201309847/1/A1.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Texel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 26 september 2013 in zaak nr. 13/129 in het geding tussen:
de vereniging Vereniging van Eigenaren van het Beach-Park Texel (hierna: de VvE)
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2012 heeft het college het verzoek van de VvE om handhavend op te treden tegen het in afwijking van de bij besluit van 15 maart 2012 verleende omgevingsvergunning gerealiseerde zwembad met techniekruimte op het perceel Stappeland 99 te De Koog (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2013 heeft het college het door de VvE daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 september 2013 heeft de rechtbank het door de VvE daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 januari 2013 vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
De VvE heeft als verweerschrift een kopie van het aanvankelijke beroepschrift ingediend.
Bij besluit van 11 maart 2014 heeft het college opnieuw het door de VvE tegen het besluit van 15 oktober 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De VvE heeft medegedeeld niet met laatstgenoemd besluit in te stemmen met verwijzing naar de processtukken.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting, tezamen met het hoger beroep in zaak nr. 201309851/1/A1, behandeld op 18 juni 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. N.A.M. Priems, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 15 maart 2012 heeft het college aan [partij] omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zwembad op het perceel. Het daartegen door de VvE gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 24 juli 2012 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 26 september 2013 het daartegen door de VvE ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 24 juli 2012 vernietigd.
De rechtbank heeft het besluit van 8 januari 2013 vernietigd, omdat de vraag of in overeenstemming met de bij besluit van 15 maart 2012 verleende omgevingsvergunning is gehandeld en of het college al dan niet bevoegd is om handhavend op te treden, pas kan worden beantwoord nadat het college opnieuw op het door de VvE tegen het besluit van 15 maart 2012 gemaakte bezwaar heeft beslist.
1.1. Het college betoogt tevergeefs dat de rechtbank, door aldus te overwegen, niet heeft onderkend dat het besluit van 24 juli 2012 ten onrechte is vernietigd. Zoals de Afdeling bij uitspraak van heden in zaak nr. 201309851/1/A1 heeft overwogen, heeft de rechtbank het besluit van 24 juli 2012 terecht vernietigd, nu in strijd met het ten tijde van het besluit van 24 juli 2012 ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Koog" wordt gehandeld. Bij de toetsing van het besluit van 8 januari 2013 is de rechtbank er dan ook terecht van uitgegaan dat het besluit van 24 juni 2012 niet is stand kan blijven.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Bij besluit van 11 maart 2014 heeft het college het door de VvE tegen het besluit van 15 oktober 2012 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
4. De VvE betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het niet bevoegd is om handhavend op te treden. Daartoe voert zij aan dat in afwijking van de bij besluit van 15 maart 2012 verleende omgevingsvergunning is gebouwd en het college onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de feitelijke situatie.
4.1. In hetgeen de VvE heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in strijd met de verleende omgevingsvergunning is gebouwd, zodat het college bevoegd zou zijn om handhavend op te treden. Daartoe wordt overwogen dat het college zich, gelet op de zich in het dossier bevindende opnamerapport 3 van 26 juni 2012, op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanwijzingen zijn dat in afwijking van de bij besluit van 15 maart 2012 verleende omgevingsvergunning is gebouwd. Volgens het opnamerapport is er tijdens een controle op 25 juni 2012 geconstateerd dat in overeenstemming met die vergunning is gebouwd. Voorts wordt hierbij in aanmerking genomen dat de VvE haar standpunt dat in afwijking van die omgevingsvergunning is gebouwd, niet heeft onderbouwd, maar slechts heeft verwezen naar de processtukken in de zaak.
Het betoog faalt.
5. Het beroep van de VvE tegen het besluit van 11 maart 2014 is ongegrond.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep van de vereniging Vereniging van Eigenaren van het Beach-Park Texel tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 11 maart 2014 ongegrond;
III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Texel een griffierecht van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Oudenaller
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
531-712.