ECLI:NL:RVS:2014:2108

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
201308789/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Centrum Raamsdonksveer en de gevolgen voor de woon- en leefomgeving

Op 11 juni 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Centrum Raamsdonksveer" dat op 27 juni 2013 door de gemeenteraad van Geertruidenberg was vastgesteld. De appellanten, bewoners van Raamsdonksveer, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor negatieve gevolgen voor hun woon- en leefklimaat door de toekenning van de bestemming "Centrum" aan de percelen Hoofdstraat 8 en 10. De appellanten betogen dat deze bestemming niet in overeenstemming is met de gemeentelijke structuurvisie en dat de raad onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de keuze van deze bestemming.

De Raad van State overweegt dat de gemeenteraad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de Afdeling bestuursrechtspraak deze beslissingen terughoudend toetst. De raad heeft in zijn beleid aangegeven dat de ontwikkeling van het centrum van Raamsdonksveer noodzakelijk is voor het verbeteren van het voorzieningenniveau en het economische centrum. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid heeft kunnen aansluiten bij dit beleid en dat de gekozen bestemming niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de appellanten.

Daarnaast is er een tweede beroep ingediend door andere appellanten die zich zorgen maken over de aanleg van een weg achter hun woning, die mogelijk leidt tot geluidsoverlast en vermindering van privacy. De Raad van State oordeelt dat de raad ook hier in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de aanleg van de weg, aangezien deze noodzakelijk is voor de verkeersafwikkeling en de bereikbaarheid van het parkeerterrein. De Afdeling wijst erop dat de raad bij de keuze van bestemmingen een afweging moet maken van alle betrokken belangen en dat hij dit op zorgvuldige wijze heeft gedaan.

Uiteindelijk verklaart de Raad van State beide beroepen ongegrond, waarmee het bestemmingsplan en de bijbehorende besluiten van de gemeenteraad in stand blijven. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de gemeenteraad en de terughoudende toetsing door de rechter.

Uitspraak

201308789/1/R3.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
2. [appellanten sub 2], wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
en
de raad van de gemeente Geertruidenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Raamsdonksveer" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2014, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2 B], en de raad, vertegenwoordigd door M.G. de Leeuw, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
2. Het beroep van [appellant sub 1], die woont op het perceel [locatie 1] in Raamsdonksveer, richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Centrum" en de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1" voor de percelen Hoofdstraat 8 en 10 in Raamsdonkveer. De achterzijde van deze percelen grenst aan het Schoolpad.
[appellant sub 1] betoogt allereerst dat de raad ten onrechte aan de percelen Hoofdstraat 8 en 10 de bestemming "Centrum" heeft toegekend, zodat ter plaatse detailhandel is toegestaan. Volgens hem behoren die percelen niet tot het kernwinkelgebied. [appellant sub 1] voert aan dat de raad de bestemming "Centrum" voor de percelen Hoofdstraat 8 en 10 niet heeft onderbouwd en dat deze in strijd is met in de gemeente geldende structuurvisie en de detailhandelsvisie.
2.1. De raad stelt dat het gemeentelijke beleid gericht is op het realiseren van een herkenbaar centrumgebied en voorzieningenaanbod binnen de gemeente. In de op 10 juli 2001 vastgestelde Structuurvisieplus is opgenomen dat het centrum van Raamsdonksveer, dat wordt beschouwd als het hoofdwinkelcentrum van de gemeente, verder zal worden ontwikkeld als een commercieel en bestuurlijk centrum. Dit beleid is op hoofdlijnen uitgewerkt in de Visie Detailhandel. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan opgenomen ontwikkeling voor de percelen Hoofdstraat 8 en 10 binnen dit beleid past.
2.2. De percelen Hoofdstraat 8 en 10 lopen aan de achterzijde door tot aan het Schoolpad.
In het voorheen geldende bestemmingsplan "Raamsdonksveer Centrum" was aan die percelen de bestemming "Woondoeleinden" toegekend. Tevens was ter plaatse een ambachtelijk bedrijf toegestaan.
2.3. In het plan is aan het plandeel voor de percelen Hoofdstraat 8 en 10 de bestemming "Centrum" met de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid, 4.1, van de planregels zijn de voor "Centrum" aangewezen gronden bestemd voor
a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
b. een supermarkt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
c. bestaande horeca;
d. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3";
e. bestaande dienstverlening;
f. één seksinrichting;
g. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
h. bestaande maatschappelijke en culturele voorzieningen;
i. bestaande industriële en ambachtelijke bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën A, B en C van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, met uitzondering van:
1. geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
2. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
j. wonen op de verdiepingen al dan niet ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast" in combinatie met een bed and breakfast;
k. bestaand wonen op de begane grond al dan niet ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast" in combinatie met een bed and breakfast;
l. ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten’ zijn nieuwe woningen uitgesloten;
m. terrassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "terras";
n. aan-huis-verbonden beroepen;
o. verkeersvoorzieningen en (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
p. groenvoorzieningen en verhardingen;
q. nutsvoorzieningen.
Ingevolge artikel 22, lid 22.1, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd voor het gebied ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van detailhandel en woningen, met dien verstande dat:
a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 3;
b. de goothoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 8 m
c. de bouwhoogte van de bebouwing aan de Hoofdstraat niet meer bedraagt dan 10 m en de bouwhoogte van de bebouwing aan de Schoolpad niet meer bedraagt dan 13,5 m;
d. aangesloten wordt bij de bepalingen van de bestemming "Centrum";
k. voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in de relevante CROW-publicatie over parkeerkencijfers.
2.4. Het door de raad gehanteerde beleid is neergelegd in de volgende beleidsstukken.
In de Structuurvisieplus is de versterking van het commercieel centrum van Raamsdonksveer als uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid genomen. Het centrum van Raamsdonksveer heeft zich ontwikkeld langs de Keizersdijk en de Wilhelminalaan en heeft zich uitgebreid ter hoogte van het Heereplein, het Schoolpad, de Hoofdstraat en het Poststraatje.
In de Visie Detailhandel staat dat er binnen de gemeente Geertruidenberg ruimte is voor één hoofdwinkelgebied, waar het optimale winkelaanbod aanwezig is voor alle boodschappen en een zo breed mogelijk aanbod van frequent benodigde non-foodartikelen. Belangrijk is dat in dit winkelgebied optimale condities, wat betreft bereikbaarheid, parkeerruimte en inrichting, worden gecreëerd en dat er in een compact gebied ruimte wordt geboden voor een optimaal winkelaanbod. Volgens de Visie Detailhandel is de omvang van het winkelaanbod in het centrum van Raamsdonksveer te klein om als verzorgingsgebied voor de circa 21.500 inwoners van de gemeente Geertruidenberg te kunnen dienen. Om de functie van voornaamste boodschappencentrum voor deze inwoners te kunnen vervullen is versterking van de positie van het centrum van Raamsdonksveer nodig, zo blijkt uit deze visie.
In het Masterplan, vastgesteld in november 2010, staat dat versterking van het centrum van Raamsdonksveer wordt beoogd en dat de Hoofdstraat en omgeving een van de ruimtelijke dragers hiervoor is.
2.5. De Afdeling overweegt dat de raad zich bij de planvaststelling in redelijkheid bij dit beleid heeft kunnen aansluiten. Hierbij is in aanmerking genomen dat de raad heeft toegelicht dat het functioneren van het centrum van Raamsdonksveer zich in een negatieve spiraal bevindt en dat het detailhandelsaanbod ter plaatse afneemt, zodat het wenselijk is om het voorzieningenniveau en het economische centrum te verbeteren. De raad heeft gesteld dat de uitbreiding van het centrum naar de Hoofdstraat en het Schoolpad reeds in de Structuurvisieplus is vermeld en dat in het Masterplan is aangeduid welke bebouwing binnen welk gebied van het centrum mogelijk is. De voor de Hoofdstraat en omgeving beoogde ontwikkeling is in het Masterplan opgenomen. In het kader van het Masterplan heeft een detailhandelsonderzoek plaatsgevonden, waaruit naar voren is gekomen dat het voorzieningenniveau binnen de gemeente voor zowel het dagelijkse als het niet-dagelijkse aanbod onder het landelijke gemiddelde ligt. In het terzake geldende beleid is vastgelegd dat ter versterking van het commercieel centrum in Raamsdonksveer een marginaal oppervlak aan het bestaande detailhandelsaanbod worden toegevoegd door een actieve (her)ontwikkeling van panden. Volgens de raad is bij de voorbereiding van het beleid geconstateerd dat de beoogde ontwikkeling op de percelen Hoofdstraat 8 en 10 niet zal leiden tot een overaanbod van commerciële ruimte in het centrum van Raamsdonksveer.
De raad heeft opgemerkt dat binnen het strak begrensde centrumgebied voldoende winkelpanden beschikbaar moeten zijn. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is in het plan voor de percelen Hoofdstraat 8 en 10 bij recht detailhandel toegestaan. De raad heeft toegelicht dat dit nodig is, omdat de situatie volgens het voorheen geldende planologische regime, waarbij wonen en een ambachtelijk bedrijf waren toegestaan, ruimtelijk gezien niet wenselijk is en afbreuk doet aan de uitstraling die hoort bij het commercieel centrum in Raamsdonksveer.
Het betoog faalt.
3. [appellant sub 1] betoogt voorts dat het plandeel ten onrechte op de percelen Hoofdstraat 8 en 10 een bouwwerk met een maximale bouwhoogte van 14 m toestaat. Hij vreest voor een ernstige aantasting van zijn woongenot, nu, naar hij stelt, een blinde muur met een hoogte van 14 m voor zijn woning komt te staan. Timermans vreest voorts voor verrommeling en een mistroostig aanzien van het Schoolpad als gevolg van deze muur en de aanwezigheid van afvalcontainers.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat na toepassing van de in artikel 22 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse voor de realisering van een winkelruimte en maximaal drie appartementen een bouwwerk van maximaal 13,5 m kan worden opgericht. De raad heeft deze bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar geacht. Bij de voorbereiding van het plan is rekening gehouden met de situatie dat de ingang van deze appartementen naar het Schoolpad zal zijn georiënteerd. Daarnaast zal de ter plaatse toegestane winkel zorgen voor etalages aan de kant van het Schoolpad. Volgens de raad leidt dit tot meer levendigheid aan het Schoolpad, waarmee verrommeling en een mistroostig aanzien worden tegengegaan.
3.2. Voor zover [appellant sub 1] vreest voor een verslechtering van de woon- en leefklimaat aan het Schoolpad als gevolg van de mogelijkheden van het plan voor de percelen Hoofdstraat 8 en 10, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Voor het oordeel dat [appellant sub 1] onaanvaardbaar wordt aangetast in zijn woon- en leefgenot ziet de Afdeling geen aanleiding. Volgens artikel 22, lid 22.1, aanhef en onder 1 sub c, van de planregels mag de bouwhoogte van de bebouwing op de percelen Hoofdstraat 8 en 10 aan de zijde van het Schoolpad niet meer bedragen dan 13,5 m. Volgens de plantoelichting en zoals ter zitting is gebleken voorziet de voor deze percelen beoogde ontwikkeling in de bouw van een winkelruimte op de begane grond en deels op de eerste verdieping alsmede in maximaal drie appartementen op de tweede verdieping. De raad heeft de maximale bouwhoogte van 13,5 m noodzakelijk geacht, gelet op een doelmatige exploitatie van het pand. Weliswaar zal door de beoogde ontwikkeling de situatie aan het Schoolpad veranderen, maar deze zal niet zodanig zijn dat het woon- en leefgenot van [appellant sub 1] in onaanvaardbare mate wordt aangetast. Hierbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling reeds panden staan met een maximale hoogte van 9 m.
Het betoog faalt.
4. [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte de parkeerproblematiek, die volgens hem ontstaat als gevolg van de uitbreiding van het winkelgebied en de bouw van appartementen, niet heeft onderkend.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat na toepassing van de in artikel 22 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor de drie te bouwen appartementen vier parkeerplaatsen op eigen terrein zullen worden aangelegd. De overige parkeerbehoefte dient te worden opgelost in het openbare gebied.
4.2. Volgens de plantoelichting is voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen gerekend met parkeerkencijfers van het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW. Volgens deze parkeerkencijfers is het aantal benodigde parkeerplaatsen voor woningen op een verdieping in het centrum in een matig stedelijk gebied minimaal 0,7 - 1,2 per woning. Bij de voorbereiding van het plan is rekening gehouden met vier parkeerplaatsen. Over de overige parkeerbehoefte van bezoekers van het centrumgebied is in het plan opgenomen dat deze dient te worden opgelost in het openbare gebied. Ingeval nog meer parkeerplaatsen nodig blijken, zal de projectontwikkelaar de kosten voor het aanleggen van parkeervakken in het openbare gebied betalen aan het gemeentebestuur door een bijdrage te storten in het parkeerfonds. Geler hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet is ingegaan op eventuele parkeerproblematiek als gevolg van de ontwikkelmogelijkheden op de percelen Hoofdstraat 8 en 10.
Het betoog faalt.
5. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Centrum" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" voor de percelen Hoofdstraat 8 en 10 heeft vastgesteld.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het beroep van [appellanten sub 2]
8. Het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" voorziet in de aanleg van een weg van de Keizersdijk naar het achtergelegen parkeerterrein Oostpolder. Deze weg is voorzien in het verlengde van de doorsteek tussen de woningen Keizersdijk 10 en 14, langs de achterzijde van het perceel van [appellanten sub 2] aan de [locatie 2]. Thans is op de plaats waar de weg is voorzien een voetpad en een groenstrook aanwezig.
9. [appellanten sub 2] vrezen nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat in de vorm van vermindering van hun privacy, trillings- en geluidoverlast en vermindering van de luchtkwaliteit, nu het plan het mogelijk maakt dat de weg achter hun tuin wordt aangelegd.
[appellanten sub 2] achten het aan het plan ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek ondeugdelijk, nu geen geluidmeting op de gevel van hun woning heeft plaatsgevonden en bij het onderzoek geen rekening is gehouden met het bevoorradings- en ander verkeer dat van de weg gebruik zal maken om van en naar de supermarkt te rijden. Ook wat betreft de luchtkwaliteit had met dit verkeer rekening moeten worden gehouden, aldus [appellanten sub 2].
[appellanten sub 2] betogen voorts dat het plan het ten onrechte mogelijk maakt om ter plaatse lichtmasten tot 12 m hoog op te richten, waardoor zij, naar zij stellen, lichthinder zullen ervaren.
[appellanten sub 2] voeren verder aan dat de aanleg van de weg thans nog niet noodzakelijk is, nu de aanleg onlosmakelijk verbonden is met de komst van een supermarkt en die supermarkt niet in het plan is voorzien. Voor zover het achterliggende parkeerterrein onvoldoende wordt gebruikt had een betere bewegwijzering kunnen worden aangebracht. Ook had de weg verder van hun perceel kunnen worden voorzien. Aan deze alternatieven heeft de raad ten onrechte geen aandacht besteed, aldus [appellanten sub 2].
9.1. De raad stelt dat het voorheen geldende bestemmingsplan "Oostpolder" voorzag in het parkeerterrein Oostpolder. Hiermee werd een goede verkeers- en parkeerafwikkeling voor het centrum van Raamsdonksveer beoogd. Om aansluiting te verkrijgen met de Keizersdijk zijn twee doorsteken voor langzaam verkeer naar het parkeerterrein aangelegd. Een van die doorsteken lag tussen de woningen Keizersdijk 10 en 14. De achterliggende gedachte van dat bestemmingsplan was dat met de tijd een ontsluitingsweg voor winkelend publiek zou worden gecreëerd. De raad stelt dat deze ontwikkeling in het Masterplan en in het voorliggende bestemmingsplan is uitgewerkt.
9.2. In het plan is aan het plandeel voor het gebied achter het perceel van [appellanten sub 2] de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.
Ingevolge artikel 11, lid 11.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor:
a. voorzieningen voor verkeer en verblijf met een verblijfskarakter;
b. parkeervoorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. markten en evenementen;
f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. een kiosk;
h. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
i. standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "standplaatsen";
j. terrassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "terras";
k. incidentele, kortstondige evenementen;
l. een evenemententerrein voor terugkerende, langdurige evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein";
m. ondergrondse inzamelpunten voor huishoudelijke afvalstoffen.
Ingevolge lid 11.2, onder 11.2.2, aanhef en onder a, geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de bepaling dat de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
9.3. In het Masterplan wordt uitgegaan van een autoluw centrum van Raamsdonksveer. In dat verband dient de verkeersintensiteit op de Keizersdijk te worden verminderd, zodat een herinrichting kan plaatsvinden. Hiertoe is in de Keizersdijk een verkeerskundige knip vereist, waardoor deze geen doorgaande route meer zal zijn. Verder is in het Masterplan opgenomen dat het parkeerterrein Oostpolder bij het centrumgebied dient te worden betrokken door het situeren van een supermarkt aan het parkeerterrein en dat een goede autobereikbaarheid daarvan dient te worden gewaarborgd. In overeenstemming hiermee heeft de raad in het thans voorliggende plan de aanleg van de weg, gelegen achter het perceel van [appellanten sub 2], mogelijk gemaakt. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij de planvaststelling niet bij het in het Masterplan opgenomen beleid mocht aansluiten. Volgens de raad is de wegaanleg noodzakelijk voor een goede autobereikbaarheid van het parkeerterrein, ongeacht of een supermarkt aan het parkeerterrein zal worden gerealiseerd. Vaststaat dat ten tijde van de planvaststelling nog geen besluit was genomen dat voorzag in de komst van een supermarkt ter plaatse. Gelet hierop hoefde de raad in redelijkheid in het te verrichten onderzoek geen rekening te houden met de gevolgen van de komst van een supermarkt voor met name luchtkwaliteit en geluidoverlast. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat deze gevolgen aan de orde kunnen komen indien verdere besluitvorming daaromtrent plaatsvindt.
Blijkens het akoestisch onderzoek zijn berekeningen gemaakt ter plaatse van de gevels van de woningen Keizersdijk 10 en 14 en zal vanwege de nieuwe weg worden voldaan aan de voorkeurswaarden van de Wet geluidhinder. Nu deze gevels op een veel geringere afstand van de weg liggen dan de gevel van de woning van [appellanten sub 2], valt niet in te zien dat in dit opzicht aanvullend onderzoek noodzakelijk was. Gegeven deze afstand van het plandeel waarop de weg is voorzien tot aan de woning van [appellanten sub 2], te weten 40 m, valt niet in te zien dat ter plaatse van een onacceptabele trillinghinder sprake zal zijn. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de uitgevoerde berekeningen inzake de luchtkwaliteit onjuist zijn.
Over de door [appellant sub 2 B] gestelde lichthinder vanwege de lichtmasten die volgens het plan ter plaatse tot maximaal 12 m hoog mogen worden opgericht, wijst de Afdeling erop dat de afstand van de weg tot de woning van [appellanten sub 2] ongeveer 40 m is en dat bij het bestaande voetpad al lantaarns aanwezig zijn. Overigens, zo heeft de raad ter zitting verklaard, betreft de hoogte van 12 m een maximale invulling van het plan en zal voor wat betreft de straatverlichting, welke ziet op de uitvoering van het plan, aansluiting worden gezocht bij een passend uiterlijk in het bestaand gebied.
Verder is van belang dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Blijkens de stukken heeft de raad de verschillende mogelijkheden afgewogen en is hij gemotiveerd tot deze keuze gekomen. Gegeven het belang dat is gediend met het realiseren van een autoluw centrum dat tegelijkertijd ook goed met de auto bereikbaar is, bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad, afwegende de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot het bestreden plandeel heeft kunnen komen. Mede in aanmerking genomen het binnenstedelijke karakter van de locatie is niet aannemelijk is gemaakt dat ter plaatse sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellanten sub 2].
9.4. Hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat na de aanleg van de weg van de Keizersdijk naar het achtergelegen parkeerterrein Oostpolder geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse het perceel [locatie 2] kan worden gegarandeerd. Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Het betoog faalt.
10. [appellanten sub 2] betogen voorts dat het flora- en faunaonderzoek als verouderd moet worden beschouwd, nu dat meer dan twee jaar oud is.
10.1. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. [appellanten sub 2] hebben niet gesteld op welke punten het uitgevoerde flora- en faunaonderzoek onzorgvuldig is geweest of verouderd is. Gelet hierop, alsmede gezien het binnenstedelijke karakter van de locatie, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Het betoog faalt.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellanten sub 2] ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
408.