201306154/1/R2.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bosch en Duin, gemeente Zeist,
en
de raad van de gemeente Zeist,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2013, kenmerk 13RV0023, heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed Warna" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2013, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door P.B. Nieser en S. Anakhrouch-Tihouna, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de verplaatsing van het plandeel met de bestemming "Wonen" en het daarbinnen gelegen bouwvlak op de gronden aan de Reelaan 4 te Bosch en Duin ten behoeve van het inrichten van een landgoed.
3. [appellant] stelt zich op het standpunt dat het plan in strijd is met provinciaal en gemeentelijk beleid inzake de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS), omdat het verplaatsen van een bouwvlak binnen de EHS niet is toegestaan. Een eerder principeverzoek van [appellant] om verplaatsing van het bouwvlak op zijn gronden aan de [locatie] is immers ook om die reden afgewezen.
4. De raad stelt dat de verplaatsing van het bouwvlak niet in strijd is met het EHS-beleid. De verplaatsing leidt volgens de raad tot een verbetering van de ecologische kwaliteit en biedt de mogelijkheid om de aanwezige hekken te verlagen, zodat dieren gemakkelijker het gebied kunnen doorkruisen. Verder verschilt het voorliggende plan van de situatie van [appellant], zodat er geen sprake is van gelijke gevallen.
5. Blijkens de kaart behorende bij de "Provinciale ruimtelijke verordening, Provincie Utrecht 2013" (hierna: Verordening), door provinciale staten van Utrecht vastgesteld op 4 februari 2013, ligt het plangebied binnen de EHS.
Ingevolge artikel 4.11, derde lid, van de Verordening, voor zover thans van belang, bevat een ruimtelijk plan geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, tenzij:
a. er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn,
b. negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders […], (de "nee, tenzij"-toets). Dit is nader onderbouwd in de "Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028".
6. Anders dan [appellant] stelt, staan de Verordening en het provinciale EHS-beleid niet onverkort in de weg aan nieuwe ontwikkelingen binnen de EHS. In dit soort gevallen schrijft de Verordening wel voor dat de "nee, tenzij"-toets moet worden doorlopen. Blijkens de plantoelichting is de "nee, tenzij"-toets ook uitgevoerd. Uit de plantoelichting blijkt voorts dat het plan per saldo niet zal leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is en dat de raad zich niet op grond daarvan op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met de Verordening en het provinciale EHS-beleid. Voor zover [appellant] verwijst naar het gemeentelijk EHS-beleid, leidt dit niet tot een andere conclusie. Het betoog faalt.
Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met zijn eerder afgewezen principeverzoek voor de verplaatsing van het bouwvlak op zijn perceel, wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie. Volgens de raad verschillen zowel de gevolgen voor de natuur als de stedenbouwkundige situatie. De raad wijst er daarbij op dat het voorziene bouwvlak een toevoeging in het bebouwingslint is, terwijl het principeverzoek een doorbreking van dat lint inhield. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie. Overigens heeft de raad ter zitting aangegeven dat voor [appellant] nog de mogelijkheid openstaat voor het indienen van een ander verzoek. Het betoog faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
458-803.