201309218/1/R1.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel,
en
de raad van de gemeente Ouder-Amstel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Duivendrecht" vastgesteld. Bij besluit van 28 augustus 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Duivendrecht" gewijzigd.
Tegen het besluit van 28 augustus 2013 heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2014, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door E.J. van den Kerkhoff, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Voor zover [appellant] zich richt tegen de bestemming "Tuin - 1" voor het plandeel westelijk van zijn woning, omdat ter plaatse van die bestemming geen gebouwen, ziet zijnde erkers en entrees, mogen worden gebouwd, overweegt de Afdeling als volgt. In het besluit van 28 augustus 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Duivendrecht" gewijzigd vastgesteld, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" aan het desbetreffende plandeel is toegekend. De bestemming "Tuin - 1" is aan het desbetreffende plandeel toegekend in het besluit van 20 juni 2013 waarbij de raad het bestemmingsplan "Duivendrecht" heeft vastgesteld. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld door [appellant] en dit ligt thans niet voor ter beoordeling. Derhalve blijven de beroepsgronden voor zover deze zich richten tegen de bestemming "Tuin - 1", toegekend aan het plandeel westelijk van de woning van [appellant] buiten inhoudelijke bespreking.
3. [appellant] betoogt dat ten onrechte de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" is toegekend aan het plandeel westelijk van zijn woning met de bestemming "Tuin - 1". Hiertoe voert hij aan dat de raad ten onrechte een onderscheid heeft gemaakt tussen het perceel [locatie] en het perceel Rijksstraatweg 226. Hij voert hiertoe aan dat dit perceel ook de bestemming "Tuin - 1" heeft en een vergelijkbare ligging heeft ten opzichte van het Weitjespark, maar dat aan dit perceel niet de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" is toegekend.
3.1. De raad voert aan dat onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Duivendrecht-Zuid", vastgesteld door de raad bij besluit van 22 mei 2003, de bewoner van het perceel Rijksstraatweg 226 in 2004 een strook grond van 2,5 m heeft aangekocht. Daarom was deze strook niet aangegeven op de kaart behorende bij het voorheen geldende bestemmingsplan. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie overgenomen, waarbij de publiekrechtelijke situatie is aangepast aan de privaatrechtelijke situatie.
3.2. [appellant] woont op het perceel [locatie]. Aan het plandeel westelijk van zijn woning is de bestemming "Tuin - 1" toegekend met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan". Het perceel [locatie] grenst aan het Weitjespark en het bouwvlak op het perceel [locatie] ligt op ongeveer 4 m van het Weitjespark. In de plantoelichting staat dat dit park een laatste overblijfsel is van het veenpolderlandschap dat in vroegere tijden het dorp Duivendrecht omringde. De raad heeft zich tot doel gesteld om dit gebied in stand te houden en het vroegere Amstellandschap terug te brengen.
3.3. Ingevolge artikel 1, lid 1.32, van de planregels is een gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Ingevolge artikel 11, lid 11.1, zijn de voor "Tuin - 1" aangewezen gronden bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen.
Ingevolge lid 11.2, onder 11.2.1, mogen op de gronden met de bestemming "Tuin - 1" geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen aan het hoofdgebouw in de vorm van entrees en erkers met dien verstande dat:
a. de diepte van een entree en erker maximaal 1,5 m mag bedragen […].
Ingevolge onder 11.2.2, zijn, in afwijking van het bepaalde in onder 11.2.1, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" geen gebouwen toegestaan.
In het bestemmingsplan "Duivendrecht", vastgesteld door de raad bij besluit van 20 juni 2013, was aan het in geding zijnde plandeel de bestemming "Tuin - 1" toegekend, zonder de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan".
3.4. Voorzover [appellant] betoogt dat op het perceel Rijksstraatweg 226 wel gebouwen zijn toegestaan, doordat aan dit perceel gedeeltelijk de bestemming "Wonen" is toegekend en bij hem niet, overweegt de Afdeling dat dit buiten inhoudelijke bespreking blijft wegens hetgeen in rechtsoverweging 2 is overwogen.
Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met het perceel Rijksstraatweg 226 wordt overwogen dat aan het perceel Rijksstraatweg 226 gedeeltelijk de bestemming "Tuin - 1" is toegekend. Het bouwvlak op het perceel Rijksstraatweg 226 ligt op een afstand van ongeveer 12 m van het Weitjespark. Hierdoor is op de gronden die direct grenzen aan het Weitjespark geen bebouwing mogelijk in de vorm van een entree of erker, omdat deze gebouwd moeten worden aan het hoofdgebouw en de diepte van een entree en erker maximaal 1,5 m mag bedragen. Reeds daarom bestond geen aanleiding om bij Rijksstraatweg 226 aan een strook grond met een breedte van 2,5 m direct grenzend aan het Weitjespark de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" toe te kennen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de door [appellant] genoemde situatie overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
4. Voorts voert [appellant] aan dat de raad door het toekennen van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" aan het plandeel westelijk van zijn woning met de bestemming "Tuin - 1" gehandeld heeft in strijd met het eerder verleende vrijstellingsbesluit en hetgeen is overeengekomen bij de koop van de gronden, omdat in zowel het vrijstellingsbesluit als de koopovereenkomst is vastgelegd dat op het plandeel westelijk van de woning van [appellant] kleine bouwwerken, zoals een erfafscheiding en een hondenhok mogen worden gebouwd.
4.1. De raad voert aan dat hij het oogmerk heeft om het Weitjespark in stand te houden en het vroegere Amstellandschap terug te brengen. Voorts voert de raad aan dat in het kader van de destijds gevoerde vrijstellingsprocedure en bij de koop van de gronden bebouwing op het desbetreffende plandeel niet is toegestaan.
4.2. Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeenste Ouder-Amstel vrijstelling verleend voor het gebruik als "Tuinen en erven ongearceerd" van een strook grond met de bestemming "Weitjespark" nabij het perceel [locatie] in Duivendrecht. Op grond hiervan was het niet mogelijk om op de strook grond in bijgebouwen of uitbouwen aan de woning te voorzien. Wel was het mogelijk om een heg, schutting (1 m), terras, speeltoestellen en een hondenhok op de strook grond te realiseren en was een schutting van maximaal 2 m op 1 m afstand van de erfgrens toegestaan.
4.3. In de koopovereenkomst, zoals overgelegd door [appellant], staat geen bepaling dat het bouwen van gebouwen is toegestaan ter plaatse van het desbetreffende plandeel. Ook is geen vrijstelling verleend voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van het desbetreffende plandeel. Derhalve is het op grond van de koopovereenkomst en het vrijstellingsbesluit niet toegestaan om erkers te realiseren op het desbetreffende plandeel en is er geen strijd tussen de koopovereenkomst en het vrijstellingsbesluit en de toegekende aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan".
Het betoog faalt.
5. [appellant] voert aan dat de raad de regels bij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" te ruim heeft geformuleerd, nu de raad slechts heeft beoogd om het realiseren van een erker uit te sluiten, maar deze aanduiding verder strekkende gevolgen heeft dan slechts het uitsluiten van erkers.
5.1. De Afdeling overweegt dat het ten opzichte van het eerder vastgestelde plan door de toevoeging van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" aan het desbetreffende plandeel, niet langer is toegestaan dat erkers en entrees als uitbouw aan het hoofdgebouw mogen worden gebouwd. In het besluit van 28 augustus 2013 waarbij de raad het bestemmingsplan heeft gewijzigd, staat dat met de toegevoegde aanduiding beoogd is geen gebouwen meer toe te staan. Met de bestemming "Tuin - 1" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan" zijn geen gebouwen meer toegestaan. De raad heeft derhalve niet meer uitgesloten dan hij heeft beoogd. Voorzover [appellant] vreest dat het realiseren van een schutting of een hondenhok niet is toegestaan op het desbetreffende plandeel is deze vrees ongegrond. Dit zijn immers geen gebouwen als bedoeld in artikel 1, lid 1.32, van de planregels.
Het betoog faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
410-812.