ECLI:NL:RVS:2014:2134

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
201400386/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Kom Yerseke, 4e herziening' en de toekenning van logies voor seizoensarbeiders

Op 11 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Kom Yerseke, 4e herziening', dat op 26 november 2013 door de raad van de gemeente Reimerswaal was vastgesteld. De appellant, wonend te Yerseke, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij bezwaar had tegen de toekenning van de aanduiding 'logies seizoensarbeiders' aan de gronden van een perceel in zijn nabijheid. Hij stelde dat het plan zou leiden tot onaanvaardbare geluidoverlast en onvoldoende parkeergelegenheid zou bieden. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De betrokken partijen hebben toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissingen terughoudend worden getoetst. De appellant voerde aan dat het gebruik van het buitenterrein door de seizoensarbeiders zou leiden tot geluidsoverlast en dat er onvoldoende behoefte was aan de logiesplaatsen. Ook stelde hij dat het plan in strijd was met de nota 'Beleid ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten'.

De Afdeling heeft echter geen aanleiding gezien om te oordelen dat de raad niet in redelijkheid de aanduiding 'logies seizoensarbeiders' heeft kunnen toekennen. De Afdeling heeft verwezen naar eerdere overwegingen in een andere uitspraak en heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.

Uitspraak

201400386/1/R2.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
en
de raad van de gemeente Reimerswaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Yerseke, 4e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben [appellant], de raad en [belanghebbende] bij brieven van 25 april 2014, 22 april 2014 en 17 april 2014 toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) om in het geding uitspraak te doen zonder zitting, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan betreft een herziening van het bestemmingsplan "Kom Yerseke". Het plan maakt de realisatie van een verdieping in de bestaande loods op het perceel [locatie] mogelijk. Voorts voorziet het plan in de mogelijkheid om de nieuwe verdieping in te richten voor logies ten behoeve van 30 seizoensarbeiders die werkzaam zijn bij het op het perceel gevestigde bedrijf.
3. [appellant] heeft bezwaar tegen de toekenning van de aanduiding "logies seizoensarbeiders" aan de gronden betreffende het perceel [locatie]. Hij voert daartoe aan dat het plan tot onaanvaardbare geluidoverlast in zijn woning zal leiden als gevolg van het gebruik van het buitenterrein van het perceel door de 30 in de loods te huisvesten werknemers. In dit kader betoogt hij dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de geluidbelasting als gevolg van stemgeluid. Het toekomstige buitenterrein dient volgens hem als een horecaterras te worden aangemerkt, aangezien aannemelijk is dat het gebruik van het buitenterrein gepaard zal gaan met het gebruik van dranken. Voorts wijst [appellant] op zijn voornemen om twee woningen te realiseren op het perceel dat is gelegen tussen zijn woning en het perceel [locatie]. De raad heeft zich naar zijn mening ten onrechte op het standpunt gesteld dat het plan voor deze gewenste woningen niet tot onaanvaardbare geluidoverlast zal leiden.
[appellant] voert verder aan dat onvoldoende is gebleken dat behoefte bestaat aan de 30 te realiseren logiesplaatsen, terwijl dit gebruik naar zijn mening een aanzienlijke belasting voor de omgeving met zich brengt. Daarnaast betoogt hij dat het plan ten onrechte niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hij voert aan dat de op het terrein aanwezige parkeerplaatsen reeds te weinig ruimte bieden voor het op het perceel gevestigde bedrijf, zodat het plan tot parkeeroverlast zal leiden. Hierbij wijst hij op de door het CROW opgestelde richtlijnen op grond waarvan het bedrijf volgens hem reeds een parkeerbehoefte van 176 parkeerplaatsen heeft.
Voorts voert [appellant] aan dat het plan in strijd met de nota "Beleid ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten" van 10 november 2009 (hierna: nota huisvesting arbeidsmigranten) is vastgesteld. Hij betoogt dat in strijd hiermee de huisvesting van seizoensarbeiders op een bedrijventerrein mogelijk is gemaakt. Verder voert hij aan dat ten onrechte in afwijking van de nota grootschalige huisvesting in de kernrandzone is toegestaan.
[appellant] betoogt dat in het logiesgebouw geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daartoe voert hij aan dat de raad ten onrechte heeft gesteld dat aan de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstanden kan worden voldaan. De raad is hierbij naar zijn mening ten onrechte ervan uitgegaan dat het gebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. Voorts betreft de loods met logiesfunctie, zoals mogelijk gemaakt in het plan, volgens hem een gevoelige functie in de zin van de Wet geluidhinder, zodat de raad ook het geluid in het logiesgebouw als gevolg van het wegverkeer had moeten beoordelen. Daarnaast voert [appellant] aan dat met het plan ten onrechte een gevoelige functie binnen een geurcontour mogelijk is gemaakt.
3.1. Op de plankaart is weergegeven dat aan het perceel [locatie] de aanduiding "logies seizoensarbeiders" is toegekend.
Ingevolge artikel 1, onder 1.53, van de planvoorschriften wordt in het plan onder ‘logies seizoensarbeiders’ verstaan: het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of seizoensarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder f1, zijn de gronden op de kaart bestemd voor "Bedrijfsdoeleinden" ter plaatse van de aanduiding "logies seizoensarbeiders" op het perceel [locatie] ten behoeve van het desbetreffende agrarische bedrijf tevens bestemd voor logies ten behoeve van 30 seizoensarbeiders, ter plaatse van de tweede bouwlaag van een gebouw waarvan de oppervlakte ten hoogste 777 m2 bedraagt en het bewoonbaar vloeroppervlakte van het gebouw (inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten) ten hoogste 650 m2 bedraagt.
3.2. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de aanduiding "logies seizoensarbeiders" aan de gronden betreffende het perceel [locatie] heeft kunnen toekennen. De Afdeling verwijst voor de motivering van dit oordeel naar overwegingen 3.2, 3.3, 4.1, 5.1, 6.2 en 7.1 in de uitspraak van de voorzitter van 21 maart 2014, in zaak nr. 201400386/2/R2. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter te komen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Donner-Haan
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
674.