201309092/1/R2.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1] en anderen, allen wonend te Laren, gemeente Lochem,
2. [appellant sub 2], wonend te Laren, gemeente Lochem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Lochem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Woonzorggebouw Heuvelstraat Laren" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2014, waar [appellante sub 1], bijgestaan door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. K.A. Luehof, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J. van der Wee, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Interbouwconsult B.V., vertegenwoordigd door ing. J. Ligtenberg en W. Buijvoets, gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een woonzorggebouw met onzelfstandige wooneenheden waar 24-uurszorg met toezicht wordt verleend.
3. [appellante sub 1] en anderen betogen dat de raad het plan niet gewijzigd had mogen vaststellen nu [appellante sub 1] en anderen daardoor geen kans hebben gehad om hun zienswijzen over deze wijzigingen naar voren te brengen.
3.1. De raad kan bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.
Vaststaat dat de raad in dit geval het plan heeft vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze wijzigingen van het ontwerp betreffen onder meer tegemoetkomingen aan de door omwonenden naar voren gebrachte zienswijzen met betrekking tot de bouwhoogte van het voorziene gebouw en het verzekeren van de aanleg en instandhouding van een 2 meter hoge schutting ter voorkoming van geluidhinder. De wijzigingen zijn daarmee naar aard en omvang niet zo groot dat moet worden geoordeeld dat een wezenlijk ander plan voorligt, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de wettelijke procedure opnieuw had moeten worden doorlopen.
Het betoog faalt.
4. [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de behoefte aan het woonzorgcomplex ontbreekt. Zij wijzen in dit kader erop dat in de kern Lochem een overschot aan zorgplaatsen bestaat.
4.1. Volgens de nota "De Lochemse kernen in woonzorg-perspectief" zal in 2015 in Laren behoefte zijn aan 22 wooneenheden voor ouderen die 24-uurszorg behoeven. Volgens het rapport "Kleinschalig groepswonen in Gelderland" zal in 2019 in Laren een tekort zijn van 20 wooneenheden voor ouderen met dementie. In hetgeen [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet van de uitkomsten van deze onderzoeken heeft mogen uitgaan. De raad heeft voorts toegelicht dat deze voorziening uitdrukkelijk is bedoeld voor ouderen in de kern Laren, zodat zij in hun vertrouwde omgeving in de buurt van familieleden kunnen blijven wonen, en dat eventuele wooneenheden in de kern Lochem derhalve niet van belang zijn. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat behoefte bestaat aan het in het plan voorziene woonzorgcomplex.
Het betoog faalt.
5. [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar alternatieve locaties voor het woonzorgcentrum.
5.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
In de Nota van zienswijzen die tot het raadsbesluit behoort, is vermeld dat in opdracht van de dorpsraad "Wakker Laorne" door mRO B.V. een stedenbouwkundige studie is verricht die de raad in zijn afweging heeft betrokken. Vermeld is dat daarnaast in opdracht van de planontwikkelaar InterBouwconsult B.V. diverse locatieonderzoeken zijn verricht. Ter zitting heeft InterBouwconsult B.V.
toegelicht dat drie locaties binnen Laren zijn beoordeeld. Het betrof het oude landbouwschooltje, Laren IV en de locatie waarop het plan ziet. De raad heeft toegelicht deze locatieonderzoeken in zijn afweging te hebben meegenomen en acht, evenals de ontwikkelaar, de gekozen locatie het meest geschikt. De raad acht van belang dat deze locatie dichtbij winkels en horeca ligt en de andere locaties niet, waardoor zorgbehoevenden ingeval van de keuze voor een andere locatie geïsoleerd zouden raken van voorzieningen en het dagelijkse leven. De raad heeft tot slot toegelicht dat dit is neergelegd in een startnotitie en dat deze in de raad is behandeld.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad alternatieve locaties onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
Het betoog faalt.
6. [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat.
[appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren daartoe aan dat het voorziene woonzorgcomplex leidt tot geluidhinder ter plaatse van hun woningen. Zij betogen dat niet wordt voldaan aan de richtafstand voor geluid zoals aanbevolen in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure).
[appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betwisten voorts dat wordt voldaan aan de toepasselijke geluidnormen. Verder is volgens [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] ten onrechte geen rekening gehouden met geluid van de achteruitrijsignalering van vrachtwagens.
[appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren tevens aan dat geen rekening is gehouden met trillingen veroorzaakt door vrachtwagens.
6.1. Volgens de raad wordt niet voldaan aan de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstand voor geluid, maar kan afwijking hiervan in dit geval aanvaardbaar worden geacht. De raad wijst in dit verband op het "Akoestisch onderzoek industrielawaai woonzorggebouw Heuvelstraat te Laren, gemeente Lochem" van Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering van 16 april 2013 (hierna: het akoestisch onderzoek). Voorts leidt het geluid van achteruitrijdende vrachtwagens volgens de raad niet tot geluidhinder, nu de in- en uitrit van het woonzorgcomplex op ruime afstand van bestaande woningbouw ligt.
6.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een woonzorggebouw met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
Ingevolge lid 3.3, aanhef en onder b, sub 1, geldt met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken dat de gronden en gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' niet in gebruik mogen worden genomen als niet aan de volgende voorwaarde is voldaan van de aanleg en instandhouding van een 2 meter hoge schutting zoals aangegeven op tekeningnummer DO-00c van het "akoestisch onderzoek industrielawaai woonzorggebouw Heuvelstraat te Laren, gemeente Lochem".
6.3. In het akoestisch onderzoek is vermeld dat de akoestisch relevante bedrijfsactiviteiten bestaan uit installaties op het dak en voertuigbewegingen op het terrein. Hierbij is van 2 vrachtwagenbewegingen, 6 bewegingen van taxi’s en/of bestelbussen en 88 overige bewegingen - waaronder fietsers en auto’s - per dag uitgegaan. Bovendien is ervan uitgegaan dat elke week een vrachtwagen de vuilcontainer op het terrein leeg zal komen maken. In het akoestisch onderzoek is voorts vermeld dat het woonzorgcomplex onder de werkingssfeer valt van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit milieubeheer) op grond waarvan voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode de geluidsnormen 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) gelden op de gevel van woningen en voor het maximale beoordelingsniveau 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A). In het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat bij alle woningen aan deze geluidgrenswaarden wordt voldaan. Om bij de woningen bij de in- en uitrit van het perceel te kunnen voldoen aan de geluidgrenswaarden dient langs die in- en uitrit een schutting met een hoogte van 2 meter te worden opgericht.
6.4. De raad heeft afwijking van de in de VNG-brochure aanbevolen afstand in dit geval aanvaardbaar geacht en wijst daartoe allereerst op het akoestisch onderzoek. Hetgeen [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geeft geen grond voor het oordeel dat het akoestisch onderzoek gebreken dan wel leemten in kennis vertoont en dat de raad zich derhalve niet in redelijkheid daarop heeft mogen baseren. Volgens het akoestisch onderzoek kan indien de in- en uitrit wordt voorzien van een schutting, ter plaatse van de dichtstbij gelegen woningen worden voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ingevolge artikel 3, lid 3.3. aanhef en onder b, van de planregels dient deze schutting daadwerkelijk te zijn gerealiseerd bij ingebruikname van de gronden ten behoeve van het woonzorgcomplex.
De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het geluid van de achteruitrijsignalering van vrachtwagens vanwege de afstand van de voorziene in- en uitrit tot de bestaande woningbouw en het geringe aantal verkeersbewegingen niet tot onaanvaardbare geluidhinder leidt. Gelet op het beperkte aantal verkeersbewegingen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze verkeersbewegingen niet zullen leiden tot onaanvaardbare trillingsoverlast bij deze woningen.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare geluid- en trillingshinder.
Het betoog faalt.
7. [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat het plan leidt tot aantasting van hun privacy. In dit verband voeren zij aan dat de hoogte van het voorziene gebouw ertoe leidt dat toekomstige bewoners van het woonzorggebouw zicht hebben op de tuinen van [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2]. Zij voeren daarbij aan dat de voorziene bouwmassa hun uitzicht verstoort.
7.1. Uit de zienswijzennota blijkt dat de raad bij de vaststelling van het plan heeft betrokken dat het voorziene bouwplan gepaard gaat met vermindering van de privacy voor de bewoners van omliggende woningen. De raad acht dit niettemin aanvaardbaar nu voldoende afstand tot omliggende woningen is aangehouden en de bouwhoogte van het woonzorggebouw is beperkt waardoor de vermindering van de privacy van geringe aard is. Daarnaast wijst de raad erop dat het bouwvlak zodanig is vorm gegeven dat de gevel waarin de meeste ramen zullen worden geplaatst op die plek is gesitueerd waar de afstand tot omliggende woningen het grootst is. Ter zitting heeft de raad erop gewezen dat het plan voorziet in een ontwikkeling die in een dorpscentrum niet ongebruikelijk is.
In aanmerking genomen dat het plan is gesitueerd in een stedelijke omgeving geeft hetgeen door [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in redelijkheid niet meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gemoeid bij de realisatie van het woonzorggebouw dan aan het belang dat [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben bij hun privacy en uitzicht.
Het betoog faalt.
8. [appellante sub 1] en anderen vrezen voor de aantasting van hun woon- en leefklimaat nu de voorziene ontsluitingsweg van het plangebied niet geschikt is voor de verkeerstoename waartoe het plan leidt en bovendien onvoldoende breed is voor vrachtverkeer. Daarnaast vrezen zij voor parkeeroverlast omdat in het plangebied op piekmomenten onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn.
8.1. De raad voert aan dat de ontsluitingsweg voldoende breed is voor vrachtverkeer en voldoende capaciteit heeft voor de te verwachten verkeersstromen. Met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen wijst de raad erop dat binnen het plangebied voldoende mogelijkheden zijn om te voldoen aan de geldende parkeernormen.
8.2. Uit de plantoelichting blijkt dat het plangebied wordt ontsloten vanaf de Heuvelstraat die als erftoegangsweg B op grond van het gemeentelijk verkeersbeleid een capaciteit van 1.000 verkeersbewegingen per etmaal heeft. Voorts blijkt uit de plantoelichting dat het plan leidt tot een toename van 88 verkeersbewegingen per etmaal, waarmee de capaciteit van de weg niet wordt overschreden.
De raad stelt dat de ontsluitingsweg met een breedte van 5,3 meter geschikt is voor regulier verkeer, waaronder mede begrepen beperkt vrachtverkeer. Uit hetgeen door [appellante sub 1] en anderen is aangevoerd blijkt niet dat dit onjuist is.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verkeersdruk in beperkte mate toeneemt en de ontsluitingsweg geschikt is voor de verkeerstoename, zodat het plan in zoverre niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat voor omwonenden.
8.3. De raad heeft voor wat het aantal parkeerplaatsen betreft aansluiting gezocht bij de door het Nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW in publicatie 182 (hierna: CROW-publicatie) aanbevolen normen voor verpleeg- en verzorgingstehuizen. Daarbij geldt volgens de CROW-publicatie een parkeernorm van maximaal 0,7 parkeerplaats per wooneenheid. Uit de plantoelichting blijkt dat met toepassing van deze norm bij de bouw van 24 wooneenheden, 17 parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. Dat een deel van deze parkeerplaatsen gebruikt zal worden door het personeel van het woonzorggebouw is in deze norm verdisconteerd. In hetgeen [appellante sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen aansluiten bij de parkeernorm voor verpleeg- en verzorgingstehuizen uit de CROW-publicatie. Nu de raad bovendien onweersproken heeft gesteld dat het plan de ruimte biedt om zeventien parkeerplaatsen te realiseren, is er geen aanleiding voor het oordeel dat niet kan worden voorzien in voldoende parkeerruimte.
Het betoog faalt.
9. Voor zover [appellante sub 1] en anderen ter zitting de eigendomsverhoudingen van de voor de ontsluitingsweg bestemde gronden aan de orde stellen, overweegt de Afdeling dat in het kader van een bestemmingsplanprocedure ter beoordeling staat of een plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en niet in strijd is met het recht. Daarbij is in beginsel de eigendomsverhouding niet doorslaggevend. Dit is slechts anders indien evident is dat de eigendomsverhouding aan de verwezenlijking van het plan binnen de planperiode in de weg staat en tevens vaststaat dat niet binnen de planperiode tot onteigening zal worden overgegaan. Met de enkele stelling dat de voor de ontsluitingsweg bestemde gronden in eigendom zijn van [appellante sub 1] en anderen is niet aannemelijk gemaakt dat evenbedoelde uitzonderingssituatie zich in dit geval voordoet. Gelet hierop is hetgeen over de eigendom van deze gronden is aangevoerd in deze procedure niet van doorslaggevende betekenis.
Het betoog faalt.
10. Over het betoog van [appellant sub 2] dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna in het plangebied overweegt de Afdeling dat nu dit betoog niet nader is gemotiveerd, er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op de conclusies van het rapport "Quickscan flora en fauna twee percelen tussen de Heuvelstraat en Deventerweg te Laren" van Hamabest B.V. heeft kunnen baseren.
Het betoog faalt.
11. Voor het overige hebben [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] zich in het beroepschrift beperkt tot een herhaling van de inhoud van de zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Van Baaren
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
579-779.