ECLI:NL:RVS:2014:2190

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
201305955/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorschriften revisievergunning Tata Steel IJmuiden B.V. en milieubelasting

Op 18 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen de stichting Stichting Dorpsraad Wijk aan Zee en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 7 mei 2013, waarbij het college een aantal voorschriften van de revisievergunning voor Tata Steel IJmuiden B.V. heeft gewijzigd. De revisievergunning was oorspronkelijk verleend op 16 januari 2007 en betreft de inrichting aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord. De stichting betoogde dat de wijziging van voorschrift 1.2.13.H ontoereikend was, omdat dit zou leiden tot een toename van de milieubelasting. De stichting stelde dat het college een lagere emissiekental had moeten voorschrijven, in overeenstemming met eerdere afspraken en uitspraken van de Afdeling.

Tijdens de zitting op 16 april 2014 zijn de stichting en het college vertegenwoordigd door verschillende partijen, waaronder Tata Steel, gehoord. De Afdeling overwoog dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet van toepassing was op deze zaak, omdat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding. De Afdeling concludeerde dat het college zich gemotiveerd op het standpunt had gesteld dat de voorgeschreven emissiekental van 10 als maandgemiddelde waarde binnen de range van het BREF-document viel en dat er geen aanleiding was om de wijziging van de vergunning te verwerpen.

De Afdeling verklaarde het beroep van de stichting ongegrond en oordeelde dat het college niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor reductie van de emissiekental naar 5 als maandgemiddelde waarde, aangezien er geen nieuwe technieken beschikbaar waren die dit mogelijk maakten. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van het college om de vergunning te wijzigen op basis van de aanvraag van Tata Steel, waarbij rekening gehouden moet worden met de beste beschikbare technieken.

Uitspraak

201305955/1/A4.
Datum uitspraak: 18 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Dorpsraad Wijk aan Zee (hierna: de stichting), gevestigd te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2013 heeft het college met toepassing van artikel 8.24 van de Wet milieubeheer een aantal voorschriften gewijzigd van de revisievergunning die op 16 januari 2007 voor de inrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tata Steel IJmuiden B.V. (hierna: Tata Steel) aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord was verleend.
Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2014, waar de stichting, vertegenwoordigd door P. Buwalda en B.P. van den Born, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.T. de Grunt, ing. R.M. de Vogel, M.E. Touber MSc en ing. P.E. van Houten, zijn verschenen. Voorts is Tata Steel, vertegenwoordigd door mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, H. Hoogland, B. Nugteren en D.D. Voskuil, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht van de Invoeringswet Wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2. Bij het bestreden besluit heeft het college de voorschriften 0.3.10.H, 0.4.13.H, 1.1.5.H-Extra 1 en 2, 1.1.10 en 1.2.13.H van de revisievergunning gewijzigd.
3. De stichting betoogt dat het gewijzigde voorschrift 1.2.13.H ontoereikend is, omdat daarmee een toename van de milieubelasting wordt toegestaan. Daartoe voert zij aan dat dit voorschrift niet in overeenstemming is met de afspraken, zoals die zijn vastgelegd in de uitspraak van de Afdeling van 30 december 2009, zaak nr. 200809156/1/M1). Volgens haar had het college in ieder geval een emissiekental van 7 of 8 als maandgemiddelde waarde of van 10 als daggemiddelde waarde moeten opnemen, omdat Tata Steel in de aanvraag heeft vermeld dat dit haalbaar is. Verder voert zij aan dat het college in voorschrift 1.2.13.H, onder d, had moeten opnemen dat onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden tot reductie naar een emissiekental van 5 als maandgemiddelde waarde.
3.1. Voorschrift 1.2.13.H luidt als volgt:
a. Per batterijgroep mag de totale emissie op enige plaats tussen de ankerstijlen, aan kooks- en machinezijde samen, het emissiekental 10 (als maandgemiddelde per kalendermaand) niet overschrijden.
b. Het emissiekental dient te worden berekend op de wijze zoals omschreven in de bij dit voorschrift behorende bijlage 1.
c. Dagelijks (7x per week) moeten de berekende emissiekentallen en de onderliggende gegevens per batterijgroep worden geregistreerd.
d. Door vergunninghoudster moet binnen 6 maanden nadat dit voorschrift in werking is getreden, onderzoek zijn verricht naar de mogelijkheden tot verdere reductie van de onder a vastgelegde grenswaarde.
e. Binnen 8 weken na indiening van het onderzoek als bedoeld onder d nemen gedeputeerde staten een besluit inzake de goedkeuring daarvan.
f. Gedeputeerde staten kunnen aan het onderzoek nadere eisen stellen, waaraan vergunninghoudster vervolgens moet voldoen.
g. Door vergunninghoudster moet ieder kwartaal een overzicht van alle uitgevoerde en geplande onderhoudswerkzaamheden en van alle uitgevoerde acties en maatregelen om de deuremissies te beperken, worden opgesteld en aan gedeputeerde staten worden toegezonden. In het overzicht dient aangegeven te worden wat de verwachte resultaten van het voorgaande zijn op de deuremissies.
3.2. Voorschrift 1.2.13.H heeft betrekking op de deuremissies van Kooksfabriek 2. In het BREF-document Reference Document on the Production of Iron and Steel (hierna: BREF IJzer en Staal) zijn maatregelen genoemd om de luchtemissies ten gevolge van deuremissies van kooksfabrieken te beperken. Het BREF IJzer en Staal is in tabel 1 van de bijlage bij de Regeling aanwijzing BBT-documenten aangewezen als document waarmee het college ingevolge artikel 5a.1, tweede lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in samenhang met artikel 1, tweede lid, van de Regeling aanwijzing BBT-documenten bij de bepaling van de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken rekening diende te houden.
3.3. Het college was gehouden op grondslag van de aanvraag van Tata Steel te beoordelen of de vergunning kon worden gewijzigd, waarbij het ingevolge artikel 8.24, tweede lid, bezien in samenhang met artikel 8.11, derde lid, van de Wet milieubeheer, onder meer rekening diende te houden met de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken. De door de stichting genoemde overeenstemming tussen het college en de rechtsvoorganger van Tata Steel, wat daarvan verder zij, kon voor het college op zichzelf geen reden zijn om af te zien van de door Tata Steel verzochte wijziging van voorschrift 1.2.13.H.
3.4. Het college heeft zich in het bestreden besluit gemotiveerd op het standpunt gesteld dat, behalve de mogelijke systemen van een variabele drukregeling, alle in het BREF IJzer en Staal genoemde maatregelen door Tata Steel zijn getroffen of nog worden getroffen. Volgens het college zijn echter de mogelijke systemen van een variabele drukregeling niet goed toepasbaar bij Kooksfabriek 2, zodat een emissiekental van 5 als maandgemiddelde waarde niet naleefbaar is. Het college heeft verder gesteld dat het ook geen maandgemiddelde waarde tussen de 5 en 10 heeft voorgeschreven, omdat niet is gebleken dat een dergelijke waarde wel structureel kan worden nageleefd. Volgens het college is geen daggemiddelde waarde voorgeschreven, omdat dat geen betrouwbare toetsingswaarde is, nu de beoordeling van de emissies overeenkomstig het BREF IJzer en Staal eenmaal per dag plaatsvindt.
De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat de hiervoor weergegeven motivering van het college onjuist is. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het in voorschrift 1.2.13.H voorgeschreven emissiekental van 10 als maandgemiddelde waarde binnen de range van het BREF IJzer en Staal valt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college het emissiekental van 10 als maandgemiddelde waarde niet had mogen voorschrijven.
3.5. Voor zover de stichting betoogt dat het college in voorschrift 1.2.13.H, onder d, had moeten opnemen dat onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden tot reductie naar een emissiekental van 5 als maandgemiddelde waarde, overweegt de Afdeling als volgt.
Het college heeft ter zitting toegelicht dat geen nieuwe technieken beschikbaar zijn die een reductie naar een emissiekental van 5 als maandgemiddelde waarde mogelijk maken, zodat dit emissiekental om die reden niet in voorschrift 1.2.13.H, onder d, is opgenomen. De stichting heeft dit niet met concrete gegevens bestreden. Voorts is Tata Steel ingevolge dat voorschrift al gehouden onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor verdere reductie. Verder is in voorschrift 1.2.13.H, onder g, een verplichting opgenomen om ieder kwartaal de uitgevoerde en geplande onderhoudswerkzaamheden en alle uitgevoerde acties en maatregelen om de deuremissies te beperken te monitoren. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat het college Tata Steel had moeten verplichten tevens onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden tot een reductie naar een emissiekental van 5 als maandgemiddelde waarde.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. R. Uylenburg en mr. H.C.P. Venema, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014
457-720.