201309676/1/R4.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
de raad van de gemeente Terschelling,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosterend" vastgesteld.
Bij besluit van 23 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosterend" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2014, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant], bijgestaan door A. Th. Meijer, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door H.T. Smit, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het buurtschap Oosterend, het vakantiepark en de kampeerterreinen rondom het buurtschap. Het besluit van 23 juli 2013 is genomen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2013 in zaak nr. 201207667/1/R4, waarbij het besluit van 29 mei 2012 gedeeltelijk is vernietigd. Het besluit van 23 juli 2013 is niet met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorbereid.
2. [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie], waar [appellant] en anderen een recreatiewoning in gebruik hebben. Zij richten zich ten eerste tegen het besluit van 29 mei 2012 waarbij het bestemmingsplan "Oosterend" is vastgesteld en waarbij het gebruik van de woning voor recreatieve bewoning onder het persoonsgebonden overgangsrecht is gebracht.
2.1. Ingevolge artikel 6.7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Het op 29 mei 2012 vastgestelde plan is op 13 juli 2012 ter inzage gelegd. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is aangevangen op 14 juli 2012 en eindigde op 24 augustus 2012.
2.2. Het beroepschrift, gedateerd 16 oktober 2013, is op 17 oktober 2013 door de Afdeling ontvangen en is derhalve niet binnen de termijn ingediend. Ter zitting hebben [appellant] en anderen medegedeeld dat zij de bij het besluit van 29 mei 2012 voor hun woning vastgestelde planregeling hebben bezien en zij door het besluit van 23 juli 2013 er achter zijn gekomen dat zij destijds een verkeerde veronderstelling hebben gehad over de inhoud van de bij besluit van 29 mei 2012 vastgestelde planregeling voor hun woning.
De Afdeling overweegt dat [appellant] en anderen hiermee geen feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht op grond waarvan moet worden geoordeeld dat zij ter zake van het tijdig instellen van beroep tegen het besluit van 29 mei 2012 redelijkerwijs niet in verzuim zijn geweest.
Het beroep tegen het besluit van 29 mei 2012 is niet-ontvankelijk.
3. [appellant] en anderen richten zich voorts tegen het besluit van 23 juli 2013 waarbij het plan "Oosterend" opnieuw, deels gewijzigd, is vastgesteld. Volgens hen is het gebruik van de woning voor recreatieve bewoning ten onrechte onder het persoonsgebonden overgangsrecht gebracht. Zij achten dit een beperking ten opzichte van het plan "Buitengebied 2008" waarbij dat gebruik onder het algemene overgangsrecht viel. Zij willen bewerkstelligen dat dit gebruik als zodanig wordt bestemd door middel van het toekennen van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve woning" aan het perceel, zoals in het onderhavige plan ook aan het perceel Oosterend 13 is toegekend, dan wel dat dit gebruik wederom onder het algemene overgangsrecht wordt gebracht.
3.1. De Afdeling stelt vast dat [appellant] en anderen niet in een nadeliger positie zijn komen te verkeren als gevolg van het besluit van 23 juli 2013 ten opzichte van de positie waarin zij zich bevonden na het besluit van 29 mei 2012, nu aan het perceel [locatie] zowel bij het eerstgenoemde als het laatstgenoemde besluit de bestemming "Wonen" is toegekend, waarbij op grond van artikel 10, lid 10.4, onder d, sub 1, van de planregels, recreatieve bewoning waarvan het gebruik reeds plaatsvond op 1 juni 1994 en sindsdien onafgebroken en door dezelfde persoon of personen is voortgezet, is toegestaan. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen en nu niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden, kan onder de hiervoor geschetste omstandigheden niet worden aanvaard dat tegen het besluit van 23 juli 2013, dat is genomen naar aanleiding van de uitspraak van 19 juni 2013 zonder opnieuw toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Awb, alsnog beroep wordt ingesteld. Het beroep van [appellant] en anderen tegen dat besluit dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
472-808.