ECLI:NL:RVS:2014:2152
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- P.J.J. van Buuren
- M. Priem
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan uitbreiding camping De Klashorst
Op 2 juni 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap en de raad van de gemeente Hardenberg. Dit verzoek volgde op het besluit van de raad van 17 december 2013, waarin het bestemmingsplan 'Buitengebied Hardenberg, Camping de Klashorst Rheezerweg 123 Diffelen' werd vastgesteld. De vereniging en anderen hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en vroegen de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare gevolgen voor de flora en fauna te voorkomen, aangezien een migratieroute voor de das door het plangebied loopt.
Tijdens de zitting op 20 mei 2014, waar de vereniging werd vertegenwoordigd door Z.J.H. den Hollander en mr. R.S. Wertheim, en de raad door drs. E. Munneke, werd het verzoek behandeld. Camping De Klashorst was ook aanwezig, vertegenwoordigd door M. Overweg en E. Ossewaarde. De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de camping met 63 kampeerplaatsen en andere faciliteiten, en de vereniging betoogde dat dit schadelijk zou zijn voor de flora en fauna.
De voorzitter concludeerde dat de wijziging van het gebruik van de camping, zolang er geen omgevingsvergunning voor extra bebouwing wordt aangevraagd, niet leidt tot onomkeerbare gevolgen. De camping had toegezegd om de bestaande houtwallen intact te laten en alleen de extra kampeerplaatsen in gebruik te nemen. Gezien de alternatieve migratieroutes voor de das, achtte de voorzitter het niet aannemelijk dat de uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen tot onomkeerbare gevolgen zou leiden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.