201404071/2/R2.
Datum uitspraak: 28 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Lelystad,
en
de raad van de gemeente Lelystad,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 juli 2014, waar [verzoekster], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Het plan voorziet onder meer in een wijziging van de ligging van de voorgevelrooilijn op het perceel [locatie 1].
3. [verzoekster] woont op het perceel [locatie 2]. Zij richt zich tegen de wijziging van de ligging van de voorgevelrooilijn op het perceel [locatie 1], omdat deze wijziging volgens haar met zich brengt dat dichter bij haar woning nieuwe bedrijfsbebouwing kan worden gerealiseerd. Zij heeft verzocht ter zake een voorlopige voorziening te treffen. In dit verband voert [verzoekster] aan dat niet inzichtelijk is op welke wijze de belangen van de eigenaar van het perceel [locatie 1] zijn afgewogen tegen die van haar. Voorts betoogt zij dat de bebouwingsmogelijkheden die het plan biedt in strijd zijn met het provinciaal beleid, nu dat beleid erop is gericht de openheid van het landschap te behouden.
3.1. Het plan voorziet in een aanvulling van artikel 3, lid 3.2.3, onder 2, van de planregels, zodanig dat op het perceel [locatie 1] de voorgevelrooilijn is gelegen op 28 meter uit het hart van de Zeeasterweg. Hiermee maakt het plan het mogelijk dat op het perceel [locatie 1] nieuwe bedrijfsbebouwing wordt opgericht die dichterbij het tegenovergelegen perceel van [verzoekster] komt te liggen. Het bestreden besluit bevat geen overweging waaruit kan worden afgeleid hoe de raad de belangen van de ondernemer op het perceel [locatie 1] heeft afgewogen tegen die van [verzoekster]. Ter zitting is namens de raad gewezen op de verklaring van de ondernemer dat hij een gedeelte van zijn perceel onbebouwd zal laten. Uit deze verklaring blijkt echter nog geen belangenafweging van de raad. Evenmin maakt het besluit duidelijk in hoeverre de met het plan mogelijk gemaakte bebouwing zich verhoudt met het provinciaal beleid, dat is gericht op het ter plaatse openhouden van het landschap.
Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de raad het bestreden besluit in zoverre onvoldoende heeft gemotiveerd.
4. Gezien het vorenstaande en omdat niet kan worden uitgesloten dat onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Gelet hierop kan hetgeen dat [verzoekster] overigens heeft aangevoerd thans buiten bespreking blijven.
5. Ten aanzien van [verzoekster] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Lelystad van 18 februari 2014, waarbij het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2009" is vastgesteld, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Agrarisch" ter plaatse van het perceel [locatie 1];
II. gelast dat de raad van de gemeente Lelystad aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2014
458-726.