ECLI:NL:RVS:2014:274

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
201309754/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan en wijziging Welstandsnota

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 januari 2014 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening te treffen tegen het besluit van de raad van de gemeente Weststellingwerf van 2 september 2013. Dit besluit betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Zandhuizen - Oldeberkoperweg 23' en de 8e wijziging van de Welstandsnota 2004, waarbij de raad heeft besloten geen exploitatieplan vast te stellen. De openbare zitting vond plaats op 17 januari 2014.

[Verzoeker], wonend te Zandhuizen, heeft aangevoerd dat hij belang heeft bij de voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor negatieve gevolgen van de vastgestelde plannen. De voorzitter heeft echter geoordeeld dat [verzoeker] op een afstand van ongeveer 400 meter van het plangebied woont en vanuit zijn woning geen zicht heeft op het plangebied. Gezien de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder vijftien recreatiewoningen en een bedrijfswoning, is deze afstand te groot om een rechtstreeks betrokken belang aan te nemen.

Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat [verzoeker] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat zijn belang rechtstreeks door het bestemmingsplan wordt geraakt. Wat betreft de wijziging van de Welstandsnota 2004 is van belang dat dit een beleidsregel betreft, waartegen geen beroep kan worden ingesteld. Ten slotte is het beroep van [verzoeker] tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan afgewezen, omdat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, aangezien hij geen eigenaar is van gronden in het exploitatiegebied en geen overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot die gronden. De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201309754/2/R4.
Datum uitspraak: 22 januari 2014 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) in het geding tussen onder meer: [verzoeker], wonend te Zandhuizen, gemeente Weststellingwerf, en de raad van de gemeente Weststellingwerf,
verweerder. Openbare zitting gehouden op 17 januari 2014 om 14.00 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W.D.M. van Diepenbeek voorzitter (vz.)
ambtenaar van staat: mr. W. van Steenbergen
mr. O.S. Nijveld Verschenen:
De raad, vertegenwoordigd door J. van Weperen. Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 2 september 2013, waarbij de raad het bestemmingsplan "Zandhuizen - Oldeberkoperweg 23" heeft vastgesteld, de 8e wijziging van de Welstandsnota 2004 heeft vastgesteld en heeft besloten geen exploitatieplan vast te stellen. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter
wijst het verzoek af. Daartoe overweegt zij het volgende. [verzoeker] woont op een afstand van ongeveer 400 meter van het plangebied. Vanuit zijn woning heeft hij geen zicht op het plangebied. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt - te weten vijftien recreatiewoningen en een bedrijfswoning - is deze afstand naar het oordeel van de voorzitter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. [verzoeker] heeft naar het oordeel van de voorzitter geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het bestemmingsplan zou worden geraakt. Voor zover [verzoeker] zich richt tegen het besluit tot vaststelling van de 8e wijziging van de Welstandsnota 2004, is van belang dat dit een beleidsregel betreft, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb geen beroep kan worden ingesteld. Voor zover [verzoeker] zich richt tegen het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen, is het volgende van belang. Het beroep van [verzoeker] is in zoverre gericht tegen het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Indien de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zou [verzoeker] niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt bij de desbetreffende onderdelen van het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat [verzoeker] geen eigenaar is van gronden in het exploitatiegebied en evenmin een grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vierde lid, van de Wro heeft gesloten met betrekking tot gronden in het exploitatiegebied. Gelet hierop en nu ook anderszins niet is gebleken van belangen van [verzoeker] die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van de desbetreffende delen van een exploitatieplan, kan hij evenmin worden aangemerkt als belanghebbende bij het niet vaststellen van de desbetreffende delen van een exploitatieplan. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Steenbergen
voorzitter ambtenaar van staat 528-786.