ECLI:NL:RVS:2014:2081

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
201307196/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor sloop en kap op perceel te Renkum

Op 10 december 2012 verleende het college van burgemeester en wethouders van Renkum een omgevingsvergunning voor het slopen van een villa met bijgebouw en het kappen van bomen op een perceel in Renkum. Deze vergunning was verleend ten behoeve van de uitvoering van een eerder besluit van 28 december 2011, dat de bouw van drie villa's met tien appartementen op hetzelfde perceel mogelijk maakte. De rechtbank Gelderland verklaarde op 25 juni 2013 het beroep van de appellanten tegen deze vergunning ongegrond, waarna zij hoger beroep instelden bij de Raad van State.

De Raad van State behandelde de zaak op 29 april 2014. De appellanten voerden aan dat het college onvoldoende rekening had gehouden met hun belangen, zoals privacy en woongenot, en dat de omgevingsvergunning ten onrechte was verleend, gezien de leegstand van appartementen in de gemeente. De rechtbank had echter terecht geoordeeld dat de belangen van de appellanten in de besluitvorming waren meegenomen. De herplantplicht van vier bomen en de vrijstelling van een strook grond voor groenvoorzieningen waren ook in het besluit opgenomen.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de aanleiding voor de omgevingsvergunning niet was komen te vervallen, ondanks de overdracht van het perceel aan een derde. De enkele overdracht gaf geen aanleiding voor intrekking van de eerder verleende vergunning. Het hoger beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201307196/1/A1.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]) wonend te Renkum,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 juni 2013 in zaak nr. 13/322 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Renkum.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2012 heeft het college aan [vergunninghoudster] omgevingsvergunning verleend voor het slopen van een villa met bijgebouw en het kappen van bomen op het perceel [locatie] te Renkum (hierna: perceel).
Bij uitspraak van 25 juni 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. Blankert, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. De op 10 december 2012 verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een villa met bijgebouw en het kappen van bomen op het perceel is verleend ten behoeve van de uitvoering van een eerder bij besluit van 28 december 2011 verleende omgevingsvergunning. Die vergunning voorziet onder meer in het bouwen van drie villa's met tien appartementen op het perceel. De Afdeling heeft bij uitspraak van 13 november 2013 in zaak nr. 201210785/1/A1 het hoger beroep tegen het besluit van 28 december 2011 ongegrond verklaard. Hierdoor is de bij dat besluit verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van onder meer drie villa's met tien appartementen op het perceel onherroepelijk geworden.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college onvoldoende zijn belangen bij het besluit heeft betrokken. Daartoe voert hij aan dat door het bouwplan de villa en de begroeiing op het perceel zullen verdwijnen, waardoor hij in zijn privacy en woongenot wordt beperkt. Verder voert hij aan dat het college ten onrechte omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van de drie villa's met tien appartementen op het perceel, nu in de gemeente al veel leegstaande appartementen zijn. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bij besluit van 28 december 2011 vergunde bouwplan niet zal worden gerealiseerd, omdat het perceel is verkocht, waardoor de reden voor de bij besluit van 10 december 2012 verleende omgevingsvergunning is komen te vervallen.
2.1. In de gestelde schending van privacy en vermindering van woongenot heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college ten onrechte omgevingsvergunning heeft verleend voor het slopen van de villa met bijgebouw en het kappen van bomen op het perceel ten behoeve van de uitvoering van het bij besluit van 28 december 2011 vergunde bouwplan. Het college heeft bij de besluitvorming rekening gehouden met de vermindering van privacy en het veranderende uitzicht en in het besluit een herplantplicht opgenomen van vier bomen. Deze bomen komen uit elkaar te staan, zodat deze zonder verdrukking kunnen uitgroeien tot volwaardige bomen. Voorts dient vergunninghoudster, blijkens het besluit, een strook van vier meter breed achter en langs de erfgrens van de percelen aan de Maatweg en het perceel van [appellant] vrij te houden ten behoeve van groenvoorzieningen. Het door [appellant] aangevoerde belang inzake het voorkomen van leegstand in de gemeente Renkum ziet op de gevolgen van het bouwen van drie villa's met tien appartementen op het perceel waarvoor op 28 december 2011 omgevingsvergunning is verleend en niet op het thans aan de orde zijnde besluit voor het slopen van de villa met bijgebouw en het kappen van bomen op het perceel. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat op die grond in onderhavige procedure niet inhoudelijk kan worden ingegaan. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de aanleiding voor de omgevingsvergunning van 10 december 2012 niet is komen te vervallen. De omstandigheid dat het perceel is overgedragen aan [persoon] geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, reeds omdat de enkele overdracht van het perceel, waarop het bouwplan zal worden uitgevoerd, geen grond betreft waarvoor het college diende over te gaan tot intrekking van de bij besluit van 28 december 2011 verleende omgevingsvergunning.
De betogen falen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
374-789.