201306024/1/R4.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Gasselte, gemeente Aa en Hunze,
en
de raad van de gemeente Aa en Hunze,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Gasselte" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2014, waar [appellant], bijgestaan door drs. H.P.W. Havens, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door J. ten Cate-Pekel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan betreft een actualisering van bestaande bestemmingsplannen voor het dorp Gasselte en heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter.
3. Het beroep van [appellant], die op het perceel [locatie] te Gasselte woont, is gericht tegen de op dit perceel maximaal toegestane breedte van het hoofdgebouw. [appellant] stelt dat de raad nader had moeten toelichten waarom de raad van een maximale afmeting van het hoofdgebouw van 15 bij 15 m uitgaat. Hij betoogt dat de raad steeds heeft aangegeven dat de bebouwingsregels ter plaatse van het Ericapark een verruiming van de bouwmogelijkheden zouden inhouden. Door het invoeren van maximale afmetingen voor het hoofdgebouw wordt deze verruiming volgens [appellant] echter ongedaan gemaakt. [appellant] stelt voorts dat niet gesproken kan worden van een conserverend bestemmingsplan, nu regels en elementen zijn opgenomen, die ten aanzien van de bouwmogelijkheden op zijn perceel een inperking meebrengen ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. [appellant] heeft in dit verband er op gewezen dat onder het vorige plan het hoofdgebouw op zijn perceel tot een breedte van ongeveer 16 m kon worden uitgevoerd. Het beroep dat de raad doet op harmonisering en standaardisering, gaat volgens [appellant] niet op, aangezien in het op 23 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan Gieten geen maximale afmeting voor hoofdgebouwen is opgenomen.
3.1 De raad stelt dat de regels voor hoofdgebouwen in het plan zijn verruimd ten opzichte van het voorheen geldende plan, nu de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens onder het plan kleiner kan zijn. In deze specifieke situatie is echter sprake van bouwstroken van 15 m breed. Met het opnemen van een maximale breedtemaat voor het bouwen van hoofdgebouwen blijft het open karakter en de ruim opgezette woonwijk behouden, en daarmee de bestaande stedenbouwkundige kwaliteit. Volgens de raad zijn de bestaande regels op elkaar afgestemd en op onderdelen daardoor anders verwoord. Het plan leidt volgens de raad niet tot een verslechtering van de bouwmogelijkheden voor [appellant].
3.2 Blijkens de verbeelding is aan het perceel van [appellant] de bestemming "Wonen-1 (W-1)" toegekend.
Ingevolge artikel 19, lid 19.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor ‘Wonen-1’ aangewezen gronden bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
In lid 19.2, onder a, is bepaald dat voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen de volgende regels gelden:
1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
2. de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
[…];
5. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
6. de breedte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 15 m bedragen, tenzij de bestaande breedte groter is, in welk geval de bestaande breedte als maximale breedte geldt;
7. […].
3.3 In het vorige bestemmingsplan "Bestemmingsplan Gasselte 1982" had het perceel van [appellant] de bestemming "Woondoeleinden, kategorie EO (eengezinshuizen, open bebouwing)".
Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder a, van de voorschriften van dit plan mochten eengezinshuizen uitsluitend binnen de op de plankaart aangegeven bebouwingsvlakken worden gebouwd.
Ingevolge dit lid, onder e, diende bij het betrokken bebouwingsvlak de afstand van elke niet aangebouwde gevel van een eengezinshuis tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 4 m te bedragen, terwijl de som van beide perceelgrensafstanden van hetzelfde bouwperceel minimaal 10 m diende te bedragen.
3.4 In de plantoelichting wordt vermeld dat de raad als belangrijk uitgangspunt hanteert dat de huidige bestaande ruimtelijk-functionele structuur van Gasselte wordt behouden. De raad heeft voor de specifieke situatie van het Ericapark gekozen voor een maximale breedtemaat met het oog op de stedenbouwkundige structuur. Door het hanteren van een maximale breedtemaat wordt het open karakter en de ruim opgezette woonwijk Ericapark behouden en daarmee de bestaande stedenbouwkundige kwaliteit.
3.5 Het perceel van [appellant] is ongeveer 26 meter breed. Het plan maakt het ter plaatse mogelijk om te bouwen tot 3 m van de perceelsgrens, terwijl deze afstand onder het vorige plan ten minste 4 m diende te bedragen. Nu op basis van het vorige bestemmingsplan met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, tweede lid, onder e, van de planvoorschriften op het perceel van [appellant] een hoofdgebouw kon worden opgericht tot een breedte van ongeveer 16 m en in het voorliggende plan is bepaald dat de breedte van het hoofdgebouw ten hoogste 15 m mag bedragen, leidt het plan in dit opzicht tot een zekere inperking van - in zoverre niet benutte - bouwmogelijkheden op het perceel van [appellant]. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan echter geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad heeft in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang van het behoud van het open karakter van het Ericapark dan aan het belang van [appellant] om zijn woning te kunnen verbreden. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant] geen concreet bouwplan kenbaar heeft gemaakt. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een maximale breedtemaat van 15 m voor het hoofdgebouw op het betrokken perceel heeft kunnen vaststellen. Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
271-817.