ECLI:NL:RVS:2014:2361

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
201402505/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • L.C. Lodeweges
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitwerkingsplan voor de realisatie van een woongebied in Nijeveen

Op 25 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [appellant] en anderen, wonend te Nijeveen, beroep hebben ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel. Dit besluit betrof de vaststelling van het uitwerkingsplan "Nijeveen-Danninge Erve Zuid, fase 2" op 28 januari 2014. De appellanten stelden dat er onvoldoende behoefte was aan de woningen die het plan mogelijk maakt, gezien de economische crisis en de leegstand van woningen in de omgeving. Ze voerden aan dat het plan niet binnen de planperiode van tien jaar kan worden uitgevoerd en dat de ontsluiting van het plangebied op de Dorpsstraat niet verantwoord is vanwege de hogere verkeersdruk.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2014, waar de appellanten en het college vertegenwoordigd waren. De Afdeling overwoog dat het uitwerkingsplan in overeenstemming is met de bestemmingsplannen en dat de aanvaardbaarheid van de voorziene woningen reeds was afgewogen in het kader van de bestemmingsplanprocedure. De Afdeling concludeerde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte bestaat aan de woningen en dat het plan binnen de planperiode kan worden uitgevoerd. De beroepsgrond van de appellanten over de ontsluiting werd verworpen, omdat deze al was afgewogen in de bestemmingsplanprocedure.

De Afdeling oordeelde verder dat de appellanten niet tijdig zienswijzen hadden ingediend over het ontwerpplan, waardoor hun beroep niet-ontvankelijk was voor zover ingesteld door bepaalde appellanten. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigde de rechtmatigheid van het besluit van het college en de noodzaak van het uitwerkingsplan voor de woningbouw in Nijeveen.

Uitspraak

201402505/1/R6.
Datum uitspraak: 25 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Nijeveen, gemeente Meppel,
en
het college van burgemeester en wethouders van Meppel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2014 heeft het college het uitwerkingsplan "Nijeveen-Danninge Erve Zuid, fase 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2014, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant] en [appellant A], en het college, vertegenwoordigd door W. Roetert, J. Kloosterman en J. van den Bosch, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het uitwerkingsplan voorziet in de realisatie van een woongebied aan de zuidoostelijke dorpsrand van Nijeveen ter uitwerking van de bij het bestemmingsplan "Nijeveen", dat inmiddels in rechte onaantastbaar is geworden, toegekende bestemming "Wonen uit te werken II".
2. Bij de beoordeling van een uitwerkingsplan staat voorop dat aan een uitwerkingsplicht in een bestemmingsplan gevolg dient te worden gegeven en dat daarbij de uitwerkingsvoorschriften dienen te worden toegepast. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat aan deze verplichting kan worden voorbijgegaan. Het voorgaande brengt met zich dat door het in rechte onaantastbaar worden van de uit te werken bestemming in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de thans voorliggende bestemmingen in beginsel als een gegeven moet worden beschouwd. De uit de bestemming "Wonen uit te werken II" voortvloeiende gevolgen moeten worden geacht bij het bestemmingsplan reeds te zijn afgewogen. Voor zover de uitwerkingsvoorschriften ruimte laten om binnen de daarin bepaalde grenzen de inrichting van het gebied in het uitwerkingsplan nader te bepalen, moet worden bezien of de gekozen inrichting van het uitwerkingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
3. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.
[appellant A] en [appellant B] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een uitwerkingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep van [appellant] en anderen is voor zover ingesteld door [appellant A] en [appellant B], niet-ontvankelijk.
4. [appellant] en anderen hebben ter zitting hun beroepsgrond over de toepassing van de Crisis- en herstelwet ingetrokken.
5. [appellant] en anderen voeren aan dat er als gevolg van de economische crisis geen vraag is naar de woningen die het plan mogelijk maakt. Daartoe voeren zij aan dat in Nijeveen een aantal percelen braak ligt, diverse woningen leeg staan en veel woningen te koop staan. In dit verband wijzen zij op de hoge grondprijzen in Nijeveen. Voorts voeren zij aan dat de realisatie van het bestemmingsplan "Meppel-Nieuwveense Landen", dat op ongeveer 3 km afstand van het plangebied is gelegen en voorziet in een nieuw woongebied, net is gestart en dat het bestemmingplan "Meppel-Berggierslanden", dat tevens voorziet in een nieuw woongebied, nog niet geheel is gerealiseerd. Volgens [appellant] en anderen kan het plan niet binnen de planperiode van tien jaar worden uitgevoerd.
5.1. In de toelichting bij het bestemmingsplan "Nijeveen" is vermeld dat voor de totale woningproductie in Nijeveen wordt uitgegaan van het toevoegen van gemiddeld ongeveer vijftien woningen per jaar overeenkomstig de ontwikkelingsvisie Meppel 2030 en het provinciaal omgevingsplan Drenthe. Voor de ontwikkeling Danninge Erve Zuid fase 2 is vermeld dat wordt uitgegaan van maximaal 117 woningen, oftewel twaalf woningen per jaar, om overcapaciteit te voorkomen.
In de plantoelichting is vermeld dat in het kader van de regionale afstemming met de buurgemeenten overleg is gevoerd over het woningbouwprogramma, dat geresulteerd heeft in een regionale woonvisie, die in oktober 2012 in de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe door het college en de andere betrokken gemeenten is vastgesteld. Het college heeft toegelicht dat het aantal woningen van twaalf per jaar voor Danninge Erve Zuid fase 2 is geactualiseerd op basis van de beleidsuitgangspunten zoals deze in de woonvisie zijn vastgesteld. Op basis van de provinciale bevolkingsprognose 2012 is het woningaantal gecorrigeerd van twaalf naar elf woningen per jaar en op basis van de crisisaanpak is dit aantal voor de eerste vijf jaar verminderd naar zeven woningen per jaar, aldus het college. Uit de plantoelichting volgt dat het plan is afgestemd in het regionaal overleg wonen Zuidwest Drenthe en dat de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe niet leidt tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling. Voorts volgt uit de plantoelichting dat Danninge Erve Zuid fase 2 goede kansen biedt voor particulier opdrachtgeverschap (collectief of individueel) en dat in deze vorm van woningbouw in de omgeving van de gemeente Meppel weinig aanbod beschikbaar is terwijl de vraag groot is. Ter zitting heeft het college in dit verband toegelicht dat sprake is van een ander woningsegment dan waarop de leegstand in Nijeveen ziet. Voor zover [appellant] en anderen wijzen op de voorziene woningen in de bestemmingsplannen "Meppel-Nieuwveense Landen" en "Meppel-Berggierslanden", heeft de raad ter zitting toegelicht dat de in die plannen voorziene woningen niet zien op de woningbehoefte van gemiddeld ongeveer vijftien woningen per jaar in Nijeveen.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de voorziene woningen. Er bestaat op dit punt dan ook geen grond voor het oordeel dat het college er in redelijkheid niet van heeft kunnen uitgaan dat het plan binnen de planperiode van tien jaar kan worden uitgevoerd.
Het betoog faalt.
6. [appellant] en anderen betogen dat onvoldoende rekening is gehouden met de bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslinten in Nijeveen. Zij voeren aan dat de bestaande boerderijen worden ingebouwd, net als de school en de kerk, die zijn aangewezen als rijksmonumenten. Voorts voeren zij aan dat de doorkijken vanaf de wegen tussen de boerderijen naar het open landschap verdwijnen. In dit verband voeren zij aan dat bij de inpassing van het noordelijke deel van het plangebied geen rekening is gehouden met de achterzijden van de percelen aan de Dorpsstraat te Nijeveen. Volgens hen wordt derhalve niet voldaan aan de in de toelichting bij het bestemmingsplan "Nijeveen" geformuleerde uitgangspunten. Tevens wordt volgens hen niet voldaan aan artikel 20, lid B, onder 2a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen".
6.1. Volgens de plankaart van het bestemmingsplan "Nijeveen" is aan het plangebied van het voorliggende uitwerkingsplan de bestemming "Wonen uit te werken II" toegekend.
Ingevolge artikel 20, lid B, onder 2a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen" wordt ter plaatse van de bestemming "Wonen uit te werken II" de voorgevel van het hoofdgebouw op minimaal 5 m uit de grens van het bouwperceel gebouwd.
6.2. In het stedenbouwkundig ontwerp met beeldkwaliteit ‘Nijeveen-Danninge Erve II’ is vermeld dat een wezenlijk onderdeel van de nieuwe woonbuurt is het afstand houden tot en het zichtbaar houden en maken van de ervenstructuur. Aan de noordzijde van het plan zal volgens het stedenbouwkundig ontwerp een boomgaard met speelweide worden aangelegd. Zij vormt de overgang tussen de (voormalige) agrarische achtererven van de Dorpsstraat, het karakteristieke dorpslint en de nieuwe woonbuurt. Met deze groene ruimte ontstaat zicht op de kerk en de begraafplaats nabij de eerste Nijeveense Kerkweg. Voorts is in het stedenbouwkundig ontwerp vermeld dat een belangrijk kenmerk dat terugkomt in het plan is het toepassen van variabele voorgevelrooilijnen waarmee wordt aangesloten bij het karakter van de Dorpsstraat. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het stedenbouwkundig ontwerp zo goed mogelijk is vertaald naar het plan en dat het plan aansluit bij Danninge Erve Zuid fase 1. Blijkens de verbeelding is aan de gronden aan de noordzijde van het plan, die gelegen zijn achter de percelen aan de Dorpsstraat, de bestemming "Groen" toegekend, waardoor ruimte ontstaat tussen het bestaande en het nieuwe dorp. Het college heeft ter zitting toegelicht dat hierdoor het zicht naar de kerk en de eerste Nijeveense Kerkweg behouden blijft. Voorts is blijkens de verbeelding de aanduiding "gevellijn" opgenomen, waardoor een verspringende voorgevelrooilijn ontstaat. Gelet op het vorenstaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslinten in Nijeveen behouden blijven en dat is voorzien in een passende landschappelijke inpassing van de voorziene woonwijk.
Voor zover [appellant] en anderen aanvoeren dat niet wordt voldaan aan artikel 20, lid B, onder 2a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen", overweegt de Afdeling dat blijkens de verbeelding minimaal een zijde van de bouwvlakken op een afstand van 5 m van de bouwperceelgrens is ingetekend. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met artikel 20, lid B, onder 2a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen".
De betogen falen.
7. [appellant] en anderen voeren aan dat ten onrechte is gekozen voor het ontsluiten van het plangebied op de Dorpsstraat te Nijeveen, rechtstreeks dan wel via het Weidelint. Zij voeren aan dat de Dorpsstraat een hogere verkeersdruk niet aan kan. In dit verband wijzen zij op de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2005 in zaak nr. 200502247/1. Volgens [appellant] en anderen ontbreken recente verkeersberekeningen. Daarnaast voeren zij aan dat de voorziene ontsluiting leidt tot sluipverkeer, waardoor gevaar ontstaat voor spelende kinderen en sprake zal zijn van geluidoverlast. Voorts moet voor deze ontsluiting een monumentale eikenboom langs de Dorpsstraat worden gekapt, aldus [appellant] en anderen. Zij stellen voor om het plangebied te ontsluiten op de eerste Nijeveense Kerkweg.
7.1. Ingevolge artikel 20, lid B, onder 1b, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen" zal de ontsluiting van het gebied voor "Wonen uit te werken II" plaatsvinden via de Dorpsstraat en het Weidelint.
7.2. Volgens de plankaart van het bestemmingsplan "Nijeveen" is aan de gronden, die voorzien in de ontsluiting van het gebied voor "Wonen uit te werken II", de bestemming "Verkeer" toegekend. Gelet hierop stelt de Afdeling vast dat in het bestemmingsplan "Nijeveen" reeds wordt voorzien in de ontsluiting van het plangebied via de Dorpsstraat en het Weidelint overeenkomstig artikel 20, lid B, onder 1b, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen". Uit de toelichting bij het bestemmingsplan "Nijeveen" volgt dat onderzoek is verricht naar de gevolgen van het voorziene woongebied voor de verkeerssituatie op de Dorpsstraat. Uit het vorenstaande volgt dat de aanvaardbaarheid van de ontsluiting van het plangebied reeds is afgewogen in het kader van de bestemmingsplanprocedure en thans niet ter beoordeling staat.
Het betoog faalt.
8. [appellant] en anderen voeren aan dat het plan in strijd met de uitwerkingsvoorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen" meer dan 117 woningen mogelijk maakt.
8.1. Ingevolge artikel 20, lid B, onder 1b, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Nijeveen" is het aantal te bouwen woningen voor "Wonen uit te werken II" minimaal 100 en maximaal 117.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn, voor zover hier van belang, de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met zorgvoorzieningen, met dien verstande dat niet meer dan 117 woningen zijn toegestaan.
8.2. Op grond van artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn niet meer dan 117 woningen toegestaan. Het beroep mist in zoverre feitelijke grondslag.
Het betoog faalt.
9. [appellant] en anderen voeren aan dat het plan zal leiden tot aantasting van hun privacy, rust en uitzicht.
9.1. Blijkens de verbeelding is het dichtstbijzijnde bouwvlak op minimaal 20 m en de dichtstbijzijnde bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" op minimaal 10 m van de perceelgrens van [appellant] en M. [appellant]-Ambachtsheer gelegen. Voorts wordt blijkens de verbeelding hun perceel gescheiden van het bouwvlak en de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" door een brede strook grond met de bestemming "Groen". Gelet hierop heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy, de rust en het uitzicht van [appellant] en anderen.
Het betoog faalt.
10. [appellant] en anderen vrezen dat het bouwverkeer dat tijdens de uitvoering van het plan langsrijdt, trillingen veroorzaakt die schade aan hun woning zullen veroorzaken. Voorts vrezen zij dat het bouwverkeer geluidoverlast, stofhinder en een onveilige verkeerssituatie veroorzaakt. De Afdeling overweegt dat dit geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet derhalve buiten beschouwing blijven.
11. Voor zover [appellant] en anderen hebben aangevoerd dat de gevolgde procedure ten aanzien van het stedenbouwkundig ontwerp met beeldkwaliteit ‘Nijeveen-Danninge Erve II’ en de exploitatieopzet ‘Grondexploitatie Danninge Erve Zuid, fase 2’ onjuist is, een woongebouw in strijd met de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2005 in zaak nr. 200502247/1 is gebouwd, bij de ontsluiting van de woonwijk Danninge Erve Zuid fase 1 geen rekening is gehouden met een rij monumentale eiken, de gedeelde ruimte bij de basisschool in Nijeveen onveiligheid tot gevolg heeft, ten onrechte een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een gebouw met drie woonlagen aan de westzijde van de molen in Nijeveen en ten onrechte geen verkeersmaatregelen zijn genomen zoals toegezegd door de gemeente Nijeveen, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgronden geen betrekking hebben op dit plan. Deze beroepsgronden moeten derhalve buiten beschouwing blijven.
12. [appellant] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze over het ontwerpplan en de inhoud van de inspraakreactie over het stedenbouwkundig ontwerp met beeldkwaliteit ‘Nijeveen-Danninge Erve II’. In de reactienota zienswijze(n) en overleg bestemmingsplan "Nijeveen-Danninge Erve Zuid, fase 2" behorende bij het bestreden besluit, is ingegaan op deze zienswijze en inspraakreactie. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze en inspraakreactie in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
13. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014
625.