ECLI:NL:RVS:2014:2997

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
201305258/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hogere waarden geluidbelasting voor zorgwoningen in Hardinxveld-Giessendam

Op 2 april 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam hogere waarden vastgesteld voor de geluidbelasting van 26 te bouwen zorgwoningen in het bestemmingsplan "Stationsstraat". Dit besluit is genomen in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh). Tegen dit besluit hebben appellanten, bewoners van Hardinxveld-Giessendam, beroep ingesteld. Zij betogen dat het akoestisch rapport dat aan het besluit ten grondslag ligt gebrekkig is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van toekomstige bewoners.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 februari 2014 behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel de appellanten als de vertegenwoordigers van het college en een woningstichting gehoord. De appellanten stellen dat het besluit in strijd is met het gemeentelijke Beleid Hogere Waarden en dat er niet is onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te verlagen. De Afdeling overweegt dat de regelingen in de Wgh en Bgh zijn bedoeld ter bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen en dat de appellanten niet in de woningen wonen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld.

De Afdeling concludeert dat de appellanten geen belang hebben bij de vernietiging van het besluit, omdat de regelingen niet tot bescherming van hun belangen strekken. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. W.D.M. van Diepenbeek als voorzitter en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J. Kramer als leden, in aanwezigheid van griffier mr. L.C. Lodeweges. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 augustus 2014.

Uitspraak

201305258/1/R4.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Hardinxveld-Giessendam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2013 heeft het college hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) en artikel 4.10 van het Besluit geluidhinder (hierna: Bgh) vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor 26 te bouwen zorgwoningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Stationsstraat".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2014, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [appellant a], bijgestaan door [gemachtigde] en ir. O.H. Norbruis, werkzaam bij Norbruis Stedebouw&Advies, en het college, vertegenwoordigd door B. van Dorp MSc, mr. G.J. Nieuwland en mr. J.M. Markesteijn, allen werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ir. M.J.C.A. van de Klundert, werkzaam bij het stedenbouwkundig adviesbureau Spacevalue, zijn verschenen. Voorts is ter zitting woningstichting Omnivera, vertegenwoordigd door C. de Vreede en J.C. van Hunnik, gehoord.
Overwegingen
1. Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Stationsstraat".
2. In deze beroepsprocedure staat ter beoordeling of het college heeft kunnen overgaan tot vaststelling van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de weg onderscheidenlijk de spoorweg van de gevel van de te bouwen 26 zorgwoningen. De bezwaren van [appellanten] met betrekking tot de gevolgen van de voorziene zorgwoningen voor hun woon- en leefklimaat kunnen in dit kader derhalve geen rol spelen.
3. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met het besluit tot vaststelling van hogere waarden voor 26 te bouwen zorgwoningen aan de Stationsstraat te Hardinxveld-Giessendam. Volgens [appellanten] is het besluit in strijd met het Beleid Hogere Waarden van de gemeente en met de Wgh. Hiertoe voeren zij aan dat het akoestisch rapport van Grontmij Nederland B.V., dat ten grondslag ligt aan dit besluit, gebrekkig is. In dit verband betogen zij onder meer dat ten onrechte niet is onderzocht of maatregelen mogelijk zijn op grond waarvan het vaststellen van hogere waarden niet nodig is en of aan de binnenwaarde van 33 dB wordt voldaan. Volgens [appellanten] zijn de belangen van de toekomstige bewoners onvoldoende in de afweging betrokken.
3.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
3.2. De regelingen in artikel 83 van de Wgh en artikel 4.10 van het Bgh strekken ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting − na het zo mogelijk treffen van maatregelen − bij de te bouwen woningen vanwege de weg onderscheidenlijk de spoorweg maximaal mag optreden. Deze regelingen strekken daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.
3.3. De woningen van [appellanten] staan in de omgeving van de locatie waar de 26 te bouwen zorgwoningen zijn voorzien. Zij wonen derhalve niet in een woning waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Evenmin is gebleken dat zij een zorgwoning hebben gehuurd waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekken de regelingen kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellanten].
3.4. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen [appellanten] aanvoeren over de vastgestelde hogere waarden voor de 26 te bouwen zorgwoningen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij terzake aanvoeren.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Lodeweges
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
625.