ECLI:NL:RVS:2014:2648

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
201309537/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Eethen vastgesteld door de raad van de gemeente Aalburg

Op 2 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Aalburg het bestemmingsplan "Eethen" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, [appellante sub 1] en [appellant sub 2], beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 18 juni 2014. Tijdens deze zitting zijn ook vertegenwoordigers van het Waterschap Rivierenland en de stichting Stichting Woonlinie gehoord. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld.

De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat deze beslissing terughoudend wordt getoetst. De appellanten betogen dat de raad ten onrechte heeft afgeweken van het vorige bestemmingsplan "Bollenhoef, Eethen" en dat de bestemming "Water" op bepaalde gronden ten onrechte is vastgesteld. De raad heeft echter toegelicht dat de aanpassingen in het bestemmingsplan noodzakelijk waren in verband met gewijzigde planologische inzichten en dat de waterberging in redelijkheid noodzakelijk kon worden geacht.

De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid de bestemming "Water" heeft kunnen toekennen aan de betrokken gronden. De beroepen van de appellanten worden ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Bongertman, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.

Uitspraak

201309537/1/R3.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Eethen, gemeente Aalburg,
2. [appellant sub 2], wonend te Eethen, gemeente Aalburg,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Aalburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Eethen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het Waterschap Rivierenland een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2014, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. G. Verweij en J. van Sonderen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting het algemeen bestuur en het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, vertegenwoordigd door mr. T.P.J. Steenland-Mulder en ing. P. Bode, en de stichting Stichting Woonlinie, vertegenwoordigd door R. Duinker, als partijen gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn door het waterschap ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan heeft betrekking op de kern Eethen en is hoofdzakelijk conserverend van aard.
3. Voor zover [appellante sub 1] aanvoert dat de raad ten onrechte heeft geweigerd te horen naar aanleiding van de ingediende zienswijze, wordt overwogen dat aan haar de wettelijke mogelijkheid is geboden een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. De Afdeling overweegt dat er geen wettelijke verplichting bestaat de indieners van zienswijzen in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. De raad heeft voorts onweersproken toegelicht dat aan alle indieners van een schriftelijke zienswijze, ook aan [appellante sub 1], gelegenheid is geboden de zienswijze tijdens een hoorzitting nader toe te lichten, maar dat van deze mogelijkheid door [appellante sub 1] geen gebruik is gemaakt. Het betoog faalt.
4. [appellante sub 1], mede-eigenaar van gronden en mede-ontwikkelaar van woningbouw in de Bollenhoef, en [appellant sub 2], die op het perceel [locatie 1] woont, betogen dat de raad het plandeel met de bestemming "Water" op de gronden ten westen van het perceel [locatie 1] ten onrechte heeft vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat het plan in zoverre ten onrechte afwijkt van het vorige bestemmingsplan "Bollenhoef, Eethen", dat ter plaatse voorzag in de bestemming "Water en groen", en de daaraan ten grondslag gelegde Watertoets Bollenhoef, waarin werd voorzien in de aanleg van een dam. Het voorliggende plan gaat uit van een verbinding van de waterberging met de watergang, die ten zuiden van de woningen aan de Bollenhoef ligt. De raad heeft in zoverre geen reden om af te wijken van het vorige plan en de daaraan ten grondslag gelegde stukken, omdat de voorziene waterberging niet is opgenomen op de legger van het waterschap. Voorts wordt in zoverre afgeweken van de ten behoeve van het vorige bestemmingsplan gesloten exploitatieovereenkomst Bollenhoef, terwijl Woonlinie als partij in deze overeenkomst geen toestemming verleent voor de aanleg van de waterberging. [appellante sub 1] zal als mede-eigenaar van deze gronden evenmin daarvoor toestemming verlenen. Door de gewijzigde vaststelling gaat uitgeefbare grond verloren en is planschade te verwachten.
Vanwege de huidige bouwcrisis en de ruimere bouwmogelijkheden die in het aangrenzende bestemmingsplan "Zuidrand Eethen" zijn geboden wenst [appellante sub 1] voorts een aanpassing van de omvang van de bouwvlakken binnen de bestemming "Wonen" op de percelen ten oosten van [locatie 2] en op de percelen tegenover [locatie 2] en een toevoeging van de aanduiding "twee-aaneen" onderscheidenlijk "vrijstaand".
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat alleen van de benaming van de in het vorige bestemmingsplan opgenomen bestemming "Water en groen" is afgeweken. De door [appellante sub 1] gewenste aanpassingen van de bouwmogelijkheden binnen de bestemming "Wonen" zijn volgens de raad vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt onwenselijk.
4.2. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Het voorontwerpplan is naar aanleiding van het wateradvies van het waterschap aangepast, omdat niet alle op de legger aangewezen A-watergangen als "Water" waren bestemd. Hoewel de bestreden waterberging niet op de legger is opgenomen en het wateradvies niet zag op dit planonderdeel, heeft de raad de waterberging in redelijkheid noodzakelijk kunnen achten in verband met de aanleg van verhard oppervlak in de Bollenhoef. Uit de plantoelichting blijkt bovendien dat in de kern Eethen reeds sprake is van een waterbergingstekort. Voor zover [appellante sub 1] en [appellant sub 2] de aanleg van de dam essentieel achten, wordt overwogen dat deze aanleg in het bestemmingsplan binnen de bestemming "Water" niet onmogelijk is gemaakt, aangezien op grond van artikel 11, lid 11.1, van de planregels de voor "Water" bestemde gronden niet alleen zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, maar tevens voor bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bruggen met bijbehorende verkeersfunctie, maar dat de noodzaak daarvan ontbreekt. Daarbij is van belang dat ten tijde van de vaststelling van het vorige bestemmingsplan en de daaraan ten grondslag gelegde Watertoets werd uitgegaan van de aanleg van een wadi. Ter zitting heeft het waterschap toegelicht dat er als gevolg van de uitvoering van het aangrenzende bestemmingsplan "Zuidrand Eethen" mogelijkheden zijn ontstaan om in dit plan een waterberging te realiseren, zodat het vorige plan "Bollenhoef, Eethen" op dat punt niet meer actueel is.
Voor het realiseren van de waterberging is aan Woonlinie een watervergunning verleend, die onherroepelijk is. Het waterschap stelt zich op het standpunt dat dit plan de inpassing van deze verleende watervergunning op de juiste manier mogelijk maakt en dat deze waterberging op de legger zal worden opgenomen. Deze waterberging is inmiddels gerealiseerd, zodat niet wordt toegekomen aan de vraag of evidente privaatrechtelijke belemmeringen aan de uitvoering van het planonderdeel in de weg staan. Voor zover wordt aangevoerd dat wordt afgeweken van de afspraken met Woonlinie, overweegt de Afdeling dat dit in de thans aan de orde zijnde procedure niet ter beoordeling staat. De burgerlijke rechter en niet de bestuursrechter is de aangewezen rechter om hierover een oordeel te vellen. Het gestelde dat uitgeefbare gronden verloren gaan als gevolg van de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Water" is onjuist, nu ter plaatse van de waterberging in het vorige plan ook niet gebouwd mocht worden en deze gronden in de exploitatieovereenkomst Bollenhoef niet zijn opgenomen als uitgeefbare gronden. Gelet hierop bestaat geen grond voor de verwachting dat de waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van de waterberging aan de orde zijn.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aan deze gronden niet in redelijkheid de bestemming "Water" heeft kunnen toekennen.
De betogen falen.
4.3. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het bestemmingsplan "Zuidrand Eethen" een andere stedenbouwkundige opzet heeft dan het voorliggende plan en dat de raad zowel op de door Woonlinie als op de door [appellante sub 1] destijds gewenste aanpassingen van de bouwmogelijkheden afwijzend heeft gereageerd. [appellante sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van de raad dat het plan in zoverre binnen de planperiode kan worden gerealiseerd, onjuist is. Gelet hierop heeft de raad in hetgeen [appellante sub 1] dienaangaande heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien het plan in zoverre aan te passen. Het betoog faalt.
5. De beroepen van [appellante sub 1] en [appellant sub 2] zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Bongertman, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Bongertman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
709.