ECLI:NL:RVS:2014:2844

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
201307947/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Broek op Langedijk' vastgesteld door de raad van de gemeente Langedijk

Op 30 juli 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Broek op Langedijk', dat op 25 juni 2013 door de raad van de gemeente Langedijk was vastgesteld. Appellanten, bewoners van Broek op Langedijk, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreesden dat de realisatie van een woning in hun nabijheid hun woon- en leefklimaat zou aantasten. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de agrarische functie van het gebied grotendeels verloren is gegaan en dat de bouw van één woning geen significante impact zou hebben op het karakter van de omgeving.

Tijdens de zitting op 25 juni 2014 is de raad vertegenwoordigd door J.F. Vijn, en zijn de belanghebbenden vertegenwoordigd door R. Schoon. De Afdeling heeft de beroepsgronden van appellanten beoordeeld, waaronder de zorgen over uitzicht, privacy, geurhinder van een nabijgelegen mestkelder, en de impact op het cultuurhistorische karakter van de omgeving. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat de toetsing door de Afdeling terughoudend is.

De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de wijzigingsbevoegdheid voor de woning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De zorgen van appellanten over wateroverlast en de afstandsnorm uit de VNG-brochure werden door de Afdeling als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard, waarmee het bestemmingsplan in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 juli 2014.

Uitspraak

201307947/1/R1.
Datum uitspraak: 30 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Broek op Langedijk, gemeente Langedijk,
en
de raad van de gemeente Langedijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Broek op Langedijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door J.F. Vijn, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden], vertegenwoordigd door R. Schoon, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. [appellant] en anderen richten zich tegen de plandelen met de bestemming "Wonen - Vrijstaand" met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5" en de bestemming "Groen" met de aanduiding "ontsluiting". Hiertoe voeren zij aan dat door het realiseren van een woning ter plaatse en het voorzien in een ontsluitingsmogelijkheid naast het perceel [locatie 3], hun woon- en leefklimaat wordt aangetast in die zin dat hun uitzicht en privacy beperkt worden. Ook betogen [appellant] en anderen dat de te verwachten geurhinder voor de toekomstige bewoners door de aanwezigheid van een nabij gelegen mestkelder onvoldoende bij de besluitvorming is betrokken. Voorts voeren [appellant] en anderen aan dat de wijzigingsbevoegdheid een aantasting van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving betekent. In dit kader voeren zij aan dat de raad in de Nota van Zienswijzen ten onrechte heeft gesteld dat het cultuurhistorische karakter niet verder aangetast wordt, omdat enkele jaren geleden al medewerking is verleend aan een woning in het voormalige PEN-huisje aan de [locatie 1]. Deze woning wordt al decennia lang als zodanig verhuurd en heeft dus geen invloed op het cultuurhistorische karakter van de omgeving. Voorts voeren [appellant] en anderen aan dat de wijzigingsbevoegdheid in strijd is met de "Structuurvisie Langedijk 2012-2030", vastgesteld door de raad bij besluit van 18 september 2012 (hierna: structuurvisie) en de concept-Gebiedsvisie.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Broeckerhoek zijn agrarische functie grotendeels al heeft verloren omdat aan de overzijde van de weg een woning in het voormalige PEN-huisje aan de [locatie 1] is gerealiseerd en omdat daarnaast ook een woning op het perceel [locatie 2] staat. Derhalve leidt het toekennen van een extra woning in het gebied niet tot een wijziging van het karakter van de omgeving. Voorts voert de raad aan dat het verkeer ten gevolge van één woning gering is en dat tussen het bestreden plandeel en de woning op het perceel [locatie 3] een plandeel met de bestemming "Tuin" met een diepte van 9 m ligt. Derhalve heeft de voorziene woning geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woongenot van [appellant] en anderen.
2.2. [appellant] en anderen wonen op de percelen [locatie 4] en [locatie 3]. Hun percelen grenzen deels aan de gronden met de bestemming "Wonen - Vrijstaand" met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5". De eigenaren van deze gronden, [belanghebbenden], zijn voornemens om een woning op dit perceel te realiseren. De ontsluiting van de voorziene woning is voorzien op het plandeel met de bestemming "Groen" met de aanduiding "ontsluiting" die ook langs de woning op het perceel [locatie 3] loopt. Voorts grenst het bestreden plandeel aan gronden waaraan de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "jachthaven" is toegekend. Ter plaatse is een jachthaven gevestigd.
Ingevolge artikel 10, lid 10.1, onder e, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor onder meer verkeers- en verblijfsvoorzieningen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" een ontsluitingsweg ten behoeve van de woonbestemming gerealiseerd dient te worden.
Ingevolge artikel 19, lid 19.1, zijn de voor "Wonen - Vrijstaand" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven.
Ingevolge lid 19.2, onder a, gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen […] de volgende regels:
4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8,5 m bedragen.
Ingevolge artikel 30, onder f, kan het college van burgemeester en wethouders het plan wijzigen ter plaatse van de gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5" in die zin dat de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemmingen "Tuin" en "Wonen - Vrijstaand" , met dien verstande dat:
1. het aantal vrijstaande woningen niet meer mag bedragen dan 1;
3. voor het overige de bestemmingsregels van de bestemmingen "Tuin" en "Wonen - Vrijstaand" van overeenkomstige toepassing zijn.
2.3. In de structuurvisie staat dat naar de toekomst toe het streven is gericht op het open houden van de groene ruimte tussen Sint Pancras en Broek op Langedijk met veel groen en water en met goede mogelijkheden voor recreatief medegebruik. Voorts staat in de structuurvisie dat Langedijk haar landelijk gebied groen en landelijk wil houden. Het huidige agrarisch gebied blijft agrarisch en er komt meer water dat op meer plaatsen doorvaarbaar is.
2.4. Het perceel waarop de woning is voorzien is thans onbebouwd. Het plan heeft tot gevolg dat [appellant] en anderen, na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, vanuit hun woningen zicht hebben op de voorziene woning. De Afdeling overweegt dat geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat. De raad heeft bij het toekennen van de wijzigingsbevoegdheid in redelijkheid kunnen betrekken dat de kortste afstand tussen de grens van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5" en de woning [locatie 3] ongeveer 12 m bedraagt en dat daartussen een plandeel met de bestemming "Tuin" ligt met een diepte van ongeveer 9 m. Verder ligt achter de woning [locatie 3] een strook grond zonder bouwvlak die [appellant] in eigendom heeft. Voorts bedraagt de toegestane goot- en bouwhoogte na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid maximaal 3,5 m respectievelijk 8,5 m, gelijk aan de planregeling voor de woningen van [appellant] en anderen.
Over de ontsluiting van de voorziene woning hebben [belanghebbenden] ter zitting uiteengezet dat getracht zal worden om gebruik te maken van de aanwezige ontsluiting op het naastgelegen perceel [locatie 2]. Deze ontsluiting ligt iets verder van de woning [locatie 3] af dan de in het bestemmingsplan voorziene ontsluiting. Omdat de gronden van de bestaande ontsluiting niet in eigendom zijn bij [belanghebbenden] en nog geen overeenstemming is bereikt over het gebruik van de bestaande ontsluiting bij het perceel [locatie 2] voor de voorziene woning, heeft de raad in het bestemmingsplan in de mogelijkheid van een ontsluiting voorzien. De raad heeft bij het toekennen van de bestemming "Groen" en de aanduiding "ontsluiting" in redelijkheid kunnen betrekken dat de toename van het verkeer over de voorziene ontsluiting ten gevolge van één woning gering is. Voorts is tussen de woning op het perceel [locatie 3] en de voorziene ontsluiting grond gelegen met de bestemming "Wonen - Vrijstaand" met een diepte van ongeveer 3,5 m. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verlies van uitzicht en privacy ten gevolge van de in het bestemmingsplan voorziene ontsluiting beperkt zal zijn.
Met betrekking tot de beroepsgrond dat het groene en cultuurhistorische karakter van de omgeving aangetast wordt, overweegt de Afdeling dat niet gebleken is dat het bestreden plandeel of de omgeving cultuurhistorische waarde heeft. Bij het nemen van het besluit moet het beleid worden betrokken zoals dat gold ten tijde van het nemen van het besluit. Nu de concept-Gebiedsvisie nog niet was vastgesteld ten tijde van het nemen van het besluit, behoefde de concept-Gebiedsvisie niet bij de vaststelling van het bestemmingsplan te worden betrokken. Voorts wordt in de structuurvisie in het algemeen gesproken van het streven naar het behoud van het groene en landelijke karakter van het gebied tussen Sint Pancras en Broek op Langedijk. De raad heeft in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat het landelijke karakter niet wijzigt door de bouw van één woning. Hierbij heeft de raad in redelijkheid kunnen betrekken dat in de omgeving twee bedrijven zijn gevestigd en dat meerdere woningen in de directe omgeving van het desbetreffende plandeel staan. De raad heeft hierbij in redelijkheid ook het voormalige PEN-huisje aan de [locatie 1] kunnen betrekken. Dat dit gebouw al decennia wordt verhuurd als woning maakt dit niet anders, omdat ook de enkele aanwezigheid van de bebouwing invloed kan hebben op het karakter van het gebied.
De enkele stelling dat de te verwachten geurhinder voor de toekomstige bewoners van het perceel met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5" door de aanwezigheid van een nabij gelegen mestkelder onvoldoende bij de besluitvorming is betrokken, is ontoereikend voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met mogelijke geurhinder.
Het betoog faalt.
3. [appellant] en anderen betogen dat zij vrezen voor wateroverlast op hun percelen omdat de sloot op het perceel van de voorziene woning zal moeten worden gedempt ten gevolge van de voorziene woning. Voorts voeren zij aan dat de gronden waarop de woning is voorzien grenzen aan een waterkering en dat de raad hiermee bij het toekennen van de wijzigingsbevoegdheid onvoldoende rekening heeft gehouden.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het mogelijk dempen van de sloot niet zal leiden tot onuitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
3.2. Aan de gronden ten oosten van de voorziene woning is de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" toegekend.
Ingevolge artikel 25, lid 25.1, van de planregels zijn de voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden, behalve voor de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing. In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
3.3. In de plantoelichting staat dat het voorliggend bestemmingsplan is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: HHNK) in het kader van de watertoets. Het HHNK heeft aangegeven dat de relevante zonering voor de waterkering liggend langs het boezemkanaal Alkmaar (Omval) - Kolhorn op de verbeelding en in de planregels wordt opgenomen. Hierin voorziet het voorliggende bestemmingsplan, aldus de plantoelichting.
3.4. Ter zitting hebben [belanghebbenden] toegelicht dat op het perceel waarop de woning is voorzien een sloot ligt die zal worden gedempt als toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. In de enkele stelling dat door het dempen van de sloot wateroverlast op de percelen [locatie 4] en [locatie 3] zal ontstaan, heeft de raad geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat het bestemmingsplan daardoor niet uitvoerbaar is. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat ter zitting door [belanghebbenden] onweersproken is gesteld dat overleg met het waterschap is gevoerd en dat het waterschap voornemens is mee te werken aan de verbetering van de afwatering ter plaatse.
Verder blijkt uit de plantoelichting dat het bestemmingsplan is voorgelegd aan het HHNK en dat het HHNK hiermee kan instemmen. Ook is de waterkering als zodanig bestemd. In het niet nader gemotiveerde betoog van [appellant] en anderen ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van het bestemmingsplan onvoldoende rekening heeft gehouden met de waterkering.
De betogen falen.
3.5. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bouw van de woning geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat voor [appellant] en anderen betekent.
Het betoog faalt.
4. [appellant] en anderen voeren aan dat volgens de Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure) een richtafstand van 200 m moet worden aangehouden tussen de voorziene woning en de naastgelegen jachthaven en dat hieraan niet voldaan wordt.
4.1. De raad voert aan dat de richtafstand uit de VNG-brochure niet strekt tot bescherming van de belangen van [appellant] en anderen en dat deze beroepsgrond derhalve buiten beschouwing dient te worden gelaten.
4.2. Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
[appellant] en anderen beroepen zich op de afstandsnorm die in de VNG-brochure voor de categorie bedrijven waartoe de jachthaven behoort, is opgenomen. De in de VNG-brochure aanbevolen afstanden betreffen indicatieve normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij nieuwe woningen enerzijds en het waarborgen van de belangen van een bedrijf anderzijds. [appellant] en anderen kunnen zich niet op de in geding zijnde afstandsnorm beroepen. Voor [appellant] en anderen gaat het immers om het belang dat zij gevrijwaard blijven van de aantasting van hun uitzicht en privacy en meer in het algemeen om het belang van het behoud van hun woonomgeving vanwege de voorziene woning op het plandeel. Wat er ook verder zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de in geding zijnde afstandsnorm voor het plandeel met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5" tot de jachthaven heeft niet de strekking die belangen te beschermen, zodat het slagen van deze beroepsgrond gelet op artikel 8:69a van de Awb er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
Het betoog faalt.
5. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
Het betoog faalt.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2014
533-812.