ECLI:NL:RVS:2014:256

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
201304938/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing locatie ondergrondse afvalcontainers in Amsterdam

Op 19 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid in Amsterdam de Oranje Nassaulaan ter hoogte van nummer 32 aangewezen als locatie voor ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Amsterdam, beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 6 december 2013, waar het dagelijks bestuur vertegenwoordigd was door mr. A.J.A.P. Peters, G. Westerbos en C.E. Kooij.

In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de wettelijke kaders, waaronder artikel 10.23 van de Wet milieubeheer en de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Amsterdam. Het dagelijks bestuur hanteert bij het aanwijzen van locaties voor ondergrondse afvalcontainers specifieke criteria, zoals de afstand tot woningen en de bereikbaarheid voor inzamelvoertuigen. De appellant betoogt dat een alternatieve locatie aan de overzijde van de straat geschikter zou zijn, omdat deze als kinderspeelplaats wordt gebruikt en de aangewezen locatie niet. Het dagelijks bestuur weerlegt deze argumenten door te stellen dat de aangewezen locatie al eerder als parkeerplaats was ingericht en dat de speelruimte voor kinderen is toegenomen door herprofilering van de stoep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aangewezen locatie geschikt is voor ondergrondse afvalcontainers. Het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.

Uitspraak

201304938/1/A4.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, de Oranje Nassaulaan ter hoogte van nummer 32, locatie nummer 28-03, te Amsterdam, aangewezen als locatie voor ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2013, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.P. Peters, G. Westerbos en C.E. Kooij, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10.23 van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
Ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Amsterdam, kan het college aanwijzen met behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met behulp van welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 26, tweede lid, van de Verordening op de stadsdelen van de gemeente Amsterdam, draagt het college al zijn bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur van de stadsdelen.
2. Het dagelijks bestuur hanteert bij het aanwijzen van een locatie voor een ondergrondse afvalcontainer het beleid zoals dat is vastgelegd in het Programma van Eisen ondergrondse restafvalinzameling gebied Oud-Zuid van 8 februari 2012. Hierin staat onder meer als uitgangspunt dat altijd binnen 75 m vanaf de woningen, met uitzonderingen tot maximaal 125 m, een ondergrondse afvalcontainer aanwezig is. Voorts hanteert het dagelijks bestuur de volgende locatiecriteria, voor zover hier van belang, uit het Programma van Eisen:
• Inzamelvoertuigen moeten veilig kunnen stoppen om de containers te legen;
• Om verkeersoponthoud tijdens het legen van containers te vermijden worden er geen containers op hoeken van drukke verkeerskruisingen geplaatst. Om dezelfde reden worden er ook geen containers op of bij vluchtheuvels geplaatst;
• Containerlocaties moeten goed bereikbaar zijn voor voetgangers, minder validen en fietsers;
• De afstand tussen de container (rand van de container) en de gevel is minimaal 2 m;
• Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met omgeving/omwonenden;
• Bij het bepalen van een locatie wordt rekening gehouden met de ondergrondse infrastructuur en het omleggen van kabels en leidingen moet zoveel mogelijk worden beperkt.
3. [appellant] betoogt dat de stoep aan de overzijde van de aangewezen locatie een geschiktere locatie is voor de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers dan de aangewezen locatie.
Hiertoe voert hij aan dat de aangewezen locatie als kinderspeelplaats wordt gebruikt, terwijl op de stoep aan de overzijde niet gespeeld wordt, nu daar ’s middags geen zon is. De aan de overzijde aanwezige ondergrondse telecomkabels kunnen volgens [appellant] worden verplaatst. Voorts voert [appellant] aan dat, weliswaar bij de door hem voorgestelde alternatieve locatie een oversteekplaats voor minder validen vervalt bij plaatsing van containers, maar dat, anders dan waar het dagelijks bestuur van uitgaat, dit ook het geval is bij de aangewezen locatie. Ten slotte stelt [appellant] dat de doorstroom van het verkeer beter zal zijn bij de alternatieve locatie, omdat het inzamelvoertuig niet de kruising blokkeert, maar slechts de Sophialaan. De Sophialaan is volgens [appellant] niet smaller dan de Oranje Nassaulaan.
3.1. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de aangewezen locatie was ingericht als parkeerplaats en dat deze ruimte daarom al niet gebruikt kon worden als speelplaats zodra er auto’s geparkeerd stonden. De stoep aan de Oranje Nassaulaan is inmiddels ter hoogte van de nummers 30 en 32 door een herprofilering verbreed, zodat de speelruimte voor kinderen volgens het dagelijks bestuur juist is toegenomen.
Voorts heeft het dagelijks bestuur erop gewezen dat de voorgestelde alternatieve locatie niet geschikter is, nu telecomkabels verplaatst moeten worden en als locatiecriterium geldt dat verplaatsing daarvan zoveel mogelijk wordt beperkt. Het verplaatsen van kabels brengt ook extra kosten zich mee.
Verder heeft het dagelijks bestuur ter zitting, aan de hand van een kaart, toegelicht dat bij de alternatieve locatie een oversteekplaats voor minder validen vervalt als daar containers worden geplaatst, terwijl deze bij de aangewezen locatie wel in stand kan blijven. Volgens het dagelijks bestuur is bij het ontwerp van de genoemde herprofilering hiermee rekening gehouden.
Ten slotte ligt de alternatieve locatie in een flauwe bocht, waardoor volgens het dagelijks bestuur het inzamelvoertuig de weg blokkeert bij het legen van de containers. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur nader toegelicht aan de hand van een kaart dat dit te meer het geval is nu het inzamelvoertuig een achterlader heeft. Bij de aangewezen locatie kunnen auto’s het inzamelvoertuig wel blijven passeren, aldus het dagelijks bestuur.
3.2. Gelet op het voorgaande, heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de stoep aan de overzijde van de aangewezen locatie minder geschikt is als locatie voor ondergrondse afvalcontainers. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de Oranje Nassaulaan ter hoogte van nummer 32 niet had mogen aanwijzen als een locatie voor ondergrondse afvalcontainers.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
457-764.