ECLI:NL:RVS:2014:2626

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
201308594/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor dakkapel in Vianen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 1 augustus 2013 het beroep van [appellant] tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Vianen ongegrond heeft verklaard. De omgevingsvergunning, verleend op 14 januari 2013, betreft het plaatsen van een dakkapel in het voorgeveldakvlak van de woning op het perceel [locatie] te Vianen. Het college had het bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning ongegrond verklaard, waarna [appellant] in beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 juni 2014 behandeld. [appellant] betoogde dat de voorzieningenrechter had miskend dat de omgevingsvergunning in strijd was met redelijke eisen van welstand. Hij voerde aan dat het bouwplan niet voldeed aan de eisen van de welstandsnota van de gemeente Vianen, omdat de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goot met 65 mm werd overschreden. Daarnaast stelde hij dat het welstandsadvies van de welstandscommissie niet deugdelijk was, omdat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van de welstandsnota.

De Afdeling overwoog dat het college, hoewel niet gebonden aan het welstandsadvies, dit advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen, tenzij er gebreken aan het advies zijn. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat het welstandsadvies geen gebreken vertoonde en dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het bouwplan niet in strijd was met redelijke eisen van welstand. Het betoog van [appellant] faalde, en de Afdeling bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201308594/1/A1.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Vianen,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 1 augustus 2013 in zaken nrs. 13/3164 en 13/3165 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vianen.
Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2013 heeft het college [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een dakkapel in het voorgeveldakvlak van de woning op het perceel [locatie] te Vianen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 mei 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 augustus 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2014, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door W. Bosse, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend in strijd met redelijke eisen van welstand. In dat kader voert hij aan dat het bouwplan niet voldoet aan de eisen die de welstandsnota van de gemeente Vianen (hierna: de welstandsnota) daaraan stelt, nu de toegestane afstand van de onderzijde van de voorziene dakkapel tot aan de goot van de woning op het perceel met 65 mm wordt overgeschreden. Tevens betoogt hij dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het welstandsadvies van de welstandscommissie van 10 januari 2013 niet deugdelijk kan zijn, nu de gegevens en bescheiden bij de aanvraag niet voldoen aan de eisen die de welstandsnota daaraan stelt en het college niet heeft verzocht de aanvraag aan te vullen. Voorts betoogt hij dat de voorzieningenrechter in zijn oordeel onvoldoende het in zijn opdracht uitgebrachte advies van 1 juli 2013 van ir. B. Custers van Vocus Architecten bna (hierna: het advies Vocus) heeft betrokken.
1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 oktober 2012 in zaak nr. 201202738/1/A1) mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.
1.2. De voorzieningenrechter heeft in het door [appellant] in bezwaar aangevoerde terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het welstandsadvies van 10 januari 2013 naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan het besluit van 14 januari 2013 ten grondslag heeft mogen leggen. Dat in de omschrijving bij de zogeheten sneltoetscriteria in de welstandsnota is vermeld dat dakkapellen, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend zijn en dat daarom de voorkeur gaat naar een dakkapel aan de achterkant, maakt niet dat de voorziene dakkapel reeds daarom niet in overeenstemming is met de welstandsnota. Bij de sneltoetscriteria is vermeld dat deze gelden, tenzij sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel mag bestaan aan de toepasbaarheid, in welk geval het bouwplan aan de welstandscommissie moet worden voorgelegd. Het nader advies van 1 juli 2013 licht het eerdere advies van 10 januari 2013 in die zin toe, dat het criterium in de welstandsnota inzake de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goot niet afdoet aan het eerdere advies, dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Ter zitting van de Afdeling van 10 juni 2014 heeft het college toegelicht dat de welstandscommissie zich op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet voldoet aan het sneltoetscriterium met betrekking tot de toegestane afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goot en dat het daarom in overeenstemming met de welstandsnota het bouwplan nader heeft getoetst aan de algemene welstandscriteria, waaraan het bouwplan voldoet. Niet is gebleken dat het bouwplan niet voldoet aan de algemene welstandscriteria, noch dat de welstandscommissie de welstandsnota ter zake onjuist heeft toegepast.
De welstandscommissie heeft in het nader advies van 1 juli 2013 toegelicht dat naast de bij de aanvraag behorende visualisatie van de voorziene dakkapel en de bouwtekeningen - waarop onder meer de voorgevel en zijgevels, een doorsnede, plattegrond van de eerste verdieping en dak in de bestaande en nieuwe situatie zijn weergegeven - de welstandscommissie in haar advies van 10 januari 2013 voorts heeft betrokken cyclorama foto’s en luchtfoto’s van de omgeving. Deze foto’s zijn ook ter zitting van de Afdeling getoond en deze geven een voldoende beeld van de omgeving van het perceel. Dat bij de aanvraag geen situatietekening inclusief aansluitende terreinen en foto’s van de bestaande situatie en de omgeving zijn gevoegd, maakt niet dat het college de omgevingsvergunning niet kon verlenen op grondslag van het advies van 10 januari 2013, nu de welstandscommissie zelf reeds over voldoende informatie van de omgeving van het perceel beschikte en deze in haar advies heeft betrokken.
In het advies Vocus wordt gesteld dat de aanvraag onvolledig is en dat realisering van het bouwplan leidt tot schending van de privacy van [appellant], hetgeen geen welstandsaspecten betreffen. De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht overwogen dat het advies Vocus geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het bouwplan niet aan redelijke eisen van welstand voldoet.
Gelet op het vorenstaande, heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Het betoog faalt.
2. [appellant] betoogt dat het college zijn taak niet zonder vooringenomenheid heeft vervuld. Hij heeft deze grond en de daaraan ten grondslag liggende feiten voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter en er geen reden is waarom dit betoog niet reeds bij deze kon worden aangevoerd, en hij dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover deze is aangevallen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover deze is aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
357-761.