ECLI:NL:RVS:2014:2035

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
201310851/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • M. van Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang wegens overtreding van de Afvalstoffenverordening door appellant

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 juni 2014 uitspraak gedaan over een beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 18 september 2013 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen, omdat [appellant] op 13 september 2013 in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 huishoudelijke afvalstoffen had aangeboden. Het college stelde dat [appellant] verantwoordelijk was voor de kosten van de bestuursdwang, die € 126,00 bedroegen.

Na het besluit van 18 september 2013, verklaarde het college op 22 november 2013 het bezwaar van [appellant] ongegrond. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 mei 2014, waar zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren, is de zaak behandeld. De Raad van State heeft overwogen dat volgens de Afvalstoffenverordening het verboden is om huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden aan te bieden dan vastgesteld door het college.

De Raad van State concludeerde dat de huisvuilzak van [appellant] op 13 september 2013 was aangetroffen, wat in strijd was met de geldende regels. [appellant] voerde aan dat hij zijn afval na 22.00 uur had aangeboden, maar de Raad van State oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij de regels niet had overtreden. Het beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201310851/1/A4.
Datum uitspraak: 4 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2013 heeft het college zijn beslissing om op 13 september 2013 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het door [appellant] in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 126,00 voor rekening van [appellant] komt.
Bij besluit van 22 november 2013 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door W.R. Liefden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag is het aanbieden van inzamelmiddelen toegestaan vanaf 22.00 uur op de avond voorafgaand aan de dag van inzameling tot 7.45 uur op de dag van inzameling zelf.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met huishoudelijke afvalstoffen die op 13 september 2013 is aangetroffen ter hoogte van de [locatie] te Den Haag. Volgens het college is deze huisvuilzak, blijkens het daarin aangetroffen stuk met de naam- en adresgegevens van [appellant], tot hem te herleiden en heeft hij, nu niet is gebleken dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden, deze huisvuilzak in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening, in samenhang gelezen met artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, ter inzameling aangeboden.
3. [appellant] voert aan dat hij zijn huisvuil na 22.00 uur heeft aangeboden op de daarvoor aangewezen aanbiedplaats, op de dag voorafgaand aan de voor die locatie vastgestelde inzameldag. Indien de aangetroffen huisvuilzak van hem afkomstig is, dan is deze volgens [appellant] niet opgehaald op de inzameldag.
3.1. Niet in geschil is dat de huisvuilzak op 13 september 2013, een andere dag dan de voor de desbetreffende locatie vastgestelde inzameldag alsmede de daaraan voorafgaande dag, op die locatie is aangetroffen. Voorts heeft het college zich met juistheid op het standpunt gesteld dat deze zak tot [appellant] kan worden herleid, gezien het daarin aangetroffen stuk dat de naam- en adresgegevens van [appellant] bevat. Gelet op het vorenstaande kan [appellant] worden geacht artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening, in samenhang gelezen met artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, te hebben overtreden, tenzij hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden. Met de enkele stelling dat hij de huisvuilzak na 22.00 uur heeft aangeboden, op de dag voorafgaand aan de vastgestelde inzameldag, maar deze op de inzameldag niet is opgehaald, heeft [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij de huisvuilzak niet op een verkeerde dag ter inzameling heeft aangeboden. Het college heeft [appellant] met betrekking tot die huisvuilzak terecht aangemerkt als overtreder.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Hulst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2014
402.