ECLI:NL:RVS:2014:2624

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
201308095/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geboortedatum in gemeentelijke basisadministratie na afwijzing verzoek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn verzoek om wijziging van zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (gba) werd afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 3 juli 2012 het verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum te wijzigen in de gba afgewezen. Dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. De appellant, die stelt dat hij op 1 januari 1950 is geboren, heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn verzoek, waaronder een uitspraak van de rechtbank in Al Hoceima, Marokko, en andere verklaringen. De rechtbank oordeelde echter dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn en dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om de wijziging van zijn geboortedatum te rechtvaardigen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 april 2014 ter zitting behandeld, waarbij zowel de appellant als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de uitspraak van de Marokkaanse rechtbank niet op betrouwbare gegevens berustte en dat de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de geboortedatum zoals vermeld in die uitspraak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing van de rechtbank werd daarmee bekrachtigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201308095/1/A3.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2013 in zaak
nr. 12/4515 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2012 heeft het college een verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba) te wijzigen afgewezen.
Bij besluit van 2 oktober 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J.A. Bosch, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Lekkerkerker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet gba), welke wet op 6 januari 2014 door de Wet basisregistratie personen is vervangen, doch op dit geding nog van toepassing is, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
2. [appellant] is op 26 september 1975 ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Rotterdam. Daarbij is aan een door hem overgelegd Marokkaans paspoort het geboortejaar 1950 ontleend en opgenomen. Op 16 oktober 1979 is het geboortejaar in de gba gewijzigd in 1955, dit op basis van een door [appellant] overgelegde Marokkaanse identiteitskaart.
Op 29 mei 2012 heeft [appellant] het college verzocht om het in de gba vermelde geboortejaar te wijzigen in de geboortedatum 1 januari 1950. Ter staving van zijn verzoek heeft hij een afschrift van een uitspraak van de rechtbank in Al Hoceima, Marokko, van 18 maart 2011 overgelegd, voorzien van een beëdigde Nederlandse vertaling (hierna: de uitspraak). Voorts heeft hij overgelegd, een afschrift van een zogenoemde 12-getuigenverklaring, voorzien van een beëdigde Nederlandse vertaling, en een afschrift van een in de Franse taal gestelde medische verklaring afgegeven door een arts van het regionale ziekenhuis in Al Hoceima, Marokko, van 6 januari 2012. Deze documenten zijn op 15 februari 2012 gelegaliseerd door de Nederlandse ambassade in Rabat. Daarbij is vermeld dat de legalisatie uitsluitend de handtekening betreft en niet de inhoudelijke juistheid van de documenten bevestigt. Voorts heeft [appellant] overgelegd, een afschrift van een uittreksel uit de gba van de gemeente Rotterdam, een afschrift van een op 27 februari 1976 afgegeven Nederlands rijbewijs, een op 25 mei 1978 afgegeven Marokkaans paspoort en een verklaring van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 januari 1980 waarop als geboortejaar 1950 is vermeld.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de uitspraak van de rechtbank in Al Hoceima naar objectieve maatstaven gemeten niet op betrouwbare gegevens berust. Hij voert aan dat de uitspraak met redenen is omkleed nu daarin wordt verwezen naar de door hem overgelegde verklaringen. Verder vormt de medische verklaring volgens hem een goede onderbouwing voor de uitspraak. Voorts heeft de rechtbank miskend dat de Nederlandse openbare orde zich er niet tegen verzet dat de uitspraak als brondocument dient en biedt hij voorts aan brondocumenten in het geding te brengen waaruit blijkt dat zijn geboortedatum 1 januari 1950 is. Dit volgt eveneens uit verklaringen van zijn jongere en oudere broer.
[appellant] betoogt verder dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bij de tenuitvoerlegging van buitenlandse staatsvonnissen slechts bevoegd is na te gaan of de buitenlandse rechter bevoegd was in overeenstemming met het rechtsstelsel dat volgens het conflictenrecht op de in het leven geroepen rechtsfeiten en rechtstoestanden van toepassing is. Wanneer de beginselen van behoorlijke procesorde in acht zijn genomen blijft een nadere toets van een buitenlandse uitspraak achterwege. Een nadere toets is in dit geval niet relevant, nu voor 1950 geboren getuigen, gebaseerd op eigen wetenschap, nabuurschap en het omgaan met elkaar, hebben verklaard dat [appellant] in 1950 geboren is en dat hij ouder is dan zijn in 1953 geboren broer.
Hieruit volgt dat het geboortejaar 1955 een kennelijke misslag is. Derhalve is de ambtenaar van de burgerlijke stand ingevolge artikel 1:24a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bevoegd ambtshalve een nieuwe akte op te maken en in te schrijven, aldus [appellant].
3.1. De rechtbank heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2013 in zaak nr. 201205954/1/A3 terecht overwogen dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, bestaat een rangorde in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een ‘lager’ document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen ‘hoger’ document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13, 44 en 45). Het bewijs dat eenmaal in de gba opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door de juiste brondocumenten over te leggen. Voor het wijzigen van eenmaal in de gba geregistreerde gegevens moet, gelet op het systeem van de Wet gba, onomstotelijk vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn en dat de op te nemen gegevens juist zijn.
Voorts heeft de rechtbank onder verwijzing naar voornoemde uitspraak terecht overwogen dat uit de memorie van toelichting bij de Wet gba blijkt dat artikel 37, tweede lid, van deze wet er onder meer toe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de gba worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Daarbij is als een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak moet voldoen, vermeld dat deze er blijk van moet geven op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 45).
3.2. Uit de uitspraak van de rechtbank in Al Hoceima volgt dat het verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum te wijzigen in 1 januari 1950 is ingewilligd, nu uit het verzoekschrift, paspoort, rijbewijs en identiteitskaart blijkt dat bij de registratie van de geboortedatum 1955 in de registers van de burgerlijke stand in Marokko een fout is opgetreden. De uitspraak noemt weliswaar de stukken waarop deze is gebaseerd, maar houdt overigens geen enkele motivering in. Zo volgt uit deze uitspraak onder meer niet op welke wijze de fout zich heeft voorgedaan en is rechtgezet. Anders dan [appellant] betoogt, verzet de Nederlandse openbare orde zich tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in de uitspraak vermelde geboortedatum, reeds omdat aan de uitspraak ten grondslag gelegde documenten geen objectiveerbare gegevens bevatten, waaruit volgt dat [appellant] is geboren op 1 januari 1950. Daarbij is van belang dat [appellant] ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat hij in de verzoekschriftprocedure bij de Marokkaanse rechtbank zelf de geboortedag en -maand kan bepalen. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit de medische verklaring, nog daargelaten dat deze verklaring dateert van na de uitspraak, op geen enkele wijze volgt op grond van welke medische onderzoeksmethodes de desbetreffende arts tot de conclusie is gekomen dat [appellant] is geboren op 1 januari 1950. Voorts zijn de bij brief van 25 maart 2014 overgelegde documenten en verklaringen niet aan de uitspraak ten grondslag gelegd, zodat hieraan reeds hierom geen betekenis toekomt.
Wat betreft het beroep van [appellant] op artikel 431 Rv, overweegt de Afdeling dat deze bepaling ziet op de tenuitvoerlegging van beslissingen van buitenlandse rechters, hetgeen in dit geval niet aan de orde is. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat het college geen partij was in het geding bij de rechtbank in Marokko. Evenmin is artikel 1:24a van het BW van toepassing, reeds omdat deze bepaling ziet op het verbeteren van een kennelijke misslag in een ander register, namelijk het register van de burgerlijke stand.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Beerse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
382-697.