201311076/1/A2.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 31 oktober 2013 in zaak nr. 13/3309 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van het Faunafonds (hierna: het Faunafonds).
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2012 heeft het Faunafonds [appellant] kenbaar gemaakt zijn verzoek om tegemoetkoming in door een ziek wild zwijn aan zijn zeugen en biggen toegebrachte schade niet in behandeling te nemen.
Bij besluit van 15 mei 2013 heeft het Faunafonds het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Faunafonds heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2014, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. K. Habets, vergezeld van W. Remijnse, beiden werkzaam in dienst van het Faunafonds, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) heeft het Faunafonds tot taak het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Volgens artikel 2 van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (hierna: de Regeling) kan het bestuur de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade met inachtneming van het hierna bepaalde.
1. Een verzoek voor een tegemoetkoming wordt bij het Faunafonds ingediend op een daartoe door het bestuur vastgesteld formulier met bijlagen.
2. Het verzoek moet door de aanvrager per post worden ingediend uiterlijk binnen zeven werkdagen, nadat deze de schade, die door een beschermde inheemse diersoort is veroorzaakt, heeft geconstateerd.
3. Schade welke niet binnen zeven werkdagen na constatering door de verzoeker op het bij het eerste lid vermelde formulier met bijlagen bij Dienst Regelingen is ingediend, komt niet voor een tegemoetkoming in aanmerking. Een pro-forma verzoek wordt niet beschouwd als een verzoek voor een tegemoetkoming.
2. In april 2012 vertoonde een aantal zeugen en biggen van [appellant] een ziektebeeld dat [appellant] niet kende. Hierop heeft [appellant] een dierenarts geraadpleegd. Een aantal dagen later, op 17 april 2012, vond [appellant] het kadaver van een dood wild zwijn op een afstand van 30 m van zijn bedrijf.
3. Aan het besluit van 12 december 2012 heeft het Faunafonds, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat [appellant] hem eerst op 11 december 2012 en derhalve na de in artikel 2, tweede lid, van de Regeling genoemde termijn op de hoogte heeft gesteld van de schade aan zijn zeugen en biggen en [appellant] niet een formulier als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling heeft ingediend.
Aan het besluit van 15 mei 2013 heeft het Faunafonds een advies van de bezwaarschriftencommissie van het Faunafonds van 6 mei 2013 ten grondslag gelegd. Volgens de commissie was het beter geweest om het verzoek van [appellant] af te wijzen in plaats van dit buiten behandeling te laten. Nu de bezwaren van [appellant] niet op de gevolgde procedure zien en het onderscheid voor hem niet een wezenlijk verschil oplevert, heeft de commissie geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
4. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het Faunafonds ten onrechte niet is toegekomen aan de inhoudelijke behandeling van zijn verzoek om tegemoetkoming in de door hem geleden schade. Zoals de rechtbank terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2008 in zaak nr. 200801317/1, heeft overwogen, is de Regeling niet onredelijk. [appellant] heeft, naar niet in geschil is, zijn verzoek om tegemoetkoming niet binnen zeven werkdagen nadat hij de schade heeft geconstateerd ingediend. De afwijzing van de aanvraag is in zoverre in overeenstemming met de Regeling. Voor zover [appellant] zich op het standpunt heeft gesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, kan hij hierin niet worden gevolgd. [appellant] had, anders dan hij heeft gesteld en ter zitting toegelicht, het onderzoek naar de oorzaak van de dood van het wilde zwijn niet hoeven afwachten om een verzoek om tegemoetkoming in te dienen. Dat [appellant], naar hij heeft gesteld, onbekend was met de mogelijkheid een verzoek om tegemoetkoming op grond van de Ffw in te dienen, komt voor zijn risico en rekening.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
17-735.