ECLI:NL:RVS:2014:3016

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
201309430/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Zuidbroek' door de Raad van State

Op 4 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Menterwolde het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Zuidbroek' vastgesteld. Het college van gedeputeerde staten van Groningen heeft hiertegen beroep ingesteld. De zaak is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 juli 2014. Tijdens de zitting waren vertegenwoordigers van zowel het college als de raad aanwezig. Het college betoogde dat de wijzigingsbevoegdheid in strijd is met de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009, omdat de gronden met de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' buiten de aangewezen zoekgebieden liggen. De Afdeling heeft de beleidsvrijheid van de raad bij de vaststelling van bestemmingsplannen erkend, maar heeft ook vastgesteld dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het beroep gegrond is en heeft het besluit van de raad vernietigd voor zover het de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' betreft. De raad is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de noodzakelijke aanpassingen in het plan door te voeren. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 augustus 2014.

Uitspraak

201309430/1/R4.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college),
appellant,
en
de raad van de gemeente Menterwolde,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Zuidbroek" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft het college beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.O. van der Veen, werkzaam bij de provincie, en de raad, vertegenwoordigd door R. Hazekamp en H. Flap, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan vormt een actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen De Gouden Driehoek en Industrieweg in Zuidbroek, gemeente Menterwolde.
Algemeen toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Bestreden plandeel
3. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" wat betreft een perceel ten oosten van de Unescoweg te Zuidbroek, gemeente Menterwolde.
Verzoek om aanhouding
4. Het college en de raad hebben bij brieven van 18 februari 2014 onderscheidenlijk 13 juni 2014 verzocht om uitstel van de zitting. Ter zitting hebben het college en de raad opnieuw verzocht om aanhouding van de zaak. Hiertoe hebben zij naar voren gebracht dat tussen de gemeente Menterwolde en de provincie Groningen bestuurlijk overleg gaande is om tot een oplossing van het geschil te komen.
4.1. De Afdeling ziet geen aanleiding de zaak aan te houden. Het college heeft al in februari 2014 laten weten dat partijen met elkaar in overleg zijn en heeft daarbij om vier maanden uitstel gevraagd. Het overleg heeft echter tot op heden niet tot resultaat geleid en ter zitting hebben partijen geen uitsluitsel kunnen geven over de termijn waarop de uitkomst van het overleg bekend zal zijn. Ter zitting is gebleken dat behalve het college en de raad nog andere partijen bij het bestuurlijk overleg zijn betrokken, omdat het overleg tevens een aantal andere dossiers betreft waarbij andere gemeenten zijn betrokken. Gelet hierop is overeenstemming tussen partijen op korte termijn niet te verwachten. Daar komt bij dat het college en de raad niet aannemelijk hebben gemaakt dat de besluitvorming over een mogelijke oplossing van hun geschil door een uitspraak van de Afdeling in de onderhavige zaak zal worden gefrustreerd.
De wijzigingsbevoegdheid
5. Ingevolge artikel 22, lid 22.1, aanhef en onder b, van de planregels kunnen burgemeester en wethouders het plan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" wijzigen in de bestemmingen "Bedrijf", "Bedrijf - Bedrijventerrein", "Verkeer", "Groen" en/of "Water" ten behoeve van realisatie van nieuw bedrijventerrein, met dien verstande dat:
- de behoefte voor het uitgeven van nieuwe bedrijfskavels is aangetoond;
- bedrijven tot en met de categorie 3.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven zijn toegestaan, met dien verstande dat bij de interne milieuzonering rekening wordt gehouden om omliggende gevoelige functies en de Nota Industrielawaai;
- geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
- indien de noodzaak is aangetoond, kan per bedrijf een bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bedrijfswoning uitsluitend in combinatie met de bedrijfsgebouwen mag worden gebouwd;
b. de goothoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
d. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 600 m³ mag bedragen;
e. de bedrijfswoning mag het gebruik van aangrenzende gronden niet belemmeren;
- bij de wijziging wordt een bouwvlak bepaald en worden bouwregels gegeven.
Ingevolge lid 22.2 mag de in lid 22.1 bedoelde wijziging niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld.
Behandeling van de beroepsgronden
6. Het college voert aan dat de wijzigingsbevoegdheid voor de gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" in strijd is met artikel 4.9, eerste lid, onder a, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 (hierna: de verordening). Volgens het college volgt uit deze bepaling dat nieuwe bedrijventerreinen en de uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen slechts onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Het college betoogt dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de gronden moeten zijn gelegen binnen een in de verordening aangewezen zoekgebied voor bedrijventerreinen. Daarnaast is volgens het college niet voldaan aan de voorwaarden dat de behoefte aan nieuwe bedrijfskavels moet zijn aangetoond en dat op bestaande terreinen geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen. Het college stelt dat op de bestaande bedrijventerreinen in de gemeente Menterwolde voldoende ruimte beschikbaar is.
6.1. Ingevolge artikel 4.9, eerste lid, onder a, van de verordening voorziet een bestemmingsplan niet in de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen, tenzij het nieuwe bedrijventerrein of de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein gelegen is binnen de in bijlage 11, kaart 5a, aangegeven zoekgebieden, en voorts uit de toelichting blijkt dat:
1º. er behoefte is aan een bedrijventerrein, en
2º. op de bestaande terreinen geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering of kan worden aangetoond dat omwille van milieuredenen dan wel om reden van thematisering uitbreiding van bestaand bedrijventerrein noodzakelijk is.
Ingevolge het tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten nieuwe zoekgebieden voor de realisering van bedrijventerreinen aanwijzen en zoekgebieden herbegrenzen indien dit niet leidt tot een kwantitatieve toename van het areaal aan zoekgebied bedrijventerreinen en voldoende op de behoefte afgestemd aanbod van vestigingslocaties overblijft of uit hoofde van thematisering geboden is.
6.2. De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om voor een perceel ter grootte van ongeveer 5 ha, grenzend aan het bedrijventerrein De Gouden Driehoek, de agrarische bestemming te wijzigen in een bestemming die een bedrijventerrein mogelijk maakt. Het plan maakt hiermee naar het oordeel van de Afdeling een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk waarop artikel 4.9, eerste lid, onder a, van de verordening van toepassing is. Dat het vorige plan een wijzigingsbevoegdheid bevatte die dit ook mogelijk maakte, maakt dat niet anders, nu van die bevoegdheid geen gebruik is gemaakt.
Uit bijlage 11, kaart 5a, bij de verordening blijkt dat de gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" buiten de aangewezen zoekgebieden liggen. Gelet hierop is het plan, voor zover het de wijzigingsbevoegdheid betreft, vastgesteld in strijd met artikel 4.9, eerste lid, onder a, van de verordening.
6.3. Hetgeen de raad naar voren heeft gebracht, doet aan het voorgaande niet af.
Voor zover de raad er ter zitting op heeft gewezen dat de behoefte aan de uitbreiding van het bedrijventerrein voldoende is aangetoond, overweegt de Afdeling dat de wijzigingsbevoegdheid reeds vanwege het feit dat het wijzigingsgebied niet in een aangewezen zoekgebied ligt in strijd is met artikel 4.9, eerste lid, van de Verordening.
Ter zitting heeft de raad betoogd dat de gronden waarvoor de wijzigingsbevoegdheid in het plan is opgenomen in de verordening abusievelijk buiten het aangewezen zoekgebied zijn gelaten. De Afdeling ziet in hetgeen de raad naar voren heeft gebracht echter geen aanleiding voor het oordeel dat de Verordening op dit punt onverbindend is wegens strijd met een hoger wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel en daarom buiten toepassing dient te worden gelaten. Nu artikel 4.9, eerste lid, van de verordening niet onverbindend is, mocht de raad geen plan vaststellen dat in strijd is met deze bepaling. Ook de omstandigheid dat het achterwege laten van de wijzigingsbevoegdheid grote financiële gevolgen voor de gemeente zal hebben, zoals de raad stelt, kan niet rechtvaardigen dat de raad een plan vaststelt dat in strijd is met de verordening.
Indien de raad de wijzigingsbevoegdheid toch in het plan wilde opnemen, had het op zijn weg gelegen om het college op grond van artikel 4.9, tweede lid, van de verordening om herbegrenzing van het zoekgebied te verzoeken of om het college te verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule van artikel 6.1 van de verordening. Hiermee zou de raad hebben kunnen bewerkstelligen dat de strijdigheid met de verordening wordt weggenomen.
Conclusie
7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, voor zover aan het perceel ten oosten van de Unescoweg te Zuidbroek, gemeente Menterwolde, de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" is toegekend en - gelet op de samenhang - voor zover het de vaststelling van artikel 22, lid 22.1, onderdeel b, van de planregels betreft.
8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Menterwolde van 4 juli 2013, kenmerk no. 8/7, voor zover:
a. aan het perceel ten oosten van de Unescoweg te Zuidbroek, gemeente Menterwolde, de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" is toegekend, en
b. voor zover het de vaststelling van artikel 22, lid 22.1, onderdeel b, van de planregels betreft;
III. draagt de raad van de gemeente Menterwolde op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II.a en II.b worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Menterwolde aan het college van gedeputeerde staten van Groningen het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
483.