ECLI:NL:RVS:2014:2631

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
201308828/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over tegemoetkoming in schade door grauwe ganzen aan miniknollen

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 16 juli 2014, wordt een hoger beroep behandeld van [appellant sub 1] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een besluit van het Faunafonds, dat op 3 mei 2011 een tegemoetkoming van € 945,00 heeft toegekend aan [appellant sub 1] voor schade veroorzaakt door grauwe ganzen aan door hem geteelde miniknollen. Het Faunafonds verklaarde het bezwaar van [appellant sub 1] tegen een later besluit van 17 april 2012 ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van [appellant sub 1] gegrond verklaard, het besluit van 17 april 2012 vernietigd en de tegemoetkoming vastgesteld op € 1.603,13. Hiertegen heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld, waarbij het Faunafonds ook incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 juni 2014 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het Faunafonds de vervangingswaarde van de miniknollen had moeten vergoeden, maar het Faunafonds betoogde dat de schade op basis van een advies van Taxatiebureau Overheul was vastgesteld. De Afdeling oordeelt dat het Faunafonds niet voldoende heeft onderbouwd waarom de schadevergoeding juist is vastgesteld en dat het Faunafonds niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling draagt het Faunafonds op om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in het besluit te herstellen of een nieuw besluit te nemen, en dit aan de betrokken partijen mee te delen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van besluiten door bestuursorganen en de noodzaak om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de schadevergoeding. De einduitspraak zal later beslissen over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201308828/1/A2.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. het bestuur van het Faunafonds (hierna: het Faunafonds),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 5 augustus 2013 in zaak nr. 12/1289 in het geding tussen:
[appellant sub 1]
en
het Faunafonds.
Procesverloop
Bij besluit van 3 mei 2011 heeft het Faunafonds aan [appellant sub 1] onder meer een tegemoetkoming van € 945,00 toegekend voor schade die door grauwe ganzen is toegebracht aan door [appellant sub 1] geteelde miniknollen.
Bij besluit van 17 april 2012 heeft het Faunafonds het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 augustus 2013 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 april 2012 vernietigd, de aan [appellant sub 1] toekomende tegemoetkoming vastgesteld op € 1.603,13 en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep als bedoeld in artikel 8:110, eerste lid, van de Awb ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2014, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. J.J. Nicolaas, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp, en het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. W. van Dijk en W. Remijnse, beiden werkzaam bij het Faunafonds, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) is er een Faunafonds, dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Volgens artikel 2 van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (hierna: de Regeling) kan het bestuur de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade.
Volgens artikel 5, eerste lid, wordt de hoogte van de door één of meer beschermde inheemse diersoorten aangerichte schade, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven, door een aangewezen taxateur getaxeerd.
Volgens het derde lid stelt de taxateur, met inachtneming van de door het bestuur vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent dat. De eindverantwoordelijke persoon van het bureau waarvoor de taxateur werkzaam is, parafeert het taxatierapport voor interne controle en zendt het taxatierapport aan het secretariaat van het Faunafonds. Bij de eindtaxatie overhandigt de taxateur het formulier ‘bevestiging taxatie grondgebruiker’ aan de aanvrager of deponeert het bedoelde formulier in de brievenbus van aanvrager.
2. In het voorjaar van 2010 zijn op een perceel van [appellant sub 1] ter grootte van 0,45 ha 25.000 miniknollen geplant.
Op 17 augustus 2010 is 15% teeltoppervlakte van deze knollen, te weten 675 m², verloren gegaan door toedoen van grauwe ganzen.
3. Niet in geschil is dat de door [appellant sub 1] geleden schade voor tegemoetkoming in aanmerking komt. In geschil is de hoogte van de tegemoetkoming.
4. Het Faunafonds heeft aan het bij besluit van 17 april 2012 gehandhaafde besluit van 3 mei 2011 ten grondslag gelegd dat de schade dient te worden begroot door het gewicht van de verwachte opbrengst te vermenigvuldigen met de verwachte kiloprijs. Bij de begroting van schade aan pootgoed wordt doorgaans gebruikgemaakt van cijfers van Kwantitatieve Informatie (hierna: KWIN). Volgens het aan het Faunafonds op 17 maart 2011 uitgebrachte advies van Taxatiebureau Overheul Agro (hierna: Overheul) bedraagt de opbrengst van pootgoed volgens KWIN 33.000 kg per hectare met een prijs van € 0,30 per kilogram. Omdat in het geval van [appellant sub 1] geen schade is toegebracht aan pootgoed, maar aan miniknollen, is Overheul uitgegaan van een hogere opbrengst per hectare, te weten 40.000 kg, en een hogere prijs per kilogram, te weten € 0,35. Het Faunafonds is Overheul hierin gevolgd.
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Faunafonds de vervangingswaarde van de miniknollen had moeten vergoeden. Daarbij heeft de rechtbank, ervan uitgaande dat 15% van de aan het begin van het teeltjaar gepote 25.000 miniknollen verloren is gegaan, het uit te keren bedrag vastgesteld op € 1.603,13.
6. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij de schadebegroting niet moet worden uitgegaan van het aantal gepote miniknollen aan het begin van het eerste teeltjaar. Volgens [appellant sub 1] moet bij de schadebegroting worden uitgegaan van de opbrengst die hij het eind van het eerste jaar misloopt. Het Faunafonds heeft volgens hem wel het juiste uitgangspunt gehanteerd, maar het heeft, door zich te baseren op het door Overheul aan het Faunafonds uitgebrachte advies, de door hem geleden faunaschade te laag vastgesteld. Met de opbrengst die verloren is gegaan door toedoen van de grauwe ganzen had aan het begin van het tweede jaar een oppervlakte van 0,5 ha beplant kunnen worden. Om deze oppervlakte alsnog te kunnen beplanten zijn 33.250 miniknollen nodig ter waarde van € 0,45 per stuk. De totale schade beloopt daarmee € 14.962,50, aldus [appellant sub 1].
Het Faunafonds betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het zich mocht baseren op het door Overheul aan hem uitgebrachte advies. Overheul is uitgegaan van informatie van Coöperatieve Zaaizaad- en Pootgoedtelersvereniging Anna Paulowna over pootgoed dat voor Frito-Lay wordt geteeld. Daaruit blijkt dat de gemiddelde prijs in het tweede teeltjaar € 0,35 per kilogram bedraagt en de mogelijke opbrengst per hectare 40.000 kg is. Volgens het Faunafonds is het bij schade aan aardappelteelt gebruikelijk om te rekenen met een prijs per kilogram en niet, zoals [appellant sub 1], met een prijs per stuk.
6.1. Naar tussen partijen niet in geschil is, zou het aantal verloren gegane miniknollen het eind van het eerste jaar substantieel zijn vermeerderd. De schade van [appellant sub 1] bestaat uit de opbrengst die hij het eind van het eerste jaar misloopt. Dit betekent dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, dient te worden beoordeeld welke waarde de miniknollen aan het eind van het eerste jaar hadden.
Voor het berekenen van de hoogte van de schade kan in beginsel worden uitgegaan van de cijfers van KWIN, tenzij bijzondere omstandigheden nopen tot afwijking daarvan. In dit geval heeft het Faunafonds die bijzondere omstandigheden aanwezig geacht, aangezien de miniknollen, zoals het Faunafonds ter zitting heeft erkend, van hoge kwaliteit zijn. Het Faunafonds heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat Overheul bij de begroting van de schade van [appellant sub 1] de waarde van pootgoed als uitgangspunt heeft genomen, omdat voor de begroting van miniknollen geen goed referentiekader bestaat. Het Faunafonds heeft evenwel niet kunnen verduidelijken waarom in het aan hem uitgebrachte advies tot de opbrengst van 40.000 kg per ha en € 0,35 per kilo miniknollen is gekomen, hoewel dit wel op zijn weg lag. Dat het Faunafonds geen volledige vergoeding, maar een tegemoetkoming toekent voor faunaschade, zoals het heeft aangevoerd, is hiervoor geen toereikende motivering. Voor het bepalen van de hoogte van de schade is het immers niet van belang welk deel van die schade als tegemoetkoming wordt uitgekeerd. [appellant sub 1] heeft het advies van Overheul gemotiveerd betwist en zijn stelling onderbouwd met stukken, waaronder een rapport van agrarisch expert S. Veldboer van 26 maart 2013. Het lag daarom op de weg van het Faunafonds om zijn besluit van een nadere toelichting te voorzien en hierbij in te gaan op de door [appellant sub 1] ingenomen stelling, eventueel na hierover nader advies van een ter zake deskundige te hebben ingewonnen. Nu het Faunafonds dat niet heeft gedaan, moet worden geoordeeld dat het besluit van 17 april 2012 niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
Het betoog van [appellant sub 1] slaagt, dat van het Faunafonds faalt.
7. De conclusie is dat het besluit van 17 april 2012 is genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling het Faunafonds opdragen om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 6.1 is overwogen, alsnog toereikend te motiveren waarom de bij het besluit van 3 mei 2011 toegekende en bij besluit van 17 april 2012 gehandhaafde tegemoetkoming in de schade die door grauwe ganzen is toegebracht aan door [appellant sub 1] geteelde miniknollen juist is, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, alsmede de Afdeling en [appellant sub 1] de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
8. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het bestuur van het Faunafonds op om binnen twaalf weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het daar omschreven gebrek te herstellen, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, alsmede de Afdeling en [appellant sub 1] de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
17-735.