201307981/1/R4.
Datum uitspraak: 30 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B], en [appellant C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Cromstrijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Numansgors" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2014, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. J. Van Groningen, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.J. van Huut en M.C.L. van der Venne, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een woonbestemming voor voormalige recreatiewoningen. Het plangebied ligt ten zuiden van Numansdorp in de buitendijkse zone langs het Hollands Diep.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] kan zich niet met het plan verenigen voor zover het artikel 12, lid 12.1, aanhef en onder b, van de planregels betreft. Hij betoogt dat deze planregeling ten onrechte eraan in de weg staat dat buiten de originele contouren van woningen, waaronder ook die van hem op de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3], kelders worden gerealiseerd. Volgens [appellant] stuit het onderkelderen buiten de originele contouren niet op ruimtelijke bezwaren. Hij voert aan dat de raad ten onrechte betekenis heeft toegekend aan de buitendijkse ligging van het plangebied. [appellant] stelt dat Rijkswaterstaat aan hem heeft bevestigd dat de Beleidslijn Grote Rivieren niet in de weg staat aan ondergrondse uitbreiding van de woningen. Hij voert verder aan dat onderkeldering van de woningen natuurwaarden niet kan schaden, onder meer omdat het plangebied reeds is volgebouwd met woningen en dat de kelders enkel zullen worden gesitueerd onder de bij de hoofdgebouwen aanwezige terrassen. [appellant] voert ook aan dat bovengrondse uitbreiding van de woningen op grond van het plan wel is toegestaan, zodat niet valt in te zien dat ondergrondse uitbreiding niet zou kunnen worden toegestaan. Voorts is de bestreden planregeling volgens [appellant] vastgesteld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daarbij wijst hij op een kelder ter plaatse van het perceel Numansgors 192, die volgens hem met vergunning buiten de originele contouren is gebouwd. Verder zijn er volgens [appellant] nog meer kelders buiten de contouren van het originele hoofdgebouw waartegen niet wordt opgetreden. Voorts zijn volgens hem in de planregeling van het bestemmingsplan "Torensteepolder" de contouren van bestaande hoofdgebouwen, en niet de originele contouren, als uitgangspunt genomen bij het toestaan van kelders.
3.1. Ingevolge artikel 12, lid 12.1, aanhef en onder b, van de planregels is onderkeldering van gebouwen toegestaan met dien verstande, dat onderbouwen en kelders uitsluitend zijn toegestaan onder de originele contouren van het hoofdgebouw binnen de bestemming "Wonen".
3.2. De raad stelt zich op het standpunt dat onderkeldering buiten de originele contouren van de woningen in het plangebied ongewenst is. Hij heeft toegelicht dat reeds in 2008, na overleg met de vereniging van eigenaren van de woningen, is ingestemd met onder meer een procesvoorstel om te komen tot omzetting van de recreatieve bestemming van de woningen uit het vorige bestemmingsplan "Molenpolder, Oosterse Bekade Gorzen en omgeving" uit 1982 naar een reguliere woonbestemming. Aan het instemmingsbesluit uit 2008 is een aantal uitwerkingsvoorwaarden verbonden waartoe ook behoort de voorwaarde dat het volume van de voormalige recreatiewoningen moet worden bevroren. Bij de vaststelling van het in het geding zijnde plan is daarom als uitgangspunt gehanteerd dat het volume van de desbetreffende woningen gelijk blijft.
De Afdeling acht dit uitgangspunt niet onredelijk.
3.3. De raad heeft verder uiteengezet dat in het vorige bestemmingsplan "Molenpolder, Oosterse Bekade Gorzen en omgeving" kelders alleen waren toegestaan onder de originele contouren van de woningen, zodat aan voornoemd uitgangspunt bij de vaststelling van het plan invulling is gegeven door daarin eenzelfde beperking op te nemen.
De raad heeft daarbij toegelicht dat de bovengrondse aanbouwmogelijkheden voor de woningen weliswaar enigszins zijn verruimd, maar dat daaraan ten grondslag ligt de wens van de raad om de bouwmogelijkheden in zoverre voor alle woonpercelen gelijk te trekken. Voorts heeft de raad toegelicht dat een gedeelte van het plangebied in een natuurgebied ligt dat onderdeel is van de ecologische hoofdstructuur. Deze omstandigheid, alsmede de buitendijkse ligging van het plangebied, zijn mede reden geweest voor het beperken van de bouwmogelijkheden. Verder heeft de raad uiteengezet dat het toestaan van ruimere onderkeldering zich niet zou verdragen met de Beleidslijn Grote Rivieren, nu het plangebied valt onder het zogenoemde bergend regime van het Hollands Diep.
Het betoog van [appellant] is niet met stukken onderbouwd, en geeft de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de uiteenzetting van de raad over de met betrekking tot de natuurwaarden en de Beleidslijn Grote Rivieren gehanteerde uitgangspunten.
Wat betreft het perceel Numansgors 192 heeft de raad toegelicht dat het gaat om een illegaal buiten de originele contouren gebouwde kelder ten aanzien waarvan het college van burgemeester en wethouder heeft besloten niet handhavend op te treden omdat dat onevenredig zou zijn. Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met het bestemmingsplan Torensteepolder overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat dat plan een nog onbebouwd gebied betreft dat bovendien niet buitendijks is gelegen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.
Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de wijze waarop de raad invulling heeft gegeven aan zijn uitgangspunt dat het volume van de woningen gelijk blijft onredelijk is. Er is aldus evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad de bestreden planregeling niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2014
431-783.