Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt en in zijn bezwaarschrift heeft hij verzocht om een rechtstreeks beroep tegen dit besluit door toepassing van artikel 7:1a Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De raad heeft met dit verzoek ingestemd. Het bezwaarschrift is doorgezonden naar de Afdeling ter behandeling als rechtstreeks beroep.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.M. Vos, advocaat te Groesbeek,
en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Thijssen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
2. [appellant] wenst dat de bestaande feitelijke situatie op zijn perceel [locatie] te Groesbeek (hierna: het perceel) als zodanig wordt bestemd. Daartoe heeft hij een aanvraag ingediend om het bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek" te herzien. De raad heeft de aanvraag afgewezen.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestaande situatie niet als zodanig kan worden bestemd, omdat hij de illegaal aanwezige bouwwerken en het illegale gebruik met het oog op een goede ruimtelijke ordening niet wenselijk acht in het buitengebied.
4. [appellant] betoogt dat de raad bij de vaststelling van het inmiddels geldende bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek" ten onrechte de bestemming van het perceel niet in overeenstemming heeft gebracht met de bestaande feitelijke situatie, nu de raad wist dat de manege sinds 2004 niet meer in gebruik is en er geen voornemen is om die activiteit te hervatten. Verder betoogt [appellant] dat de raad het bestreden besluit onvoldoende heeft voorbereid en ten onrechte geen overleg met hem heeft gevoerd over een passende bestemming voor het perceel. [appellant] voert ten slotte aan dat de raad ten onrechte niet heeft onderzocht in hoeverre een gedeelte van de bestaande feitelijke situatie positief kan worden bestemd.
5. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek", dat is vastgesteld op 29 augustus 2013, is aan het perceel de bestemming "Gemengd-1" en de aanduiding "sgd-31" toegekend. Op het perceel was een manege gevestigd. De exploitatie daarvan heeft de voormalige eigenaar in 2004 voor de overdracht van het perceel beëindigd. Na de overdracht heeft [appellant] ter plaatse een aannemersbedrijf gevestigd, een pensionruimte gestart voor de verhuur van kamers en een extra wooneenheid gerealiseerd in voormalige bedrijfsruimten.
6. Ten aanzien van het betoog dat de raad onvoldoende heeft onderzocht in hoeverre de bestaande feitelijke situatie als zodanig kan worden bestemd in een nieuw vast te stellen bestemmingsplan, overweegt de Afdeling het volgende.
In het bezoekverslag van 13 december 2012 is vermeld dat ter plaatse illegaal een aannemersbedrijf, pensionruimtes voor verhuur en woonruimten aanwezig zijn. [appellant] heeft deze waarnemingen niet bestreden en ter zitting heeft hij bevestigd dat de bebouwing en het gebruik sindsdien niet zijn gewijzigd. De raad hanteert als uitgangspunt dat met woningen en overig gebruik anders dan agrarisch gebruik van gronden in het landelijk gebied terughoudend dient te worden omgegaan in verband met de bescherming van de huidige functies in het landelijk gebied. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestaande feitelijke situatie, voor zover die afwijkt van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek", in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
7. Reeds gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het vaststellen van een bestemmingsplan. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014
12-815.