ECLI:NL:RVS:2014:2553

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
201311242/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân inzake peilgedooging watergang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2013. De rechtbank had het besluit van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân van 20 december 2012 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Het besluit van 20 december 2012 verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond, waarbij het dagelijks bestuur had bepaald dat afwijking van het peil NAP - 1.00 m voor de watergang tussen het perceel van [appellant] en dat van Staatsbosbeheer werd gedoogd. [appellant] was van mening dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand had gelaten, omdat het dagelijks bestuur niet adequaat had gereageerd op zijn verzoek om uitvoering te geven aan een eerder besluit van 29 november 1995, dat een peil van NAP - 1.35 m voorschrijft. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 juli 2014 behandeld. Tijdens de zitting is [appellant] bijgestaan door mr. M.J. Smaling, terwijl het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door drs. G. Jansen en O. Buwalda. De Afdeling oordeelde dat het besluit van 20 december 2012 in strijd was met de rechtszekerheid, omdat het niet duidelijk was welk peil voor de watergang gold en op welke overtreding het gedogen was gebaseerd. De rechtbank had derhalve ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en herroepte het besluit van 18 juli 2012, waarbij het dagelijks bestuur werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

201311242/1/A4.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2013 in zaak nr. 13/157 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2012 heeft het dagelijks bestuur bepaald dat afwijking van het peil NAP - 1.00 m voor de watergang gelegen tussen het perceel van [appellant] en het perceel van Staatsbosbeheer wordt gedoogd.
Bij besluit van 20 december 2012 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 december 2012 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. G. Jansen en O. Buwalda, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het besluit van 18 juli 2012 is genomen naar aanleiding van het verzoek van [appellant] om uitvoering te geven aan het besluit van het dagelijks bestuur van het voormalige Waterschap Boarnferd van 29 november 1995. In dit besluit is bepaald dat een pompje wordt geplaatst nabij de Wolvedijk en duikers worden aangebracht om een peil van NAP - 1.35 m in de watergangen op het perceel van [appellant] te bewerkstelligen.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 20 december 2012 in stand heeft gelaten. De rechtbank heeft daarbij miskend dat het dagelijks bestuur met het nemen van een gedoogbesluit niet adequaat heeft gereageerd op het verzoek om uitvoering te geven aan het besluit van 29 november 1995. Het dagelijks bestuur had de daarin vervatte maatregelen moeten uitvoeren. Daar komt bij dat een peil van NAP - 1.35 m niet kan worden gedoogd omdat dat voor de desbetreffende watergang het geldende peil is, aldus [appellant].
2.1. In het advies van de commissie behandeling bezwaren Wetterskip Fryslân, dat deel uitmaakt van het besluit van 20 december 2012, is overwogen dat uit het besluit 18 juli 2012 niet duidelijk wordt of het dagelijks bestuur al dan niet uitvoering geeft aan het besluit van 29 november 1995. De commissie adviseert nader te motiveren waarom niet wordt ingegaan op het verzoek van [appellant] uitvoering te geven aan dat besluit. In het besluit van 20 december 2012 wordt die nadere motivering niet gegeven.
Gelet hierop moet het er voor worden gehouden dat bij besluit van 18 juli 2012 noch bij besluit van 20 december 2012 op dat verzoek is beslist. Hetgeen is aangevoerd omtrent het uitvoeren van het besluit van 29 november 1995 valt daarom buiten het kader van deze procedure.
Ter voorlichting aan partijen merkt de Afdeling op dat het verzoek van [appellant] om uitvoering te geven aan het besluit van 29 november 1995 een verzoek tot het treffen van feitelijke handelingen betreft. Een beslissing op dat verzoek is niet op rechtsgevolg gericht en daarom geen besluit waartegen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open staat. [appellant] kan ter zake uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen.
2.2. Bij besluit van 18 juli 2012 heeft het dagelijks bestuur bepaald dat voor de sloot een afwijkend peil wordt gedoogd. Uit de nadere toelichting van 14 februari 2013 op dat besluit blijkt dat is beoogd een peil van NAP - 1.35 m te gedogen. In het advies van de commissie, dat deel uitmaakt van het besluit van 20 december 2012, wordt overwogen dat de aanwezige dam en daarmee het peil van NAP - 1.35 m wordt gedoogd. De commissie adviseert vervolgens het gedogen van de werkzaamheden die hebben geleid tot een verlaagd peil, in stand te laten. Een exacte aanduiding van hetgeen wordt gedoogd ontbreekt. Verder is in het besluit niet vermeld welke overtreding aan het gedogen ten grondslag ligt.
Voorts is niet duidelijk welk peil voor de desbetreffende watergang geldt. Volgens de brief van het dagelijks bestuur van het voormalige Wetterskip Boarn en Klif van 28 augustus 2001 ligt het perceel van [appellant] in een gebied waarvoor op grond van een peilbesluit een peil van NAP - 1.35 m geldt. [appellant] stelt zich daarom op het standpunt dat voor de betrokken watergang een peil van NAP - 1.35 m geldt. Het dagelijks bestuur stelt zich op grond van een situatietekening van het voormalige Waterschap Boarnferd, gedateerd 19 oktober 1995, daarentegen op het standpunt dat het voor die watergang geldende peil NAP - 1.00 m is. Het dagelijks bestuur heeft evenwel geen peilbesluit kunnen overleggen.
Gelet op het vorenstaande is de strekking en de grondslag van het gedogen onduidelijk. Het besluit van 20 december 2012 is dan ook in strijd met de rechtszekerheid. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven.
Het betoog slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 20 december 2012 in stand zijn gelaten. De Afdeling zal het besluit van 18 juli 2012 herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 20 december 2012.
4. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de in bezwaar en hoger beroep opgekomen proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2013 in zaak nr. 13/157 voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 20 december 2012 in stand zijn gelaten;
III. herroept het besluit van 18 juli 2012, kenmerk WFN1211039;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 20 december 2012;
V. veroordeelt het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.948,00 (zegge: negentienhonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 239,00 (zegge: tweehonderdnegenendertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
190-811.