ECLI:NL:RVS:2014:2107

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
201308783/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Dongeburgh 2012 en de gevolgen voor de bouwmogelijkheden van appellanten

In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd 11 juni 2014, wordt het beroep behandeld van appellanten [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Raamsdonksveer, en de besloten vennootschap De Hoge Dennen Holding B.V., gevestigd te Laren, tegen de raad van de gemeente Geertruidenberg. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan "Dongeburgh 2012" door de raad op 27 juni 2013. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij zich met name richten op de bestemmingen die aan hun percelen zijn toegekend.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 maart 2014 ter zitting behandeld. De appellanten betogen dat het bestemmingsplan hen ten onrechte niet de mogelijkheid biedt om op hun perceel met de bestemming "Tuin" een berging te bouwen. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het gemeentelijk beleid niet toestaat om vóór de voorgevel van een woning bebouwing op te richten, en dat de bestemmingen in het plan hierop zijn afgestemd. De Afdeling overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de toetsing door de Afdeling terughoudend is.

De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] wordt ongegrond verklaard. Ook het beroep van De Hoge Dennen, dat zich richt op de bestemmingen en de beperkingen die aan haar perceel zijn opgelegd, wordt ongegrond verklaard. De Afdeling stelt vast dat de raad bij de planvaststelling het bestaande gebruik heeft gerespecteerd en dat de detailhandelsmogelijkheden voor De Hoge Dennen zijn verruimd ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. De uitspraak eindigt met de beslissing dat de beroepen ongegrond worden verklaard.

Uitspraak

201308783/1/R3.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Hoge Dennen Holding B.V., gevestigd te Laren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Geertruidenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Dongeburgh 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en De Hoge Dennen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en De Hoge Dennen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2014, waar [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], De Hoge Dennen, vertegenwoordigd door mr. C. Bos en mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door W.H.C.M. Lemoine, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]
2. Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Tuin" voor het perceel [locatie] in Raamsdonksveer, waar zij wonen. Zij betogen dat het plandeel ten onrechte niet de mogelijkheid biedt om op het deel van hun perceel met de bestemming "Tuin" een berging te bouwen. De bestemming "Tuin" ligt aan de voorzijde van de woning op het perceel. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] voeren aan dat de raad er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat de woning aan de achterzijde grenst aan een waterpartij en dat de perceelsdelen aan weerszijden van de woning een dusdanig groot hoogteverschil hebben, dat het niet mogelijk is om aldaar een berging te bouwen. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen voorts dat het plandeel ten onrechte niet toestaat op evenbedoeld perceelsdeel met de bestemming "Tuin" een poort met een hoogte van 1,80 m te plaatsen.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het conform het gemeentelijk ruimtelijk beleid in beginsel niet is toegestaan om vóór de voorgevel van een woning bebouwing op te richten en dat in het plan de percelen aan de Scheepswerflaan conform dit beleid zijn bestemd. Het plan staat toe om op deze percelen, binnen de woonbestemming, bebouwing op te richten vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van een woning. Volgens de raad leidt bebouwing vóór de voorgevel van een woning tot een ongewenste verandering van het stedenbouwkundige beeld van de omgeving. De raad ziet geen reden om van dit beleid af te wijken. Voorts wijst de raad erop dat het plan toestaat om op het perceelsdeel met de bestemming "Tuin" aan de voorzijde van de woning een poort op te richten met een maximale hoogte van 1 m.
2.2. Aan het plandeel voor het perceel [locatie] zijn de bestemmingen "Tuin" en "Wonen" toegekend.
Ingevolge artikel 9, lid 9.1, van de planregels zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Ingevolge lid 9.2, onder 9.2.1 mogen op deze gronden geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" een bijgebouw mag worden gebouwd ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gebouwde woning.
Ingevolge onderdeel 9.2.2, aanhef en onder a, geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en op minder dan 1 m van openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 1 m, zulks evenwel met uitzondering van erfafscheidingen in zijtuinen bij hoekwoningen mits gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de hoekwoning.
Ingevolge artikel 12, lid 12.2, onder 12.2.3 gelden voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op de voor "Wonen" aangewezen gronden de volgende bepalingen:
a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m van de voorgevelrooilijn.
d. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 60 m².
i. De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf mag maximaal 3,10 m bedragen.
2.3. De raad heeft als beleid de op 27 oktober 2005 door hem vastgestelde regeling voor het bouwen van aan- en bijgebouwen bij woningen gehanteerd. De hierin neergelegde beleidsuitgangspunten zijn de basis geweest voor planregels voor het bouwen bij woonbestemmingen in daarna vastgestelde bestemmingsplannen. Uit de regeling en uit de daarbij behorende toelichting blijkt dat bijgebouwen alleen zijn toegestaan aan de achtergevel van een woning en op het zijerf naast een woning, binnen het daarvoor bestemde bebouwingsvlak of binnen het gebied "bijgebouwen toegestaan". Uit de regeling blijkt voorts dat het, behoudens een erker, niet is toegestaan te bouwen vóór de voorgevelrooilijn van een woning. De raad heeft deze beperking vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijk geacht, nu hiermee de gewenste openheid in een woonwijk wordt gewaarborgd. De bouwregels in het thans voorliggende plan zijn in overeenstemming met de regeling voor het bouwen van aan- en bijgebouwen bij woningen. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij de planvaststelling niet bij het in deze regeling opgenomen beleid mocht aansluiten.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat de raad er geen rekening mee heeft gehouden dat het in hun geval niet mogelijk is om aan de achterzijde van de woning een bijgebouw op te richten, omdat hun perceel aan de achterzijde aan een waterpartij grenst. De Afdeling overweegt dat uit artikel 12, lid 12.2, onder 12.2.3 van de planregels, gelezen in samenhang met de verbeelding, volgt dat op het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] op het zijerf bijgebouwen mogen worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn en dat op dit zijerf aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen met een maximale goot- en bouwhoogte van 3,10 m zijn toegestaan, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte daarvan, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak maximaal 60 m² mag bedragen. Gelet op de omvang van de toegestane aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat om van het bestaande beleid af te wijken door in het plan voor het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] het oprichten van bijgebouwen ook vóór de voorgevelrooilijn toe te staan. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat aldus de gewenste openheid in de woonwijk wordt gewaarborgd. Over het door de [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] gestelde hoogteverschil op het zijerf overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat het zijerf niet ten dele geschikt kan en mag worden gemaakt voor bebouwing.
Over het betoog van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] dat het plan ten onrechte niet toestaat op het perceelsdeel met de bestemming "Tuin" een poort met een hoogte van 1,80 m te plaatsen, overweegt de Afdeling als volgt. Uit artikel 9, lid 9.2, onder 9.2.2, aanhef en onder a, van de planregels volgt dat erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en op minder dan 1 m van openbaar gebied mogen worden opgericht, met dien verstande dat deze een maximale bouwhoogte van 1 m mogen hebben. De raad heeft toegelicht dat het stedenbouwkundig niet wenselijk is om hogere erf- en terreinafscheidingen aan de voorzijde van een woning toe te staan, omdat daarmee de beoogde openheid naar het water aan de achterzijde van de woning verloren gaat. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de planvaststelling niet van dit uitgangspunt mocht uitgaan. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de plantoelichting volgt dat bij de planopzet is uitgegaan van de interactie tussen het woongebied en het water. Het woongebied, waarin het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ligt, is opgebouwd rondom een aanwezige bergingsvijver, die volgens de plantoelichting als een fraai waterelement in de woonwijk dient. Gelet op het voorgaande heeft de raad er in redelijkheid voor kunnen kiezen om de beoogde openheid naar het water in het plan te waarborgen door op het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] vóór de voorgevelrooilijn erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1 m toe te staan.
Het betoog faalt.
2.4. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] geen aanleiding.
Het beroep van De Hoge Dennen
2.6. Het beroep van De Hoge Dennen heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "detailhandel" en "detailhandel volumineus" voor haar perceel Boterpolderlaan 11 in Raamsdonkveer. De Hoge Dennen verhuurt op dat perceel een pand bestaande uit vier units.
Zij betoogt allereerst dat zij ten opzichte van het voorheen geldende planologische regime ten onrechte wordt beperkt in de reguliere detailhandelsmogelijkheden voor haar perceel. Aan de perceelsdelen ter plaatse van de units 1 en 2 van het pand is de aanduiding "detailhandel" toegekend. De Hoge Dennen voert aan dat deze aanduiding ten onrechte niet tevens aan het perceelsdeel ter plaatse van unit 3 van het pand is toegekend, waardoor het voeren van reguliere detailhandel op dat perceelsdeel niet is toegestaan.
De Hoge Dennen voert voorts aan dat in het plan ten onrechte voor haar perceel is vastgelegd dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" slechts een supermarkt en een slijterij zijn toegestaan en dat daarvoor ten onrechte een maximaal toegestane vloeroppervlak is vastgesteld.
2.6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat De Hoge Dennen niet door het plan wordt benadeeld, nu de detailhandelsmogelijkheden voor het perceel Boterpolderlaan 11 juist zijn verruimd ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan "Boterpolder". Het assortiment dat volgens dat bestemmingsplan mocht worden verkocht, mag ook volgens het thans voorliggende bestemmingsplan worden verkocht, hetzij vanuit het gedeelte met de aanduiding "detailhandel", binnen de units 1 en 2 van het pand, hetzij vanuit het gedeelte met de aanduiding "detailhandel volumineus", binnen de units 3 en 4 van het pand. De raad wijst er tevens op dat het voorheen geldende bestemmingsplan het voeren van detailhandelsactiviteiten op het perceel niet rechtstreeks toestond. Het voeren van detailhandel was eerst na toepassing van een vrijstellingsbepaling mogelijk, aldus de raad.
De raad stelt voorts dat hij bij de planvaststelling heeft aangesloten bij het gemeentelijke beleid, als opgenomen in het Masterplan Centrum Raamsdonkveer 2010. De raad stelt zich op het standpunt dat hij, gelet op dit beleid, het bestaande gebruik op het perceel, te weten de supermarkt met de slijterij op de perceelsdelen ter plaatse van de units 1 en 2, als zodanig heeft bestemd. Het verder uitbreiden van de detailhandelsmogelijkheden op dat perceel zou strijd met het gemeentelijke beleid opleveren, aldus de raad.
2.6.2. In het voorheen geldende bestemmingsplan "Boterpolder" is aan het plandeel voor het perceel Boterpolderlaan 11 de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de aanduiding "detailhandel toegestaan" toegekend.
Ingevolge artikel D, lid III, aanhef en onder c, van de planvoorschriften was het college van burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen voor de uitoefening van detailhandel in goederen ter plaatse van de gronden met de aanduiding "detailhandel toegestaan", met dien verstande dat hiervoor de volgende bepalingen golden:
1. het gezamenlijke verkoopvloeroppervlak mocht ten hoogste 6.420 m² bedragen;
2. niet minder dan 60% van het gezamenlijke verkoopvloeroppervlak mocht worden gebruikt voor de verkoop van woninginrichtings- en campingartikelen.
2.6.3. Bij besluit van 22 maart 1983 is met toepassing van artikel D, lid III, aanhef en onder c van de planvoorschriften aan De Wit Holding B.V., de rechtsvoorganger van De Hoge Dennen, voor het perceel Boterpolderlaan 11 vrijstelling verleend voor het voeren van detailhandelsactiviteiten. Volgens die vrijstelling mocht bij een bruto verkoopvloeroppervlak van 6.400 m² ongeveer 2.250 m², zijnde 40% van het netto verkoopvloeroppervlak, worden gebruikt voor een foodafdeling inclusief een textielafdeling en ongeveer 3.350 m², zijnde 60% van het netto verkoopvloeroppervlak, voor de verkoop van woninginrichtings- en campingartikelen.
2.6.4. In het thans voorliggende plan is aan het plandeel voor het perceel Boterpolderlaan 11 in Raamsdonkveer de bestemming "Bedrijf" toegekend en aan gedeelten van het plandeel de functieaanduidingen "detailhandel" of "detailhandel volumineus".
Ingevolge artikel 1 van de planregels wordt onder "detailhandel" begrepen het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor gebruik ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Ingevolge hetzelfde artikel wordt onder "detailhandel volumineus" begrepen detailhandel die vanwege aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben. Het gaat hierbij om winkelvormen in de volgende branches:
- Doe-het-zelf
- Tuin en dier
- Wonen
- Buitensport
- ABC-goederen (auto’s, boten, caravans),
en hiermee gelijk te stellen detailhandel, alsmede in ondergeschikte vorm bijbehorende accessoires.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder c en d, zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden onder meer bestemd voor detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" en volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus".
Ingevolge lid 3.3, onder b, is op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" uitsluitend één supermarkt met een bruto vloeroppervlak van maximaal 3.049,45 m² toegestaan inclusief één slijterij van maximaal 66,65 m².
Ingevolge lid 3.3, onder c, is op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus" uitsluitend detailhandel in volumineuze goederen toegestaan.
Ingevolge artikel 25, lid 25.4, mag het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
Ingevolge lid 25.7, is lid 25.4 niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
2.6.5. In het voorheen geldende plan gold voor het perceel Boterpolderlaan 11, met toepassing van de bij besluit van 22 maart 1983 verleende vrijstelling, dat ongeveer 2.250 m² van het verkoopvloeroppervlak bestemd was voor een foodafdeling inclusief een textielafdeling. In het thans voorliggende plan is aan het plandeel voor het perceel Boterpolderlaan 11 ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" een supermarkt inclusief een slijterij met een maximale bruto vloeroppervlak van maximaal 3049,45 m² toegestaan. De Afdeling stelt vast dat de raad aldus het vloeroppervlak, dat kan worden aangewend voor het voeren van reguliere detailhandel met ongeveer 800 m² heeft vergroot. De Afdeling stelt voorts vast dat de raad het ten tijde van de planvaststelling op het perceel Boterpolderlaan 11 op de perceelsdelen ter plaatse van de units 1 en 2 bestaande reguliere detailhandelsgebruik met een vloeroppervlak van ongeveer 3.000 m² als zodanig in het plan heeft bestemd. Nu in het plan het bestaande detailhandelsgebruik is vastgelegd en het toegestane vloeroppervlak voor reguliere detailhandel is vergroot ten opzichte van het voorheen geldende planologische regime, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om bij de planvaststelling het vloeroppervlak voor de reguliere detailhandel op het perceel nog verder te vergroten door ook aan het perceelsdeel, ter plaatse van unit 3, de aanduiding "detailhandel" toe te kennen.
Over het betoog van De Hoge Dennen dat in het plan ten onrechte voor haar perceel is vastgelegd dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" slechts een supermarkt en een slijterij zijn toegestaan en dat daarvoor ten onrechte het maximaal toegestane vloeroppervlak is vastgesteld, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft bij de planvaststelling aangesloten bij het Masterplan Centrum Raamsdonkveer 2010. Het hierin opgenomen beleid is erop gericht om detailhandel in het centrumgebied te concentreren. Volgens dit beleid moet ontwikkeling van winkelgebieden elders in de kern, behalve in winkelcentrum Krijgsmangeerde, worden ontmoedigd. Hiertoe is in het Masterplan over de supermarkt op het perceel van De Hoge Dennen als ambitie opgenomen dat deze supermarkt naar het centrumgebied wordt verplaatst. Het Masterplan vermeldt dat verdere uitbreiding van winkelfuncties buiten het centrumgebied niet wenselijk is, maar dat bestaand gebruik zal worden gerespecteerd. De Afdeling overweegt dat de raad zich bij de planvaststelling in redelijkheid bij het in het Masterplan geformuleerde beleid heeft mogen aansluiten. De raad heeft in overeenstemming met dit beleid het bestaande gebruik op het perceel in het plan mogen vastleggen en, ter voorkoming van verdere uitbreiding van winkelfuncties buiten het centrumgebied, in redelijkheid voorwaarden kunnen stellen aan het maximaal toegestane bruto vloeroppervlak voor de supermarkt en de slijterij. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in het plan voor het perceel Boterpolderlaan 11 in redelijkheid kunnen vastleggen dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" uitsluitend een supermarkt en een slijterij zijn toegestaan en daarvoor het maximaal toegestane vloeroppervlak kunnen vaststellen.
In hetgeen De Hoge Dennen heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat zij door het vastgestelde plan ten opzichte van het voorheen geldende planologische regime ten onrechte wordt beperkt in de reguliere detailhandelsmogelijkheden voor het perceel Boterpolderlaan 11.
Het betoog faalt.
2.7. De Hoge Dennen betoogt voorts dat de omschrijving van het begrip "detailhandel volumineus", als opgenomen in het vastgestelde plan, ten onrechte is beperkt ten opzichte van de omschrijving daarvan in het ontwerpplan. Zij voert hiertoe aan dat in het vastgestelde plan de verkoop van artikelen uit de branches speelgoed, campingartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair niet meer is toegestaan.
2.7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij voor de omschrijving van het begrip "detailhandel volumineus", zoals opgenomen in het vastgestelde plan, heeft aangesloten bij de Visie Detailhandel. Het hanteren van verschillende omschrijvingen voor dit begrip acht de raad onwenselijk. Dit leidt tot onduidelijkheid voor de inwoners van de gemeente, aldus de raad.
2.7.2. Volgens de Visie Detailhandel van de gemeente Geertruidenberg wordt onder perifere grootschalige detailhandel, waaronder de Visie verstaat perifere detailhandel volumineus en grootschalige detailhandel volumineus, de volgende branches begrepen: doe-het-zelf, tuin en dier, wonen, buitensport en ABC-goederen (auto's, boten en caravans). Bijlage 1 bij de Visie Detailhandel vermeldt welke winkelvormen binnen deze branches vallen. De Afdeling overweegt dat uit de bijlage volgt dat campingartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair respectievelijk onder de branches buitensport, doe-het-zelf en wonen vallen en derhalve zijn toegestaan. De branche speelgoed valt volgens de bijlage niet onder perifere detailhandel volumineus of grootschalige detailhandel volumineus, maar was in het ontwerpplan evenmin toegestaan.
Het betoog dat de omschrijving van het begrip "detailhandel volumineus", als opgenomen in het vastgestelde plan, is beperkt ten opzichte van de omschrijving daarvan in het ontwerpplan, mist feitelijke grondslag.
2.8. De Hoge Dennen betoogt dat zij ten opzichte van het voorheen geldende plan ten onrechte is beperkt in haar detailhandelsmogelijkheden door de toekenning van de functieaanduiding "detailhandel volumineus" aan het perceelsdeel ter plaatse van unit 4 van het pand.
2.8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat De Hoge Dennen niet wordt benadeeld, nu, gelet op de omschrijving van het begrip "detailhandel volumineus", de detailhandelsmogelijkheden voor dat perceelsdeel in het huidige plan zijn verruimd ten opzichte van het voorheen geldende plan.
2.8.2. In het voorheen geldende planologische regime was ter plaatse ingevolge artikel D, lid III, aanhef en onder c, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Boterpolder", met toepassing van de bij besluit van 22 maart 1983 verleende vrijstelling, de verkoop van woninginrichtings- en campingartikelen toegestaan.
Gelet op de in artikel 1 van het thans voorliggende plan opgenomen omschrijving van het begrip "detailhandel volumineus", zijn de detailhandelsmogelijkheden verruimd, nu onder het nieuwe planologische regime de verkoop van artikelen uit meer branches dan alleen de branches woninginrichtings- en campingartikelen is toegestaan. Daarnaast blijkt uit deze begripsomschrijving dat, los van de expliciet vermelde branches, ook met die branches gelijk te stellen detailhandel en, in ondergeschikte vorm, bijbehorende accessoires zijn toegestaan. In hetgeen De Hoge Dennen heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat zij door het plandeel, voor het perceelsdeel ter plaatse van unit 4, ten opzichte van het voorheen geldende plan is beperkt in haar detailhandelsmogelijkheden.
Het betoog faalt.
2.9. Gelet op het voorgaande is het beroep van De Hoge Dennen ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van het beroep van De Hoge Dennen geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
408.