ECLI:NL:RVS:2014:2980

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
201402567/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang wegens overtreding van de Afvalstoffenverordening door het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij bestuursdwang is toegepast wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Op 24 september 2013 heeft het college vastgesteld dat een huisvuilzak verkeerd was aangeboden, wat leidde tot de beslissing om deze te verwijderen. De kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 126,00, zijn voor rekening van de appellante, die in dit geval de overtreder zou zijn.

De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellante beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 juli 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De appellante betwistte de overtreding en stelde dat haar huisvuilzak in de container was geplaatst, maar dat deze mogelijk uit de container was gevallen of door een derde was verwijderd.

De Afdeling overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, de kosten van bestuursdwang in principe voor rekening van de overtreder komen, tenzij deze kosten niet redelijkerwijs aan de overtreder kunnen worden toegerekend. De Afdeling concludeert dat de appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij niet de overtreder was. De enkele stelling dat de huisvuilzak in de container was geplaatst, is onvoldoende om het bewijsvermoeden te weerleggen.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2014.

Uitspraak

201402567/1/A4.
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft het college zijn beslissing om op 24 september 2013, wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen spoedeisende bestuursdwang toe te passen, bestaande uit het verwijderen van een verkeerd aangeboden huisvuilzak, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 27 februari 2014 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2014, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door W.R. Liefden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De op dinsdag 24 september 2013 ter hoogte van de Kritzingerstraat 80 aangetroffen huisvuilzak is in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 aangeboden, omdat deze naast in plaats van in de daar aanwezige bovengrondse restafvalcontainer was geplaatst. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] deze overtreding heeft begaan, omdat in de huisvuilzak een tot haar adres herleidbaar poststuk is aangetroffen.
3. [appellante] betwist dat zij de overtreding heeft begaan. Zij voert aan dat zij haar huisvuilzak in de restafvalcontainer heeft gedaan. Omdat de container bijna vol was, paste de huisvuilzak er niet meer geheel in, maar stak hij nog gedeeltelijk uit aan de bovenkant en kon de klep van de container niet helemaal dicht, aldus [appellante]. Volgens [appellante] is de huisvuilzak daardoor mogelijk uit de container gevallen of door een derde eruit gehaald en ernaast op de grond gezet.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 1 juni 2005 in zaak nr. 200501068/1, zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden.
3.2. De enkele stelling van [appellante] dat zij de huisvuilzak in de container heeft geplaatst en het opperen van de mogelijkheid dat de huisvuilzak uit de container is gevallen of door een derde uit de container is gehaald en er naast is gezet, is onvoldoende om aannemelijk te maken dat het college niet van het hiervoor weergegeven bewijsvermoeden mocht uitgaan (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2014 in zaak nr. 201305803/1/A4). Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college haar niet als overtreder mocht aanmerken.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014
262-687.