ECLI:NL:RVS:2014:3120

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
201309780/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Sittard en de beroepen van appellanten

Op 20 augustus 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Buitengebied Sittard". Dit bestemmingsplan werd op 26 juni 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Sittard-Geleen. Tegen dit besluit hebben vier appellanten beroep ingesteld, waaronder een particulier en een besloten vennootschap. De appellanten stelden dat hun percelen ten onrechte geen woonbestemming hadden gekregen en dat de raad in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld.

De Afdeling heeft de zaak op 8 juli 2014 behandeld. De appellanten voerden aan dat de raad niet in redelijkheid had kunnen besluiten om geen woonbestemming toe te kennen aan hun percelen, en dat dit in strijd was met provinciaal beleid en gemeentelijke structuurvisies. De raad verdedigde zijn standpunt door te stellen dat verdere verstening van het buitengebied onwenselijk was en dat de bestemmingen in overeenstemming waren met het gemeentelijk beleid.

Na beoordeling van de beroepsgronden concludeerde de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd was met het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en dat de appellanten geen recht hadden op de door hen gewenste bestemmingen. De Afdeling oordeelde dat de raad beleidsvrijheid had bij de vaststelling van het bestemmingsplan en dat de appellanten niet hadden aangetoond dat de raad onterecht had gehandeld. De beroepen van de appellanten werden dan ook ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij de toetsing van bestemmingsplannen en de beleidsvrijheid van gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening. De Afdeling bevestigde dat de raad de belangen van het landschap en de ruimtelijke ordening in zijn overwegingen had meegenomen en dat de appellanten niet konden aantonen dat hun situatie vergelijkbaar was met andere gevallen waarin wel woningbouw was toegestaan.

Uitspraak

201309780/1/R1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Sittard-Geleen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 2], gevestigd te [plaats], gemeente Echt-Susteren,
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], gemeente Valkenburg aan de Geul,
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats], gemeente Sittard-Geleen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Sittard-Geleen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Sittard" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2014, waar [appellant sub 1], bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door R.P.A.M. Friesen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor het buitengebied van de voormalige gemeente Sittard.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] betoogt dat ten onrechte aan zijn perceel gelegen aan de Rijstraat ongenummerd te Guttecoven geen woonbestemming is toegekend. In dit verband beroept hij zich op het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (hierna: POL). Het perceel ligt binnen de zogeheten P9 zone waarbinnen als eerste gebouwd mag worden. Ook voert hij aan dat zijn verzoek in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid en de Sectorale Structuurvisie Wonen Westelijke Mijnstreek 2011 (hierna: sectorale structuurvisie), waaruit volgt dat een "nultredenwoning" (seniorenwoning) mogelijk moet zijn. De raad heeft voorts door het niet toekennen van een woonbestemming in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld.
3.1. De raad stelt dat het mogelijk maken van woningbouw op het perceel van [appellant sub 1] in strijd is met het sinds 2000 ter plaatse gehanteerde uitgangspunt dat verdere verstening van het buitengebied onwenselijk is. Dit uitgangspunt is neergelegd in de in 1999 door de gemeenteraden van Sittard, Geleen en Schinnen vastgestelde integrale ontwikkelingsplan Landschapspark De Graven (hierna: het Ontwikkelingsplan) en vervolgens verankerd in het bestemmingsplan "Buitengebied" van de voormalige gemeente Sittard in 2003. Gelet op de gemeentelijke Structuurvisie Sittard-Geleen, vastgesteld op 10 juni 2010 (hierna: gemeentelijke structuurvisie) ligt het perceel in de zone die is aangegeven als "dorpsrandgroen", welke zone de functie heeft om te zorgen voor een geleidelijke overgang van de achterkanten van een dorp naar het landschap. Woningbouw ter plaatse is daarmee niet in overeenstemming. De begrenzing van de perspectieven in het POL, in dit geval "stedelijke bebouwing P9" is indicatief en niet op perceelniveau. Bovendien voert de gemeente haar eigen beleid, dat is gericht op behoud van het landschap en voorkoming van verdere verstening van het buitengebied. In de sectorale structuurvisie is volgens de raad kort gezegd bepaald dat buiten harde plannen geen woningbouw meer mag plaatsvinden.
3.2. Aan het perceel van [appellant sub 1] is de bestemming "Recreatie" toegekend en de aanduiding "volkstuin".
3.3. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gemeentelijke beleid zich verzet tegen het mogelijk maken van woningbouw op het perceel van [appellant sub 1]. In hetgeen [appellant sub 1] naar voren heeft gebracht ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plan niet in strijd met het POL is vastgesteld. Bovendien mag de raad afwijken van provinciaal beleid. Ook de sectorale structuurvisie heeft de raad er niet toe hoeven brengen daar woningbouw toe te staan, aangezien ook met een seniorenwoning de woningvoorraad toeneemt. Het betoog faalt in zoverre.
3.4. Over de door [appellant sub 1] gemaakte vergelijking met de percelen [locaties sub 1] en de locatie aan het Fischerpad overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie. In dit verband heeft de raad ten aanzien van de percelen [locaties sub 1] te Einighausen naar voren gebracht dat de voor die percelen verleende vrijstellingen dateren van vóór de vaststelling van de gemeentelijke structuurvisie in 2010 en de sectorale structuurvisie in 2011 en alle andere verzoeken om in het buitengebied te mogen bouwen zijn afgewezen. Ook de ontwikkeling aan het Fischerpad is volgens de raad niet vergelijkbaar. Aldaar gaat het om de bouw van woningen om de beëindiging van een intensieve veehouderij ter plaatse mogelijk te maken, waarbij het bebouwde oppervlak en de bouwmassa aanzienlijk afnemen. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 1] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie. Het betoog faalt voor het overige.
3.5. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
4. [appellant sub 2] richt zich tegen het plandeel voor haar gronden aan de [locatie sub 2] te Limbricht. Voor zover daaraan in het vorige bestemmingsplan een uit te werken woonbestemming was toegekend betoogt zij dat de bestemming "Woongebied, voorlopig agrarische doeleinden" uit het vorige plan had moeten worden gehandhaafd. De gemeente was sinds 1985 gehouden die bestemming uit te werken. Er is voortdurend overleg geweest over de invulling van het gebied, maar [appellant sub 2] heeft geen gelegenheid gekregen een uitwerkingsplan voor te leggen.
4.1. De raad stelt dat de percelen van [appellant sub 2] in feite deel uitmaken van het buitengebied. Op 15 december 2005 heeft hij een motie aangenomen strekkende tot het niet langer voortzetten van de ontwikkeling gericht op bebouwing langs de [locatie sub 2] in de groene kernrand van Limbricht. De noordwestrand van Limbricht dient volgens die motie een groen karakter te behouden. Woningbouwplannen zijn aldaar ongewenst en prioriteit moet worden gegeven aan binnenstedelijke opgaven, herstructureringslocaties en voltooiing van woningbouwplannen in al goedgekeurde bestemmingsplannen. Het had na de vaststelling van het Ontwikkelingsplan, maar zeker na het aannemen van voormelde motie voor [appellant sub 2] duidelijk moeten zijn dat bebouwing van haar percelen voor de raad niet wenselijk was. Dit standpunt is vervolgens bevestigd in de gemeentelijke structuurvisie. De woningmarkt is aanzienlijk veranderd sinds het opnemen van een uitwerkingsplicht in het voor een deel van de gronden voorheen geldende bestemmingsplan "Algemeen bestemmingsplan Limbricht". De raad verwijst voor haar standpunt om geen woningbouw ter plaatse mogelijk te maken tevens naar de sectorale structuurvisie.
4.2. Aan de gronden van [appellant sub 2] is de bestemming "Agrarisch" toegekend. Een strook van ongeveer 40 m ten westen van de [locatie sub 2] was gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Limbricht Zuidwest" en kende de bestemming "Openbaar groen of plantsoen". Op deze gronden mocht niet worden gebouwd. Op de gronden gelegen tussen ongeveer 40 m en ongeveer 180 m ten westen van de [locatie sub 2] gold het bestemmingsplan "Algemeen bestemmingsplan Limbricht" op grond waarvan die gronden de bestemming "Woongebied, voorlopig agrarische doeleinden" hadden. Op het college van burgemeester en wethouders rustte de verplichting het plan uit te werken.
4.3. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De Afdeling overweegt dat de desbetreffende gronden waarop de bestemming "Woongebied, voorlopig agrarische doeleinden" rustte, niet zijn bebouwd. Aan de sinds 1985 bestaande uitwerkingsplicht is geen gevolg gegeven. De raad heeft zich gelet op het geldende beleid dat verdere verstening van het landschap in het buitengebied moet worden tegengegaan, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat woningbouw ter plaatse niet aanvaardbaar is. Niet is gebleken van concrete plannen voor de bouw van woningen ter plaatse. Het betoog faalt.
4.4. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
5. [appellant sub 3] richt zich tegen het plandeel voor het perceel gemeente Sittard, sectie [.], nummer […], gelegen aan de [locatie sub 2] te Limbricht. Zij kan zich niet vinden in de agrarische bestemming voor de ongeveer 40 m brede strook langs de [locatie sub 2], die in het vorige plan de bestemming "Openbaar groen of plantsoen" had. Die gronden hebben geen agrarische waarde en zijn juist goed voorbereid op woningbouw. Er is behoefte aan woningen voor eenoudergezinnen en voor zelfstandig wonende ouderen. Het beleid in de sectorale structuurvisie wordt niet consistent toegepast. De raad heeft ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld, aldus [appellant sub 3].
5.1. De raad stelt dat op het merendeel van de gronden die in eigendom van [appellant sub 3] zijn onder het vorige plan geen woningbouw was toegestaan. De gronden hebben door de thans gekozen bestemming een ruimere gebruiksmogelijkheid dan onder het vorige plan het geval was. Het gebied heeft wel een landschappelijke en agrarische uitstraling. De gekozen bestemming doet recht aan het huidige gebruik. Voorts is de raad gebonden aan het beleid om verdere verstening in het buitengebied tegen te gaan, zoals neergelegd in de sectorale structuurvisie en de gemeentelijke structuurvisie. De raad wijst bovendien op de op 5 juli 2013 vastgestelde provinciale Verordening Wonen Zuid-Limburg, die weliswaar niet op het plan van toepassing is, maar ook de problematiek van de leegstand in Zuid-Limburg illustreert.
5.2. Aan de gronden van [appellant sub 3] is in het plan de bestemming "Agrarisch" toegekend.
De gronden van [appellant sub 3] lagen voor de inwerkingtreding van het plan wat de eerste 40 m ten westen van de [locatie sub 2] betreft binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Limbricht Zuidwest", waarbij in zoverre de bestemming "Openbaar groen of plantsoen" gold, en wat de daarachter gelegen strook van 4 m betreft binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Algemeen bestemmingsplan Limbricht", aan welke gronden de bestemming "Woongebied, voorlopig agrarische doeleinden" was toegekend.
5.3. De Afdeling overweegt, mede gelet op de ter zitting getoonde foto’s, dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gronden voor agrarisch gebruik geschikt zijn. De geschiktheid voor woningbouw, zo daar al sprake van is, betekent op zichzelf niet dat woningbouw mogelijk moet worden gemaakt. Het standpunt van de raad dat de [locatie sub 2] de grens vormt tussen het buitengebied en de kern Limbricht is niet onredelijk. Wat er ook zij van de behoefte aan bepaalde soorten woningen, de raad heeft zich onder verwijzing naar het beleid om verdere verstening van het buitengebied tegen te gaan in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat om ter plaatse woningbouw mogelijk te maken. Het betoog faalt in zoverre.
5.4. Over de door [appellant sub 3] gemaakte vergelijking met het perceel [locatie sub 3] overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat de voor dat perceel verleende vrijstelling dateert van vóór de vaststelling van de gemeentelijke structuurvisie in 2010 en de sectorale structuurvisie in 2011 en alle andere verzoeken om in het buitengebied te mogen bouwen zijn afgewezen. In hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 3] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt voor het overige.
5.5. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 4]
6. [appellant sub 4] richt zich tegen het plandeel voor het perceel gemeente Sittard, sectie [.], nummer [….], aan de [locatie sub 2] te Limbricht. Ten onrechte is de bestemming "Woongebied, voorlopig agrarische doeleinden" met de uitwerkingsplicht geschrapt. Hij heeft afspraken gemaakt met [appellant sub 2] dat dit bedrijf op zijn perceel een bouwkavel zou verzorgen en zal schade ondervinden door het vervallen van de mogelijkheid om op zijn perceel een woning te bouwen.
6.1. De raad stelt dat de gronden van [appellant sub 4] niet werden bestreken door het bestemmingsplan "Algemeen bestemmingsplan Limbricht", maar door het bestemmingsplan "Limbricht Zuidwest", waarin deze gronden de bestemming "Openbaar groen of plantsoen" hadden.
6.2. De Afdeling overweegt dat voor het perceel van [appellant sub 4], nu dat viel binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Limbricht Zuidwest", geen uit te werken bouwmogelijkheid is vervallen. In zoverre mist het betoog feitelijke grondslag. Voor zover [appellant sub 4] een bouwmogelijkheid wil hebben op zijn gronden, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat gelet op het beleid om verdere verstening van het buitengebied tegen te gaan geen aanleiding bestaat om ter plaatse woningbouw mogelijk te maken. Het beoog faalt voor het overige.
6.3. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014
91.