201404544/2/R1.
Datum uitspraak: 16 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1] en anderen, allen wonend te Overveen, gemeente Bloemendaal,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]), beiden wonend te Overveen, gemeente Bloemendaal,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2014 heeft het college het uitwerkingsplan "Overveen 2013, 1e uitwerking" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wimbledon Ontwikkeling B.V. (hierna: Wimbledon) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 1 juli 2014, waar [verzoeker sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [verzoeker sub 2], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.P. Schipper, mr. N.M. de Hertog, R.J. van Beek, allen werkzaam bij de gemeente, en ir. A. Roedoe, werkzaam bij Mobycon, bijgestaan door mr. E.E. Schaake, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is Wimbledon, vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in 27 woningen grenzend aan de Ernst Casimirlaan en de Jan Willem Frisolaan in Overveen.
3. [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] richten zich tegen de plandelen met de bestemmingen "Wonen - 1" en "Verkeer". [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beogen met hun verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
4. [verzoeker sub 1] en anderen betogen dat het plan in strijd met artikel 22, lid 22.2, aanhef en onder i, van de planregels van het bestemmingsplan "Overveen 2013" is vastgesteld. [verzoeker sub 1] en anderen voeren hiertoe aan dat het plangebied aan de westelijke zijde niet wordt ontsloten via de Ernst Casimirlaan, terwijl deze planregel dat wel vereist.
4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat artikel 22, lid 22.2, aanhef en onder i, van de planregels van het bestemmingsplan "Overveen 2013" de mogelijkheid biedt om een aansluiting op het westelijke gedeelte van de Ernst Casimirlaan via de Jan Willem Frisolaan te realiseren.
4.2. In het bestemmingsplan "Overveen 2013", vastgesteld door de raad op 27 juni 2013, was aan de gronden de bestemming "Wonen - Uit te werken" toegekend.
Ingevolge artikel 22, lid 22.1, onder a en d, van de planregels van dat plan zijn de voor "Wonen - Uit te werken" aangewezen gronden bestemd voor wonen en toegangswegen en paden.
Ingevolge lid 22.2 werkt het bevoegd gezag de in lid 22.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
[…];
i. het gebied dient aan twee zijden middels een wijkontsluitingsweg, aansluitend op de Ernst Casimirlaan, te worden ontsloten.
4.3. Het plangebied wordt aan de westzijde ontsloten via de Jan Willem Frisolaan die uitkomt op de Ernst Casimirlaan. Het gedeelte van de Jan Willem Frisolaan waarover de ontsluiting loopt, maakt deel uit van de gronden die in het bestemmingsplan "Overveen 2013" de bestemming "Wonen - Uit te werken" hadden. De grens van het gebied waarop de uitwerkingsplicht ziet, ligt op de plaats waar de ontsluitingsweg uitkomt op de Ernst Casimirlaan. Dit betekent dat het gebied waarop de uitwerkingsplicht ziet, wordt ontsloten op de Ernst Casimirlaan. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het uitwerkingsplan in strijd met artikel 22, lid 22, aanhef en onder i, van de planregels van het bestemmingsplan "Overveen 2013" is vastgesteld.
5. [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] betogen voorts dat de in het plan voorziene ontsluitingsweg niet verkeersveilig is en zal leiden tot overlast bij hun woningen.
[verzoeker sub 2] voert hiertoe aan dat in het rapport "Verkeersonderzoek park Wimbledon Overveen" van Mobycon staat dat de breedte van de rijbaan erg smal is en dat daardoor niet wordt voldaan aan de richtlijn van het CROW voor een 30 km/uur zone. [verzoeker sub 2] voert voorts aan dat in het rapport "Verkeerskundig onderzoek" van Goudappel Coffeng geen rekening is gehouden met het verkeer van de parkeerplaats bij het appartementencomplex aan de Jan Willem Frisolaan 9a en 15 en een nog te bouwen woning op de hoek bij het kruispunt met de Jan Willem Frisolaan. [verzoeker sub 2] betoogt verder dat hij door het plan zijn garage niet meer kan bereiken.
[verzoeker sub 1] en anderen voeren aan dat in het rapport van Mobycon de ontsluitingsvariant waarbij de Ernst Casimirlaan wordt doorgetrokken, verkeerskundig het best wordt beoordeeld. Voorts betogen [verzoeker sub 1] en anderen dat het uitgangspunt in de rapporten van Mobycon en Goudappel Coffeng wat betreft de verkeersverdeling onjuist is. Zij betogen dat het verkeer van de voorziene woningen zich met name via de oostelijke zijde van de Ernst Casimirlaan zal afwikkelen. Verder betogen [verzoeker sub 1] en anderen dat de ontsluitingsweg aan de westelijke zijde onvoldoende breed is voor hulpdiensten.
5.1. In het rapport "Verkeersonderzoek park Wimbledon Overveen" van 2 december 2013, opgesteld door Mobycon in opdracht van het college, is het onderzoek weergegeven naar de verkeersafwikkeling van het plangebied bij verschillende ontsluitingsvarianten. In het rapport staat dat de verwachting is dat 40% van het verkeer zich via de westzijde en 60% van het verkeer zich via de oostzijde van de Ernst Casimirlaan zal afwikkelen. In het rapport is verder vermeld dat de gekozen ontsluiting op verschillende verkeerskundige aspecten, waaronder de verkeersveiligheid en de ontsluiting van hulpdiensten, als redelijk wordt beoordeeld mits een aantal maatregelen wordt genomen. Deze maatregelen betreffen het inrichten van de straat als (woon)erf met een maximale snelheid van 15 km/uur, een éénrichtingsverkeer voor de ontsluiting en een verbod voor vrachtverkeer voor de weg tussen de voorziene woningen en de huidige Jan Willem Frisolaan.
5.2. In het rapport "Verkeerskundig onderzoek" van 4 februari 2014, opgesteld door Goudappel Coffeng, zijn de resultaten weergegeven van het onderzoek naar het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan. Het rapport van Goudappel Coffeng gaat uit van een verwachte verkeersverdeling van 40% via de westzijde en 60% via de oostzijde van de Ernst Casimirlaan. In het rapport wordt geconcludeerd dat het plan voorziet in een verkeersveilige ontsluiting voor hulpdiensten en dat alle wegen voldoende breed zijn voor een hulpverleningsvoertuig. Voorts wordt geconcludeerd dat de verkeersdruk aan de oostelijke zijde van de Ernst Casimirlaan in het drukste uur ongeveer 43 motorvoertuigen zal bedragen. Aan westelijke zijde van de Ernst Casimirlaan zal de verkeersintensiteit in het drukste uur 78 motorvoertuigen bedragen. In het rapport wordt overeenkomstig het rapport "Kerncijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW een norm van maximaal 100 motorvoertuigen voor een woonstraat of woonerf gehanteerd.
5.3. De voorzitter ziet op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich bij de vaststelling van het plan niet op de rapporten van Goudappel Coffeng en Mobycon heeft kunnen baseren. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat zowel het rapport van Goudappel Coffeng als het rapport van Mobycon uitgaan van een verkeersverdeling van 40% via de westzijde en 60% via de oostzijde van de Ernst Casimirlaan. [verzoeker sub 1] en anderen hebben hun stelling dat deze verdeling onjuist is niet gemotiveerd. Verder wordt in aanmerking genomen dat in het rapport van Goudappel Coffeng is vermeld dat bij de berekening van de verkeersgeneratie is uitgegaan van het aantal woningen dat volgens het bestemmingsplan is toegestaan. Het betoog van [verzoeker sub 2] dat een aantal woningen niet in deze berekening is betrokken heeft hij niet onderbouwd.
5.4. In het rapport van Mobycon is de gekozen ontsluiting op verschillende verkeerskundige aspecten als redelijk beoordeeld. In het rapport van Mobycon worden drie maatregelen genoemd onder voorwaarde waarvan de gekozen ontsluitingsweg verkeersveilig wordt geacht. Het college heeft ter zitting toegezegd dat de benodigde maatregelen in een verkeersbesluit zullen worden vastgelegd. Voorts is in de rapporten vermeld dat de verkeersintensiteit in het drukste uur aan beide zijden van de Ernst Casimirlaan onder de norm van maximaal 100 voertuigen blijft. Anders dan [verzoeker sub 1] en anderen stellen, is in de rapporten van Goudappel Coffeng en Mobycon vermeld dat de ontsluiting aan de westelijke zijde voldoende breed is voor hulpdiensten. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gekozen ontsluitingsweg niet zal leiden tot een verkeerskundig onaanvaardbare situatie.
5.5. De voorzitter ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot zodanige overlast voor [verzoeker sub 2] dat het college het plan om deze reden niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat niet valt uit te sluiten dat de aanrijroute voor [verzoeker sub 2] om zijn garage te bereiken zal kunnen veranderen, maar dat zijn garage bereikbaar blijft.
6. In hetgeen [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] overigens hebben aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014
523-763.