ECLI:NL:RVS:2014:246

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
201306216/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Rumpt 2013 en beroep tegen de vaststelling

Op 29 januari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Kern Rumpt 2013". Dit bestemmingsplan werd op 28 mei 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Geldermalsen. Tegen dit besluit heeft een appellant, wonend in Rumpt, beroep ingesteld. De appellant betoogde dat het bestaande gebruik van zijn gronden ten onrechte niet was toegestaan en onder het overgangsrecht was gebracht. Hij stelde dat het gebruik van zijn gronden als groente- en fruitbedrijf moest worden bestemd, en dat de ontsluiting naar de Achterweg niet correct was geregeld in het bestemmingsplan.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 3 december 2013, waarbij de appellant werd bijgestaan door een gemachtigde en de raad werd vertegenwoordigd door drs. R. Oldebesten. Ook omwonenden hebben hun zienswijze gegeven. De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling oordeelde dat het bestaande gebruik van de gronden van de appellant niet in strijd was met het bestemmingsplan en dat de raad geen aparte regeling hoefde te treffen voor de bedrijfsmatige activiteiten van de appellant. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201306216/1/R2.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Rumpt, gemeente Geldermalsen,
en
de raad van de gemeente Geldermalsen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Rumpt 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [omwonenden] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2013, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. R. Oldebesten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partijen], bijgestaan onderscheidenlijk vertegenwoordigd door mr. S.N. Altuntas, en [omwonende], bijgestaan door drs. S.A.N. Geerling, gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de kern Rumpt.
3. [appellant] stelt dat het bestaande en vergunde gebruik van zijn gronden aan de [locatie] ten onrechte niet is toegestaan en onder het overgangsrecht is gebracht. Het bestaande gebruik is, volgens [appellant], ruimtelijk een voortzetting van het historisch gebruik en moet om die reden als zodanig worden bestemd. Nu aan de gronden, anders dan in het ontwerpplan, in het plan geen functieaanduiding "groente- en fruitbedrijf" is toegekend, is er onduidelijkheid over de omvang van de toegestane bedrijfsmatige activiteiten, aldus [appellant]. Ook wordt volgens hem het beleid om toegelaten gebruik en bebouwing zoveel mogelijk direct in de regels neer te leggen, niet gevolgd.
Verder betoogt [appellant] dat de ontsluiting van zijn gronden naar de Achterweg ten onrechte niet als zodanig is bestemd, terwijl deze altijd als ontsluiting is gebruikt.
3.1. De gronden van [appellant] zijn gelegen tussen de Middenstraat en de Achterweg en worden aangeduid als [locatie]. Aan het deel van de gronden gelegen aan de Middenstraat, waar een woning en een loods staan, is de bestemming "Wonen - Beeldbepalend" toegekend. Aan het overige deel van de gronden dat door loopt tot aan de Achterweg, is de bestemming "Agrarisch - Dorpsgebied" toegekend. Deze gronden worden deels gebruikt als ontsluiting vanaf de bebouwing op [locatie] naar de Achterweg.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1.1, aanhef en onder a en b, zijn de gronden met de bestemming "Agrarisch - Dorpsgebied" bestemd voor een of meer vormen van agrarisch grondgebruik en voor het behoud, beheer en herstel van aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Ingevolge artikel 10, lid 10.1.1, aanhef en onder a, zijn de gronden met de bestemming "Wonen - Beeldbepalend" bestemd voor woondoeleinden.
Ingevolge lid 10.1.1, aanhef en onder b, zijn de gronden met de bestemming "Wonen - Beeldbepalend" bestemd voor de volgende niet-woonfuncties, uitsluitend in combinatie met een bijbehorende woning […].
Ingevolge lid 10.1.2, aanhef en onder b, is op gronden met de bestemming "Wonen - Beeldbepalend" de uitoefening van een aan huis gebonden beroep onder voorwaarden toegestaan.
Ingevolge lid 10.1.2, aanhef en onder c, is op gronden met de bestemming "Wonen - Beeldbepalend" de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf niet toegestaan, met uitzondering van de onder 10.1.1, onder b genoemde bedrijven.
Ingevolge artikel 1, lid 1.4, van de planregels wordt onder ‘aan huis gebonden beroep’ verstaan: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
Ingevolge lid 1.5, van dit artikel, wordt onder ‘aan huis gebonden bedrijf’ verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is, dat de activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Onder een huisgebonden bedrijf wordt onder meer verstaan de exploitatie van een theetuin/terras, een bed & breakfast/kamerverhuur voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
3.2. Tussen partijen is niet in geschil dat het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen bij besluit van 8 maart 2012 een omgevingsvergunning voor het bouwen en vrijstelling van het voorheen geldende plan op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, heeft verleend aan [appellant] voor het veranderen van een bestaande loods op zijn perceel zodat deze geschikt kan worden gemaakt als stallingsruimte ten behoeve van een fruitwagen. Voorts is niet in geschil dat de legaal aanwezige bebouwing in het plan als zodanig is bestemd. In beginsel dient ook het bestaand legaal gebruik in het plan als zodanig te worden bestemd.
De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit in het plan is gebeurd. Gelet op de formulering van betreffende planregels en de in het plan gehanteerde plansystematiek, kan het enkele stallen van de fruitwagen in de loods in dit geval worden begrepen onder het ter plaatse toegestane gebruik voor woondoeleinden.
Het betoog van [appellant] dat het gebruik dat is toegestaan bij voormelde vergunning en vrijstelling ten onrechte onder het overgangsrecht is gebracht, mist dan ook feitelijke grondslag.
3.3. Voor zover [appellant] stelt dat ook het overige gebruik van zijn gronden voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder op- en overslag van groente en fruit, en het gebruik van de ontsluiting naar de Achterweg als zodanig moet worden bestemd, overweegt de Afdeling het volgende.
Niet is in geschil dat al het door [appellant] bedoelde gebruik niet is toegestaan op gronden waaraan de bestemming "Wonen - Beeldbepalend" dan wel de bestemming "Agrarisch - Dorpsgebied" is toegekend. De Afdeling is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat dit gebruik onder de werking van het vorige plan, in strijd daarmee en zonder vergunning is aangevangen. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor bedoelde bedrijfsmatige activiteiten en het gebruik van gronden als ontsluitingsweg, geen afzonderlijke planregeling hoefde te worden getroffen. Daartoe is van belang dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het gemeentebestuur het voornemen heeft gebruik te maken van zijn bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden teneinde illegale situaties in overeenstemming te brengen met het plan. Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
458-803.