201307646/1/A1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2013 in
zaken nrs. 12/5250 en 12/5258 in het geding tussen:
1. [partij C], wonend te Zaandam,
2. [partij D], wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel West, thans het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel West (hierna: het algemeen bestuur).
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2011 heeft het algemeen bestuur [partij D] onder oplegging van een dwangsom gelast het gebruik van het pand aan de [locatie] te Amsterdam (hierna: het perceel) als detailhandelszaak dan wel horeca te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 3 november 2011 heeft het algemeen bestuur het besluit van 29 september 2011 ingetrokken.
Bij besluit van 13 september 2012 heeft het algemeen bestuur het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 3 november 2011 ingetrokken.
Bij uitspraak van 12 juli 2013 heeft de rechtbank de door [partij C] en [partij D] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 13 september 2013 vernietigd, voor zover dat ziet op de last tot het staken van het gebruik van het pand als detailhandelszaak, en bepaald dat dat besluit voor het overige in stand blijft. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het algemeen bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [partij C] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[partij C] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2014, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door [appellant A], bijgestaan door mr. C.J. Koenen, advocaat te Amsterdam, [partij C], bijgestaan door F. Witzen, en [partij D], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. S. Ugur, werkzaam bij de gemeente, verschenen.
Overwegingen
1. Over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] wordt als volgt overwogen.
De deelraad van het stadsdeel West (thans: gemeenteraad Amsterdam) heeft bij besluit van 25 juni 2013 het bestemmingsplan "GWL terrein" vastgesteld. Bij uitspraak van 2 juli 2014 in zaak nr. 201307735/1/R1 heeft de Afdeling het onder meer door [appellant A] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan is daarmee onherroepelijk geworden. Vaststaat en tussen partijen is ook niet in geschil dat het gebruik van het pand op het perceel voor detailhandel in dit bestemmingsplan is toegestaan, zodat in ieder geval thans de bevoegdheid van het algemeen bestuur om daartegen handhavend op te treden ontbreekt. Hetgeen [appellant A] en [appellant B] in hoger beroep wensen te bereiken, te weten beëindiging van het gebruik van het pand op het perceel voor detailhandel door middel van handhavend optreden, is daarom niet meer mogelijk. Nu voorts niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan toch een belang bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, meer in het bijzonder van het daarin neergelegde oordeel dat het gebruik van het pand op het perceel voor detailhandel onder het gebruiksovergangsrecht van het bestemmingsplan "Gemeente Waterleidingterrein" valt, kan worden aangenomen, moet worden geoordeeld dat het belang van [appellant A] en [appellant B] bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep is komen te vervallen, zodat het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2. Het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014
531-761.