ECLI:NL:RVS:2014:2640

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
201309290/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhaving tegen hondentrainingen op woonperceel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin het college van burgemeester en wethouders van Raalte werd verplicht om handhavend op te treden tegen hondengedragstrainingen op een perceel dat bestemd is voor wonen. Het college had eerder geweigerd om handhavend op te treden tegen deze activiteiten, die door [appellant sub 1] werden uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de hondentrainingen, die zowel binnen als buiten plaatsvonden, niet in overeenstemming waren met de woonbestemming van het perceel. De rechtbank stelde dat de activiteiten, ondanks het hobbymatige karakter van [appellant sub 1], een ruimtelijke uitstraling hadden die niet paste bij de woonfunctie. Het hoger beroep van [appellant sub 1] richtte zich tegen deze conclusie, waarbij zij aanvoerde dat haar activiteiten niet meer dan hobbymatig waren en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de trainingen niet in overeenstemming waren met de bestemming van het perceel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hondentrainingen, zowel groeps- als privétrainingen, niet als kleinschalig beroep of bedrijf aan huis konden worden aangemerkt. De rechtbank had terecht overwogen dat de effecten van de trainingen op de omgeving, zoals geluidsoverlast, niet passend waren binnen de woonfunctie. Het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2] werd eveneens ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank terecht had geoordeeld dat incidentele trainingen aan vrienden of familie niet in strijd waren met de woonbestemming. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

201309290/1/A1.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Raalte,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Raalte,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 augustus 2013 in zaak nr. 13/1039 in het geding tussen:
[appellant sub 2],
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte.
Procesverloop
Bij besluit van 6 augustus 2012 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen het trainen van honden op het perceel [locatie 1] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 maart 2013 heeft het college het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en [appellant sub 1] gelast om met ingang van 1 juni 2013 de met het bestemmingsplan strijdige activiteiten op het perceel, zoals in dat besluit omschreven, te beëindigen en beëindigd te houden onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per geconstateerde overtreding, tot een maximum van € 10.000,00.
Bij uitspraak van 26 augustus 2013 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 maart 2013 vernietigd en [appellant sub 1] gelast om met ingang van 1 oktober 2013 het structureel en/of tegen betaling geven van hondengedragstrainingen, zowel groepslessen als privétrainingen, op het perceel te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 10.000,00 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het college en [appellant sub 1] hebben een zienswijze naar voren gebracht.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant sub 2] schriftelijke uiteenzettingen gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2014, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. B.J. Driessen, advocaat te Nijmegen, [appellant sub 2], vergezeld van [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door P.B.M. Droste en J. Kreeft, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Raalte", rust op het perceel de bestemming "Wonen".
Ingevolge artikel 31.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor: het wonen daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis.
Ingevolge artikel 1.67 wordt onder kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis verstaan een dienstverlenend beroep, dat in of nabij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingsplicht op grond van het Activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m2 en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
2. De hondengedragstrainingen vonden ten tijde van belang plaats zowel in de open lucht als in een schuur op het perceel. Het perceel van [appellant sub 2] aan de [locatie 2] grenst aan het perceel.
Hoger beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de door haar op het perceel ontplooide activiteiten, en met name de privétrainingen, waarbij steeds één hond met een of twee eigenaren wordt begeleid, slechts hobbymatig zijn en daarom niet in strijd met de woonbestemming, dan wel zijn te beschouwen als een kleinschalig beroep of bedrijf aan huis als bedoeld in artikel 1.67 van de planregels. Zij voert in dat verband aan dat zij voor haar broodwinning afhankelijk is van een vast dienstverband elders voor 24 uur per week. Ook is de rechtbank volgens haar ten onrechte tot de conclusie gekomen dat niet relevant is of de trainingen binnenshuis dan wel in de open lucht worden gegeven. Voorts voert zij aan dat de groepslessen, waarbij het meeste geluid wordt geproduceerd, met ingang van 1 juni 2013 niet langer plaatsvinden op het perceel.
3.1. De rechtbank heeft, gelet op artikel 1.67 van de planregels, terecht van belang geacht dat bij de beantwoording van de vraag of het geven van hondengedragstrainingen onder het begrip kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis kan worden geschaard, van belang is te bepalen of de effecten van die trainingen op de omgeving zodanig zijn dat deze in ruimtelijk opzicht passend bij de woonfunctie kunnen worden geacht.
De rechtbank heeft in dat verband terecht overwogen dat bij die trainingen, al dan niet met stemverheffing, commando’s worden gegeven hetgeen tot een staccato stemgeluid leidt en is, in afwijking van het standpunt van het college dat dit stemgebruik met name tijdens de groepslessen afwijkend zal zijn van wat bij een woonfunctie gebruikelijk is, terecht tot het oordeel gekomen dat iedere vorm van het op beroepsmatige wijze geven van hondentrainingen, mede als gevolg van de daarmee gepaard gaande stemproductie, een ruimtelijke uitstraling heeft die niet meer bij een woonfunctie past. Hieraan heeft zij terecht de conclusie verbonden dat het structureel en beroepsmatig geven van hondengedragstrainingen, ongeacht of dit groeps- of privétrainingen zijn en ongeacht of deze binnen of buiten worden gegeven, niet kan worden aangemerkt als een kleinschalig beroep- of bedrijf-aan-huis in de zin van het bestemmingsplan.
In hetgeen [appellant sub 1] in hoger beroep heeft aangevoerd, wordt geen aanleiding gevonden voor een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat naast het stemgeluid van trainer en hondeneigenaren, ook het geluid dat de honden produceren, onderdeel uitmaakt van de ruimtelijke uitstraling die met het geven van hondengedragstrainingen gepaard gaat. Voorts is van belang dat hondentrainingen die binnenshuis worden gegeven weliswaar mogelijk tot minder geluidoverlast leiden dan buiten gegeven trainingen, maar dat dit slechts zou kunnen gelden wanneer geen ramen en/of deuren openstaan. Tevens moet het geluid dat wordt geproduceerd bij het arriveren en vertrekken van eigenaren, met hun honden, tot de ruimtelijke uitstraling worden gerekend. Het betoog van [appellant sub 1] dat de groepslessen met ingang van 1 juni 2013 niet meer plaatsvinden op het perceel, leidt niet tot het door haar daarmee beoogde doel. De rechtbank diende haar oordeel te geven over de situatie op het perceel ten tijde van het besluit van 28 maart 2013. Voor zover [appellant sub 1] aanvoert dat de rechtbank heeft miskend dat het geven van privétrainingen (tegen betaling) hobbymatig is en daarom binnen de woonbestemming past, wordt overwogen dat het ook in dit geval gaat om structurele trainingen die, zoals door het college in het besluit op bezwaar overwogen, het hobbymatige karakter overstijgen.
Zoals hiervoor is overwogen, is het structureel en beroepsmatig geven van privétrainingen niet passend binnen die functie.
Het betoog faalt.
Incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2]
4. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het incidenteel en op hobbymatige wijze geven van training door [appellant sub 1] aan haar eigen honden of aan die van vrienden, familie of kennissen, niet in strijd moet worden geacht met de op het perceel rustende woonbestemming. [appellant sub 2] acht de kans groot dat [appellant sub 1] oneigenlijk gebruik zal maken van deze uitzondering door haar klanten voortaan ten onrechte als vrienden, familie of kennissen te presenteren.
4.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de woonbestemming zich niet verzet tegen het incidenteel en op hobbymatige wijze geven van training door [appellant sub 1] aan de eigen honden of aan die van vrienden, familie of kennissen. Zij is er daarbij terecht van uitgegaan dat dit andere activiteiten betreft dan het op structurele basis en/of tegen betaling geven van hondengedragstrainingen, en dat de ruimtelijke uitstraling die ermee gepaard gaat in overeenstemming met de woonbestemming moet worden geacht.
Conclusie
5. Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2] is eveneens ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
414-619.