201311323/1/A2.
Datum uitspraak: 20 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], kantoorhoudende te Zwolle, als curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inn Connect B.V.,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 november 2013 in zaak nr. 13/1464 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2013 heeft de staatssecretaris het besluit van 11 februari 2012 tot subsidieverlening aan Inn Connect ingetrokken.
Bij besluit van 13 juni 2013 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.G.J. van den Bergh, advocaat te Heerenveen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. F.A. Gelauff, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling ESF 2007-2013 (hierna: Subsidieregeling) kan een beschikking tot subsidieverlening, onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6. van de Awb, door de minister geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen op basis daarvan uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd indien de begunstigde niet heeft voldaan aan een of meer van de administratievoorschriften.
Ingevolge artikel E11, eerste lid, van bijlage 1 dient de begunstigde binnen vier weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling in bij de minister. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt de door de adviseur opgestelde diagnose, het advies, het implementatieplan of een verslag gevoegd en de factuur of facturen van de adviseur(s) en de bijbehorende algemeen aanvaarde betalingsbewijzen.
2. Bij besluit van 11 februari 2012 heeft de staatssecretaris aan Inn Connect een subsidie verleend voor het project "verhogen inzetbaarheid/leeftijdsbewust hrm" voor de periode van 14 november 2011 tot en met 12 maart 2012. Omdat Inn Connect niet binnen vier weken na afloop van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie had ingediend heeft de staatssecretaris Inn Connect bij brief van 27 juli 2012 een herinnering verzonden en Inn Connect een termijn van twee weken gegeven om een dergelijk verzoek alsnog in te dienen. De staatssecretaris heeft, naar hij stelt, bij brief van 19 maart 2013 Inn Connect nogmaals een termijn van twee weken gegeven om een dergelijk verzoek alsnog in te dienen. Bij besluit van 13 april 2013 heeft de staatssecretaris de subsidie ingetrokken omdat Inn Connect niet binnen de gestelde termijn een verzoek tot vaststelling van de subsidie heeft ingediend.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij de verzending en ontvangst van de brief van 19 maart 2013 geloofwaardig heeft betwist en dat de staatssecretaris gehouden was om de termijn van twee weken die in deze brief voor het indienen van de einddeclaratie is gegund, opnieuw te gunnen of de in bezwaar overgelegde einddeclaratie als tijdig ingediend aan te merken.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 1 februari 2012 in zaak nr. 201104229/1/A2), geldt als uitgangspunt dat, in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit of een ander rechtens van belang zijnd document, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of een ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres.
3.2. Vast staat dat het besluit van 19 maart 2013 niet aangetekend is verzonden. Uit het verweerschrift in beroep en de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat volgens vaste werkwijze een brief door de behandelend ambtenaar wordt opgemaakt in het zogeheten programmasysteem ‘Diana’. De brief wordt geprint en op de poststapel gelegd. Vervolgens wordt de brief opgehaald door de bode en naar de postkamer gebracht. In de postkamer wordt de post aangeleverd aan PostNL.
3.3. De staatssecretaris heeft in dit geval in beroep weliswaar een uitdraai uit het programmasysteem Diana overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat op 19 maart 2013 een brief aan Inn Connect B.V met het tweede rappel is aangemaakt maar heeft geen stuk overgelegd waarmee hij de verzending van de brief van 19 maart 2013 aannemelijk heeft gemaakt. Uit de ter zitting gegeven toelichting blijkt niet dat zeker is dat een in ‘Diana’ aangemaakte brief daadwerkelijk aan PostNL wordt aangeboden.
3.4. Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 13 juni 2013 van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De staatssecretaris dient een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
5. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 november 2013 in zaak nr. 13/1464;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juni 2013, kenmerk BBS/2.2013.0760.001;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij [appellant], als curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inn Connect B.V., in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.948,00 (zegge: negentienhonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [appellant], als curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inn Connect B.V., het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 796,00 (zegge: zevenhonderdzesennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014
362-809.