appartementencomplexen wat betreft vorm en massa. De situering van het bouwplan binnen de wijk is identiek aan het meest oostelijk gelegen appartementencomplex. De tussen deze twee complexen gelegen gebouwen worden daarmee ingesloten, aldus de ruimtelijke onderbouwing. Het college heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep nader toegelicht dat de stedenbouwkundige opbouw van deze wijk is gericht op tochten met op de koppen appartementencomplexen in de noordelijke helft van de woonwijk. Het meest zuidelijk gelegen appartementencomplex heeft dezelfde langgerekte vorm als het bouwplan, dat het meest noordelijk gelegen complex wordt. Tussen deze complexen liggen vier appartementencomplexen die zijn gedraaid ten opzichte van de andere twee complexen. De rij met appartementencomplexen wordt aan de noordzijde afgesloten met het bouwplan. In de eindsituatie wordt een systematisch patroon benaderd. De herhaling van de massa en bouwhoogte sluit aan bij de reeds vergunde appartementencomplexen, aldus het college. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan uit stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar is in de directe omgeving. Het betoog faalt.
5. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college afdoende heeft gemotiveerd waarom 37 in plaats van de eerder afgesproken 24 appartementen worden gerealiseerd. Volgens hen ontbreekt een actueel onderzoek naar de concrete woningbehoefte op of nabij het perceel. De verwijzing van het college naar de Woonvisie 2009-2013 achten zij onvoldoende, nu deze geen juist beeld geeft van de actuele regionale woningbehoefte.
5.1. Ingevolge artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) zijn, voor zover de omgevingsvergunning wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten derde, van de wet, de artikelen 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) van toepassing.
Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet, voor zover thans van belang, de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de voorwaarde, vermeld onder a van dat artikel, dat wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
5.2. In de aan het besluit ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing 'appartementen Bosplaatstraat' is onder meer verwezen naar de Structuurvisie Lansingerland en de Woonvisie 2009-2013.
In de Structuurvisie is vermeld dat de gemeente onder meer inzet op aantrekkelijk suburbaan wonen in een leefbare en zorgzame omgeving met een eigen identiteit. Het projectgebied maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. Hier staat kwaliteitsverbetering en beheer van het suburbane woon- en leefklimaat voorop. Met 'zorgzame wijken' wil de gemeente wijken bieden met een passend aanbod van woningen, voorzieningen, activiteiten en diensten die erop zijn gericht ervoor te zorgen dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig in een eigen huis of leefomgeving kan blijven wonen, aldus de Structuurvisie.
In de Woonvisie is vermeld dat de gemeente samen met haar partners wil bouwen aan een groene en duurzame leefomgeving, waar alle inwoners veilig en prettig kunnen wonen, werken en recreëren, met een gevarieerd woningaanbod, passend bij de sociale en demografische opbouw van de samenleving. Het beleid van de gemeente is er vooral op gericht om waar nodig de werking van de lokale woningmarkt te verbeteren. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar huishoudens die niet of in onvoldoende mate zelfstandig in goede en betaalbare huisvesting kunnen voorzien. Dat betreft met name de ouderen en starters op de woningmarkt. Een groot deel van de woningvoorraad moet geschikt zijn om ouderen en mensen met functiebeperkingen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Daarnaast is er sprake van een toenemende behoefde aan beschermd, verzorgd en gewoon wonen, aldus de Structuurvisie.
In de ruimtelijke onderbouwing is concluderend vermeld dat in de verschillende beleidskaders wordt aangegeven dat de bouwopgave voor een groot deel gerealiseerd dient te worden door verdichting op bestaande en nieuw te bouwen locaties. Uitgangspunt hierbij is enerzijds dat de stedelijke functies hierin een plaats dienen te krijgen. Anderzijds moet zoveel mogelijk worden tegemoet gekomen aan de woonwensen van starters en mensen met een zorgvraag. De voorgenomen ontwikkeling past binnen deze beleidskaders. De wijziging van het programma van 24 appartementen naar 37 appartementen komt tegemoet aan de vraag in de huidige woningmarkt, aldus de ruimtelijke onderbouwing.
5.3. Het college stelt dat in de wijk Rodenrijse Zoom geen sociale huurappartementen aanwezig zijn en dat er genoeg documentatie voorhanden is over de bestaande behoefte aan sociale woningbouw in de regio en in Lansingerland. Het college heeft in dit verband gewezen op de in de ruimtelijke onderbouwing vermelde Woonvisie. Volgens het college wordt de gemeente in bovenlokale stukken over woningbouwprogramma's specifiek vermeld als gemeente waar de opgave voor sociaal bereikbare woningen achterloopt. Volgens de regionale afspraken moet de gemeente 21% van de woningvoorraad voor deze sociale klasse bereikbare woningen hebben, terwijl dit thans 20,5% is. Volgens het college gaat de aandacht daarbij vooral uit naar huishoudens die niet of in onvoldoende mate zelfstandig in goede en betaalbare huisvesting kunnen voorzien. Dat betreft, aldus het college, met name de ouderen en de starters op de woningmarkt.
5.4. Anders dan [appellanten] betogen, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd dat geen actuele regionale behoefte bestaat aan sociale huurappartementen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het college met de hiervoor weergegeven motivering en de daarbij vermelde stukken voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat een actuele regionale behoefte bestaat aan sociale huurappartementen voor ouderen en starters op de woningmarkt en dat in onder meer bovenlokale beleidsstukken over woningbouwprogramma’s de gemeente specifiek is vermeld als een gemeente waar de opgave voor sociaal bereikbare woningen achterloopt. Dit laatste is door [appellanten] niet bestreden. Dat, zoals [appellanten] stellen, de woningen eerst na 2013 worden gebouwd en de Woonvisie slechts ziet op de periode 2009-2013, leidt niet tot een ander oordeel, nu de Woonvisie ten tijde van het nemen van het besluit actueel was. Voor zover [appellanten] stellen dat geen sprake meer is van een actuele regionale behoefte omdat in de directe omgeving van het perceel reeds wordt voorzien in betaalbare huisvesting, wordt overwogen dat, daargelaten dat plannen voor de door hen bedoelde woningbouw eerst zijn ontwikkeld na het besluit van 6 februari 2013, deze woningbouw geen sociale huurappartementen betreft, maar koopwoningen. Het betoog faalt.
6. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan voorziet in een galerij, die zal worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, zoals opgenomen op de bij het uitwerkingsplan behorende plankaart. Deze afwijking is volgens hen door het college niet gemotiveerd.
6.1. Ingevolge artikel 4, derde lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften mogen de bebouwingsgrenzen worden overschreden door balkons, waarbij de diepte, gemeten vanuit de bebouwingsgrenzen niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
6.2. Het college is in het besluit afgeweken van het uitwerkingsplan. Anders dan [appellanten] betogen heeft het college deze afwijking voldoende gemotiveerd. De privacy van [appellante sub B] wordt door de realisering van de galerij niet zodanig aangetast dat het college geen medewerking aan het bouwplan had kunnen verlenen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het uitwerkingsplan de mogelijkheid van het realiseren van balkons tot een diepte van 2,5 m buiten het bouwvlak mogelijk maakt, de ruimtelijke uitstraling van een galerij daarmee vergelijkbaar is en ter bescherming van de privacy van [appellante sub B], in overleg met haar, de galerij wordt voorzien van een afscheiding die uit ondoorzichtig materiaal bestaat. Het betoog faalt.
7. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning had moeten worden getoetst aan de Parkeernota Berkel en Rodenrijs 2006. Gelet op deze nota geldt voor het bouwplan een parkeernorm van 1,5 parkeerplaatsen per woning, zodat voor het bouwplan 56 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Zo de rechtbank al terecht heeft overwogen dat de aanvraag niet aan de Parkeernota hoefde te worden getoetst, betogen [appellanten] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij de beoordeling van de aanvraag terecht is uitgegaan van de in het bestemmingsplan "Plaszoom" opgenomen norm van 1,1 parkeerplaatsen per woning. Volgens hen is in het bestemmingsplan ten onrechte beoogd aan te sluiten bij de parkeerkencijfers van het CROW, nu het CROW geen rekening houdt met lokale omgevingsfactoren. Voor zover wel van de parkeerkencijfers van het CROW moet worden uitgegaan, betogen [appellanten] dat de rechtbank heeft miskend dat de CROW uitgaat van een parkeernorm die kan oplopen tot 1,7 parkeerplaatsen per woning.
[appellanten] betogen voorts dat de rechtbank er ten onrechte van uit is gegaan dat in de omgeving mede ten behoeve van het bouwplan 89 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De 24 extra parkeerplaatsen worden aldus [appellanten] niet voor het bouwplan gerealiseerd maar voor rijwoningen aan de Bosplaatstraat en Ceresstraat.
7.1. Bij besluit van 31 januari 2013 heeft de raad van de gemeente Lansingerland het bestemmingsplan "Rodenrijse Zoom" vastgesteld. Dit bestemmingsplan omvat mede het hier aan de orde zijnde perceel. Tegen dit bestemmingsplan hebben [appellanten] beroep ingesteld, dat de Afdeling bij uitspraak van 24 december 2013 in zaak nr. 201304073/1 ongegrond heeft verklaard. In die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de door [appellanten] bedoelde Parkeernota Berkel en Rodenrijs 2006 is vervallen. De Afdeling heeft voorts het aantal van 1,1 parkeerplaats per sociaal huurappartement voor bewoners van het appartementencomplex niet onredelijk geacht. De door [appellanten] genoemde publicatie ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ van het CROW gaat, aldus de Afdeling in die uitspraak, voor goedkope appartementen uit van een hiermee vergelijkbare parkeernorm. In hetgeen [appellanten] in hoger beroep hebben aangevoerd, wordt geen aanleiding gezien hierover thans anders te oordelen.
In aanmerking genomen de parkeerbehoefte van 1,1 parkeerplaats per woning en 0,3 parkeerplaats per woning voor de bezoekers, veroorzaakt het bouwplan een parkeerbehoefte van 52 parkeerplaatsen.
7.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat in totaal 89 parkeerplaatsen worden aangelegd. Deze parkeerplaatsen worden aangelegd voor het bouwplan en daarnaast voor 16 nog te ontwikkelen rijwoningen en om de bestaande parkeerdruk te ontlasten. De rechtbank heeft hieruit terecht kunnen afleiden dat er meer parkeerplaatsen worden aangelegd dan volgens de door het college gehanteerde normen nodig is en dat het college afdoende heeft gemotiveerd dat aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan. Het betoog faalt.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2014
473.