ECLI:NL:RVS:2014:3008

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
201306979/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • N. Verheij
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte afschriften geboorteakten door ambtenaar van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand van ‘s-Gravenhage om afschriften van geboorteakten af te geven. De ambtenaar had op 6 juli 2012 geweigerd om aan [appellant] de gevraagde afschriften te verstrekken, omdat hij geen gerechtvaardigd belang zou hebben in de zin van artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit besluit werd later door de rechtbank Den Haag bevestigd in een uitspraak van 21 juni 2013.

[appellant] stelde dat hij de afschriften nodig had voor stamboomonderzoek en dat uittreksels minder betrouwbaar zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de ambtenaar terecht had geweigerd, omdat de wetgever de openbaarheid van geboorteakten had beperkt ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank concludeerde dat genealogisch onderzoek op zichzelf niet als een gerechtvaardigd belang kan worden aangemerkt.

In hoger beroep herhaalde [appellant] zijn argumenten, maar de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak. De Afdeling oordeelde dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich terecht op het standpunt had gesteld dat de openbaarheid van geboorteakten ook voor overleden personen beperkt kan zijn. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de ambtenaar de afgifte van de afschriften had kunnen weigeren, omdat [appellant] niet had aangetoond dat hij een gerechtvaardigd belang had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

201306979/1/A3.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2013 in zaak nr. 13/369 in het geding tussen:
[appellant]
en
de ambtenaar van de burgerlijke stand van ‘s-Gravenhage.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2012 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand geweigerd aan [appellant] een aantal afschriften van akten van geboorte van bepaalde personen af te geven.
Bij besluit van 5 december 2012 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juni 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.J. Brink en mr. M.E. Biezenaar, beiden advocaat te Haarlem, en de ambtenaar van de burgerlijke stand, vertegenwoordigd door J.C. Jansen-Verplanke en H. Kokken, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:17a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek worden de registers van de burgerlijke stand in het gemeentehuis bewaard totdat zij naar een gemeentelijke archiefbewaarplaats in de zin van de Archiefwet 1995 worden overgebracht.
Ingevolge het tweede lid vindt de overbrenging naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats van de in het gemeentehuis berustende registers van geboorten, van huwelijken dan wel geregistreerde partnerschappen en van overlijden eerst plaats onderscheidenlijk honderd jaar, vijfenzeventig jaar en vijftig jaar na de afsluiting van deze registers.
Ingevolge artikel 1:23b, eerste lid, is een ieder bevoegd zich door de ambtenaar die met de afgifte van afschriften en uittreksels van akten van de burgerlijke stand is belast, een uittreksel van een onder deze ambtenaar berustende akte van geboorte, van huwelijk, van registratie van een partnerschap, van omzetting van een huwelijk in een registratie van een partnerschap, van omzetting van een registratie van een partnerschap in een huwelijk of van overlijden te doen afgeven. Het uittreksel bevat de bij algemene maatregel van bestuur te vermelden gegevens, waaruit de afstamming van de persoon of personen waarop de akte betrekking heeft, niet blijkt.
Ingevolge het tweede lid wordt van de in het eerste lid bedoelde akten alsmede van de akten van erkenning of ontkenning van het vaderschap door de moeder een afschrift slechts afgegeven indien de verzoeker aantoont dat hij bij de verkrijging een gerechtvaardigd belang heeft. Van andere akten die de in het eerste lid bedoelde ambtenaar onder zijn berusting heeft, wordt steeds een afschrift afgegeven. Dit afschrift bevat de bij algemene maatregel van bestuur te vermelden gegevens.
Ingevolge artikel 14 van de Archiefwet 1995 zijn de archiefbescheiden die in een archiefbewaarplaats berusten, behoudens het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17, openbaar.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, kan bij de overbrenging van de in artikel 1, aanhef en onder c 1° en 2°, bedoelde archiefbescheiden, de zorgdrager, na advies van de beheerder van de archiefbewaarplaats, beperkingen aan de openbaarheid stellen voor een bepaalde termijn en met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
2. [appellant] heeft als reden voor het verzoek om afschriften van de geboorteakten gegeven dat hij zich bezig houdt met stamboomonderzoek en de afstamming en verwantschap van zijn familie naspoort. Hij wil afschriften van de akten ontvangen, omdat die meer informatie bevatten dan uittreksels en bij het opmaken van uittreksels fouten kunnen worden gemaakt, zodat deze volgens hem minder betrouwbaar zijn dan afschriften.
3. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft aan de in bezwaar gehandhaafde weigering, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat [appellant] geen gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bij het verkrijgen van de gevraagde afschriften heeft. [appellant] behoort niet tot de personen met dat belang die in de memorie van toelichting bij de herziening van Titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 1990/91, 21 847, nr. 3, blz. 27-29) worden genoemd. Uit deze memorie blijkt voorts dat genealogisch onderzoek op zichzelf niet kan worden beschouwd als een belang dat de afgifte van een afschrift rechtvaardigt, aldus de ambtenaar van de burgerlijke stand.
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand het verzoek van [appellant] om afschriften van de gevraagde geboorteakten terecht en op goede gronden heeft afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat de wetgever ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen de openbaarheid van de registers van de burgerlijke stand bij geboorteakten aanzienlijk heeft beperkt, omdat daarin de meest persoonlijke gegevens, als onwettige geboorte, erkenning en wettiging, worden opgenomen. Een afschrift van geboorteakten wordt slechts verstrekt aan hem die heeft aangetoond dat hij behoort tot de eng te trekken kring van diegenen die daarbij een gerechtvaardigd belang hebben.
In artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt ten aanzien van de bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand om afschriften van deze akten te verstrekken geen onderscheid gemaakt tussen akten betreffende levende en overleden personen, aldus de rechtbank.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank met het oordeel dat artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek mede ziet op akten van overleden personen, heeft miskend dat het Nederlandse rechtssysteem alleen voor levende personen rechten en plichten schept. Indien was beoogd deze bepaling tevens voor die akten te laten gelden, had de wetgever daarvan uitdrukkelijk melding moeten maken, aldus [appellant]. Ook uit de in artikel 1:17a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek neergelegde termijn van honderd jaar voor de overbrenging van de geboorteregisters naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats kan volgens hem worden afgeleid dat de wetgever niet voor ogen heeft gehad dat de in een geboorteakte opgenomen gegevens na het overlijden van de desbetreffende persoon nog geheimhouding behoeven. Aannemelijk is dat de wetgever in dit verband voor de termijn van honderd jaar heeft gekozen, ervan uitgaande dat na het verstrijken ervan de personen die in het geboorteregister zijn opgenomen niet meer in leven zijn. Het is die omstandigheid die meebrengt dat de gegevens op de geboorteakten openbaar worden. Er is daarom geen reden om bij de toepassing van artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek deze termijn in acht te nemen voor zover het gaat om de afgifte van afschriften van geboorteakten van overleden personen, aldus [appellant]. Hij betoogt verder dat, voor zover de beperking van artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek mede betrekking heeft op geboorteakten van overleden personen, de rechtbank niet heeft onderkend dat de ambtenaar van de burgerlijke stand bij de beoordeling van zijn verzoek een minder stringente belangenafweging had moeten maken, omdat de persoonlijke levenssfeer van overleden personen minder bescherming behoeft dan die van levende personen.
5.1. Blijkens de memorie van toelichting is de ratio van de beperking van de openbaarheid van de in artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek vermelde akten van geboorten, van huwelijken of geregistreerde partnerschappen en van overlijden, dat de vertrouwelijkheid van de daarin opgenomen gegevens omtrent de afstamming met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet worden gewaarborgd.
[appellant] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat de akten betreffende overleden personen niet onder de beperkende werking van deze bepaling vallen. Daargelaten of de persoonlijke levenssfeer van de overledenen deze bescherming behoeft, geldt dat gegevens omtrent de afstamming, die in hen betreffende akten zijn opgenomen, implicaties voor de persoonlijke levenssfeer van derden, bijvoorbeeld nabestaanden, kunnen hebben die de beperking van de openbaarheid van deze gegevens noodzakelijk maken.
In de memorie van toelichting (blz. 13) is bij artikel 1:17a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek vermeld dat er goede redenen zijn de termijnen voor de overbrenging van akten van geboorten, van huwelijken of geregistreerde partnerschappen en van overlijden naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats bij wet te regelen, omdat het gaat om in authentieke vorm vastgelegde gegevens die niet voor een ieder toegankelijk behoren te zijn zolang de personen waarop de gegevens zien nog leven. Anders dan [appellant] betoogt, kan, gelet op voormelde ratio van de beperking van de openbaarheid van deze gegevens, uit deze toelichting niet a contrario worden afgeleid dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat de gegevens na het overlijden van de betrokkene zonder meer voor een ieder toegankelijk zijn. Dat de wetgever die bedoeling niet heeft gehad, kan worden afgeleid uit het bepaalde in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Archiefwet 1995, dat ook na de overbrenging van deze akten naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beperkingen aan de openbaarheid daarvan kunnen worden gesteld.
De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat op grond van artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek ook van geboorteakten van overleden personen slechts een afschrift wordt afgegeven, indien de verzoeker aantoont dat hij bij de verkrijging daarvan een gerechtvaardigd belang heeft. In het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling bestaat geen grond voor het oordeel dat deze eis en waarborg ten aanzien van akten betreffende overleden personen niet onverkort dient te gelden. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand terecht het verzoek van [appellant] heeft afgewezen, nu blijkens de memorie van toelichting genealogisch onderzoek op zichzelf niet als een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 1:23b, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt aangemerkt.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. De Wilde
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
598.