201400877/1/A2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2013 in zaak nr. 12/5193 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2010 herzien op € 8.368,00 gesteld.
Bij besluit van 24 oktober 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wkkp) in werking getreden. De hier van belang zijnde bepalingen zijn gelijkluidend aan die van de voordien geldende Wet kinderopvang (hierna: Wko).
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wko en artikel 1.5, eerste lid, van de Wkkp heeft een ouder aanspraak op een toeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang, indien de opvang in een geregistreerd kindercentrum plaatsvindt.
2. De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat Villablij Kinderopvang B.V. niet geregistreerd staat of heeft gestaan in het Landelijk Register Kinderopvang en dat de Belastingdienst/Toeslagen zich daarom terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] voor de periode van juli 2010 tot en met oktober 2010 niet in aanmerking komt voor een voorschot kinderopvangtoeslag, omdat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 5, eerste lid van de Wko.
3. [appellante] klaagt dat de rechtbank aldus niet heeft onderkend dat, door het ontbreken van een motivering op dit punt, onduidelijk is of de Belastingdienst/Toeslagen heeft onderzocht of het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel tijdig de voor registratie van belang zijnde gegevens ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de landelijke registratie. Gelet hierop is het in beroep bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen dan wel onvoldoende gemotiveerd, aldus [appellante].
4. Nu niet in geschil is dat het kindercentrum waarvan [appellante] van juli tot en met oktober 2010 gebruik maakte niet was geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang, heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellante] over deze periode geen aanspraak kan maken op een voorschot kinderopvangtoeslag. Anders dan [appellante] stelt, was de Belastingdienst/Toeslagen niet gehouden te onderzoeken waarom het kindercentrum niet was geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014
480.