ECLI:NL:RVS:2014:2565

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
201400095/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Maasdonk, herziening Vinkelsestraat ongenummerd naast 141 a Vinkel

Op 9 juli 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen appellanten A en B, wonend te Vinkel, en de raad van de gemeente Maasdonk. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 19 november 2013, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk, herziening Vinkelsestraat ongenummerd naast 141 a Vinkel" is vastgesteld. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" die de bouw van een woning op kavel B mogelijk maken. Zij stellen dat de voorziene woning beter in nieuw te ontwikkelen woonwijken kan worden gesitueerd en dat de bestemmingen niet passen binnen het extensiveringsbeleid. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de voorziene woning op kavel B binnen de bebouwingsconcentratie "Vinkelsestraat" valt en dat de bouw voldoet aan de ontwerprichtlijnen van de structuurvisie.

Tijdens de zitting op 12 juni 2014 zijn appellanten, waarvan appellant A in persoon, en de raad vertegenwoordigd door R. Borst, gehoord. De Afdeling heeft de beroepsgronden van appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woning op kavel B het landelijke karakter en de open structuur van het buitengebied niet aantast. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat de belangenafweging die aan de structuurvisie ten grondslag ligt, de voor- en nadelen van alternatieve locaties reeds heeft meegenomen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" aan de kavels heeft kunnen toekennen op basis van gewijzigde planologische inzichten. De door appellanten aangevoerde argumenten, waaronder de impact op zichtlijnen en de relatie met de structuurvisie, zijn door de Afdeling verworpen. De conclusie was dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201400095/1/R3.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Vinkel, gemeente Maasdonk,
en
de raad van de gemeente Maasdonk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Maasdonk, herziening Vinkelsestraat ongenummerd naast 141 a Vinkel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2014, waar [appellanten], van wie [appellant A] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door R. Borst, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting gehoord [belanghebbenden], bijgestaan door J.P. van Niftrik.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Met het plan wordt beoogd de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" ter plaatse van een kavel aan de doorgaande weg Vinkelsestraat (hierna: kavel A) en ter plaatse van een kavel aan de doodlopende landbouwweg Vinkelsestraat (hierna: kavel B) te wijzigen in de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" ten behoeve van de bouw van twee Ruimte-voor-Ruimte-woningen.
3. Het beroep richt zich tegen de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" die de bouw van een woning op kavel B mogelijk maken. [appellanten] voeren aan dat de voorziene woning beter in nieuw te ontwikkelen woonwijken van het verstedelijkt gebied gesitueerd kan worden, dat de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" niets te maken hebben met de voorheen geldende bestemming en dat de voorziene woning niet past binnen het extensiveringsbeleid.
Voorts betogen zij met verwijzing naar de Structuurvisie Buitengebied Maasdonk uit 2009 (hierna: de structuurvisie) dat het gemeentelijke beleid slechts ruimte laat voor de bouw van een Ruimte-voor-Ruimte-woning op kavel A. De raad heeft zich volgens [appellanten] het verschil tussen kavel A en B onvoldoende gerealiseerd. Ter zitting hebben [appellanten] aangevoerd dat kavel B, anders dan kavel A, geen deel uitmaakt van het bebouwingslint Vinkelsestraat, zodat de plannen voor dit kavel niet passen in de langetermijnvisie voor het buitengebied zoals verwoord in de structuurvisie.
Voorts stellen [appellanten] dat de voorziene woning op kavel B afbreuk doet aan het landelijke karakter en de open structuur van het buitengebied. Hiertoe voeren zij aan dat met de geplande woning zichtlijnen worden doorkruist.
3.1. De raad stelt dat de voorziene woning op kavel B valt binnen de bebouwingsconcentratie "Vinkelsestraat" uit de structuurvisie en dat de bouw en situering alsmede de aard en omvang van de voorziene woning uit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt voldoen aan de door de structuurvisie gestelde ontwerprichtlijnen. Ook is aandacht besteed aan het behoud van openheid en doorzichten tussen beide kavels, aldus de raad.
De raad stelt zich voorts op het standpunt dat de voorziene woningen in de planologische beoordeling zijn samengenomen, omdat beide kavels in de bebouwingsconcentratie "Vinkelsestraat" zijn gelegen zodat daarvoor dezelfde ontwerprichtlijnen uit de structuurvisie gelden.
3.2. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. In de belangenafweging die ten grondslag ligt aan de structuurvisie zijn de voor- en nadelen van alternatieve locaties reeds meegenomen. Het plan dat thans ter beoordeling voorligt, sluit aan bij de voor woningbouw geschikt geachte bebouwingsconcentratie "Vinkelsestraat" uit de structuurvisie. Hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat de raad de woningbouwlocaties uit de structuurvisie niet in redelijkheid passend heeft kunnen achten. Het betoog faalt.
3.3. Wat de relatie betreft tussen de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" uit het vorige plan en de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" in dit plan, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Derhalve kon de raad op grond van gewijzigde planologische inzichten andere bestemmingen toekennen aan deze kavels. Het betoog faalt.
3.4. De door provinciale staten bij het reconstructieplan aangewezen extensiveringsgebieden zien op het terugdringen van intensieve veehouderij, doch hebben geen betrekking op het tegengaan van woningbouw in het buitengebied. Hetgeen [appellanten] aanvoeren met betrekking tot het extensiveringsbeleid faalt derhalve.
3.5. De structuurvisie staat Ruimte-voor-Ruimte-woningen toe in daarvoor aangewezen bebouwingsconcentraties als uitzondering op het beleidsuitgangspunt dat in het buitengebied zo min mogelijk nieuwe (burger)woningen worden toegestaan. De Afdeling stelt vast dat zowel kavel A als kavel B blijkens de structuurvisie zijn gelegen binnen de bebouwingsconcentratie "Vinkelsestraat". In een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de bebouwingsconcentratie "Vinkelsestraat" in de structuurvisie wordt opgemerkt dat losse bebouwing in de loop der tijden is gegroeid naar een lint met plaatselijke verdichtingen. Naar het oordeel van de Afdeling volgt hieruit echter niet dat, nog daargelaten de vraag of kavel B is gelegen in een bebouwingslint, woningen slechts gerealiseerd mogen worden binnen bebouwingslinten.
Gelet op het voorgaande en nu ook voor het overige wordt voldaan aan de eisen van de structuurvisie, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de voorziene woningbouw op kavel B niet past binnen de langetermijnvisie, zoals neergelegd in de structuurvisie. Het betoog faalt.
3.6. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woning op kavel B het landelijke karakter en de open structuur van het buitengebied niet aantast. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking de omvang van de op de verbeelding aangegeven woonbestemming en de omstandigheid dat de maximale goot- en bouwhoogten ingevolge artikel 4, lid 4.2, onder b, van de planregels onderscheidenlijk 4,5 m en 10 m mogen bedragen. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat volgens de memo van BügelHajema Adviseurs van 24 november 2011 de gescheiden situering van de bouwkavels A en B met de aldaar voorziene woningen goed past bij de ruimtelijke kenmerken van het bebouwingslint Vinkelsestraat. Over het betoog van [appellanten] dat met de voorziene woning zichtlijnen worden doorkruist, overweegt de Afdeling dat in de structuurvisie bij bebouwingsconcentratie Vinkelsestraat geen zichtlijnen zijn opgenomen vanaf de doorgaande weg Vinkelsestraat in de richting van de kavels A en B. Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat hij rekening heeft gehouden met doorzichten vanaf de doorgaande weg Vinkelsestraat, door het plandeel met de bestemming "Wonen" meer westelijk en het plandeel met de bestemming "Tuin" meer aan de oostzijde van kavel B te situeren. Het betoog faalt.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
288-813.