ECLI:NL:RVS:2014:2432

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
201310361/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • F.C.M.A. Michiels
  • J.W. van de Gronden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Valkenburg Landelijk gebied en de toetsing van de raad

Op 2 juli 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, wonend te Valkenburg, en de raad van de gemeente Katwijk. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Valkenburg Landelijk gebied' door de raad op 13 juni 2013. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met het feit dat het bestemmingsplan geen uitbreiding van het bouwvlak van zijn hoveniersbedrijf toelaat. De appellant stelt dat de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' die aan zijn perceel is toegekend, glasopstanden toelaat en dat er in het verleden ook glasopstanden op zijn perceel hebben gestaan. De raad heeft echter betoogd dat de beoogde uitbreiding van de kas, die direct tegen de woning van de appellant aan zou komen, uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk is. De raad heeft aangegeven dat kassen in dit deel van het plangebied zodanig gesitueerd moeten worden dat ze ondergeschikt zijn aan de vrijstaande woning en het landschap. De Afdeling heeft de zaak op 25 april 2014 ter zitting behandeld, waarbij zowel de appellant als de raad vertegenwoordigd waren. Na beoordeling van de beroepsgronden heeft de Afdeling geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juli 2014.

Uitspraak

201310361/1/R4.
Datum uitspraak: 2 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Valkenburg, gemeente Katwijk,
en
de raad van de gemeente Katwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Valkenburg Landelijk gebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. L.J. van Pelt, en de raad, vertegenwoordigd door H. Veltmeijer, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. F.P. van Galen, advocaat te Leiden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het bestemmingsplan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het landelijk gebied van Valkenburg. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door het glastuinbouwgebied de Woerd, de N206, de Tjalmastrook-Noord en ’t Duyfrak.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan voor zover daarbij niet is voorzien in een uitbreiding van het bouwvlak van zijn hoveniersbedrijf, dat gevestigd is op [locatie] aan de westzijde van de Voorschoterweg. Daardoor is het nu niet mogelijk om een kas ten behoeve van plantveredeling te realiseren. Hij voert aan dat de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" die aan het betreffende perceel is toegekend glasopstanden toelaat. In het verleden hebben op het betreffende perceel tevens glasopstanden gestaan. Volgens [appellant] stelt de raad ten onrechte dat de beoogde uitbreiding ruimtelijk onwenselijk is.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een kas met de omvang en situering, direct tegen de woning van [appellant] aan, uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk is. Kassen dienen volgens de raad in dit deel van het plangebied zodanig gesitueerd te worden dat deze ondergeschikt zijn aan de vrijstaande woning en het landschap. De woning is volgens de raad een belangrijk stedenbouwkundig element dat als hoeksteen van de Tjalmastrook fungeert en bijdraagt aan de continuering van de lintbebouwing aan de Voorschoterweg. Daarnaast onderzoekt de raad de aansluiting van de toekomstige Rijnlandroute en project Locatie Valkenburg op de Voorschoterweg. Als hierover meer duidelijkheid is, kan het westelijk naastgelegen perceel worden onderzocht op uitbreidingsmogelijkheden ten behoeve van een nieuwe kas, aldus de raad.
3.2. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het hiervoor weergegeven standpunt heeft kunnen stellen. Dat aan de gronden van [appellant] de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" is toegekend doet hieraan niet af, nu ingevolge artikel 4, lid 4.2, onder 4.2.1, sub a van de planregels op dergelijke gronden gebouwen slechts binnen het bouwvak zijn toegestaan. Tevens leidt het gegeven dat eerder op deze gronden glastuinbouw heeft plaatsgevonden niet tot een ander oordeel. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de raad heeft toegelicht dat hij niet tegen de realisering van een kas op zich is, maar dat hij zijn oordeel heeft gevormd op grond van de situering ten opzichte van de woning, die volgens de raad in overeenstemming behoort te zijn met de situatie in de rest van het plangebied.
Het betoog faalt.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Postma
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014
539-808.