201309398/1/A1.
Datum uitspraak: 18 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoorn Nh,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 26 september 2013 in zaak nr. 13/288 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2012 heeft het college het verzoek van onder andere [appellant] om handhavend op te treden tegen het bouwen in afwijking van een bij besluit van 18 augustus 2009 verleende vrijstelling en bouwvergunning voor het oprichten van grootschalige winkels en bijbehorende parkeerplaatsen op de percelen Doctor C.J.K. van Aalstweg 14 en 15 te Hoorn afgewezen.
Bij besluit van 14 januari 2013 heeft het college naar aanleiding van het door onder andere [appellant] daartegen gemaakte bezwaar besloten het besluit van 22 november 2012 ongewijzigd in stand te laten.
Bij uitspraak van 26 september 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. T. de Beet, en het college, vertegenwoordigd door G.R.M. Koopman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 18 augustus 2009 heeft het college aan Berkenrode International B.V. vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het realiseren van grootschalige winkels voor Media Markt en Leen Bakker met bijbehorende parkeerplaatsen c.a. op de percelen en voor het wijzigen c.q. opwaarderen van de infrastructuur tussen de Provincialeweg en de Geldelozeweg inclusief het realiseren van een nieuwe aansluiting op het bestaande Runshopping Centre.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bevoegd was handhavend op te treden tegen Berkenrode International B.V. wegens het bouwen in afwijking van de bij besluit van 18 augustus 2009 verleende bouwvergunning en vrijstelling. Volgens hem maakt van die bouwvergunning een aarden wal met een hoogte van 3 m deel uit. Dat die aarden wal onderdeel uitmaakt van het bouwplan volgt volgens hem uit de bouwtekeningen behorend bij het besluit van 18 augustus 2009 en de bij dat besluit behorende ruimtelijke onderbouwing. Daarnaast verwijst hij naar de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2012 in zaak nr. 201106237/1/A1 waaruit dat volgens hem eveneens volgt.
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden, omdat niet is gebleken dat Berkenrode International B.V. in strijd met de aan haar bij besluit van 18 augustus 2009 verleende bouwvergunning en vrijstelling heeft gehandeld. Vast staat dat de aarden wal niet is opgenomen in de aanvraag om bouwvergunning - en welke aanvraag ook heeft te gelden als de aanvraag om de vrijstelling - en dat, voor zover van belang, overeenkomstig de aanvraag is beslist. Voorts is de realisering van de aarden wal ook niet als voorwaarde aan de bouwvergunning of vrijstelling verbonden. De aarden wal is weliswaar ingetekend op de bij het besluit van 18 augustus 2009 behorende tekening getiteld "Verkeerskundig ontwerp", maar dat betekent niet dat er uit hoofde van de bouwvergunning of vrijstelling een verplichting bestaat deze te realiseren, nu de ingediende aanvraag om de bouwvergunning en vrijstelling daarop niet zag en de realisering van die aarden wal ook niet als voorwaarde aan de bouwvergunning of vrijstelling is verbonden. De ruimtelijke onderbouwing maakt daarnaast geen expliciet onderdeel uit van de aanvraag om de bouwvergunning en vrijstelling. Bovendien bevat deze ook niet de voorwaarde dat de aarden wal moet zijn aangelegd alvorens de grootschalige winkels in gebruik kunnen worden genomen. Dat in de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2012 een aarden wal met een hoogte van 3 m aan de orde is gekomen, maakt ook niet dat de realisering van die wal als voorwaarde aan de bouwvergunning of vrijstelling is verbonden.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014
357-776.