ECLI:NL:RVS:2014:315

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
201304124/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
  • A.H. Schoppers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing locatie perscontainer voor huishoudelijk restafval in Amsterdam

Op 5 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid in Amsterdam besloten om de Frans van Mierisstraat ter hoogte van nummer 57 aan te wijzen als locatie voor een perscontainer voor huishoudelijk restafval. Dit besluit is genomen in het kader van de Wet milieubeheer en de gemeentelijke afvalstoffenverordening. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend in de nabijheid, beroep ingesteld, omdat hij vreest voor overlast door bijplaatsingen van afval bij de container. De zaak is behandeld op 19 december 2013, waarbij de appellant en vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur aanwezig waren.

De appellant betoogt dat het dagelijks bestuur onvoldoende rekening heeft gehouden met de overlast voor omwonenden en dat er alternatieve locaties zijn die geschikter zouden zijn. Het dagelijks bestuur heeft echter gesteld dat de gekozen locatie voldoet aan de criteria van het Programma van Eisen voor ondergrondse restafvalinzameling en dat er maatregelen zijn genomen om bijplaatsingen te voorkomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen aangegeven dat het dagelijks bestuur in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de locatie aan te wijzen, ondanks de bezwaren van de appellant. De beroepsgrond van de appellant faalt, en het beroep wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van een sluitend netwerk voor afvalinzameling en de noodzaak om rekening te houden met de belangen van omwonenden. De Afdeling concludeert dat de overlast die de appellant vreest, beperkt en aanvaardbaar is, en dat het dagelijks bestuur niet in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. De beslissing van het dagelijks bestuur wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201304124/1/A4.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, de Frans van Mierisstraat ter hoogte van nummer 57, locatie nummer 13-08, te Amsterdam, aangewezen als locatie voor een perscontainer voor huishoudelijk restafval.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2013, waar [appellant], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.P. Peters en G. Westerbos, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10.23 van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
Ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Amsterdam, kan het college aanwijzen met behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met behulp van welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 26, tweede lid, van de Verordening op de stadsdelen van de gemeente Amsterdam, draagt het college al zijn bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur van de stadsdelen.
2. Het dagelijks bestuur hanteert bij het aanwijzen van een locatie voor een ondergrondse afvalcontainer het beleid zoals dat is vastgelegd in het Programma van Eisen ondergrondse restafvalinzameling gebied Oud-Zuid van 8 februari 2012 (hierna: het PvE). Hierin staan, voor zover hier van belang, de volgende locatiecriteria vermeld:
• de loopafstand vanaf de woning tot restafvalcontainers bedraagt niet meer dan 75 m en in uitzonderingsgevallen niet meer dan 125 m;
• containerlocaties moeten goed bereikbaar zijn voor voetgangers, minder validen en fietsers;
• er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de omgeving/omwonenden;
• bij het bepalen van een locatie moet een zo optimaal mogelijk sluitend locatienetwerk en een zo optimaal mogelijke capaciteitsverdeling met betrekking tot het afvalaanbod worden verkregen.
3. De locatie voor de perscontainer is gesitueerd op een parkeerplaats voor de woning Frans van Mierisstraat 57. [appellant] is de bewoner van de tegenover deze locatie gelegen woning aan de [locatie].
4. [appellant] kan zich niet verenigen met de aanwijzing van de locatie Frans van Mierisstraat ter hoogte van nummer 57 voor het plaatsen van de perscontainer.
5. [appellant] voert aan dat het dagelijks bestuur onvoldoende rekening heeft gehouden met de overlast die omwonenden zullen ondervinden vanwege het bijplaatsen van afval bij de perscontainer. Ter onderbouwing van zijn stelling dat bij de container afval zal worden geplaatst heeft [appellant] een foto overgelegd van afvalcontainers in de wijk Oud-Zuid waar (grof)vuil is bijgeplaatst. In dit verband wijst [appellant] er voorts op dat door omwonenden reeds veel overlast wordt ondervonden van de schuin tegenover deze locatie gelegen speeltuin.
5.1. Volgens het dagelijks bestuur is met het aanwijzingsbesluit voorzien in een sluitend netwerk, waarbij elke locatie is berekend op het aanbod van afval uit de omgeving. Ten gevolge hiervan zullen de containers niet snel vol raken en wordt bijplaatsing van afval voorkomen. Voor zover er toch afval wordt bijgeplaatst en het stadsdeel hiervan op de hoogte wordt gebracht, zal dezelfde dag nog actie worden ondernomen, aldus het dagelijks bestuur. Daarnaast geeft het dagelijks bestuur te kennen dat het stadsdeel is gestart met het Impulsproject Schoon Zuid om zwerfafval en ongewenste bijplaatsingen aan te pakken. Wat betreft de overlegde foto van de afvalcontainers merkt het dagelijks bestuur op dat dit een zogenoemde servicelocatie betreft. Dit is een plek waar thans ten behoeve van de bewoners van de wijk Oud-Zuid, voor het zich ontdoen van huishoudelijk afval, enkele afvalcontainers zijn geplaatst. Deze containers zijn elders in de wijk nog niet geplaatst. Bekend is dat bij deze afvalcontainers veel afval wordt bijgeplaatst. Het dagelijks bestuur gaat ervan uit dat dit komt omdat de containers vanwege het vele gebruik dat hiervan wordt gemaakt snel vol zitten. Deze situatie zal zich volgens het dagelijks bestuur niet voordoen wanneer in de gehele wijk afvalcontainers zijn geplaatst.
Daarnaast stelt het dagelijks bestuur zich op het standpunt dat de aanwezigheid van het speeltuintje geen aanleiding geeft om de locatie Frans van Mierisstraat ter hoogte van nummer 57 niet als locatie voor een perscontainer aan te wijzen. Het dagelijks bestuur neemt daarbij in aanmerking dat de afstand tussen het speeltuintje en de aangewezen locatie circa 20 m bedraagt en het speeltuintje van de weg is afgeschermd door middel van een hekje waar fietsen aan worden vastgelegd.
5.2. Het dagelijks bestuur heeft zich gelet op genoemde maatregelen die worden genomen om bijplaatsingen van huis- of grofvuil te voorkomen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] gevreesde overlast beperkt en aanvaardbaar is. De overgelegde foto en de aanwezigheid van het speeltuintje leiden gelet op hetgeen het dagelijks bestuur hierover heeft opgemerkt, niet tot een ander oordeel. Het dagelijks bestuur heeft daarom in zoverre in redelijkheid kunnen besluiten de locatie Frans van Mierisstraat ter hoogte van nummer 57 als een locatie voor een perscontainer aan te wijzen.
De beroepsgrond faalt.
6. [appellant] voert aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte niet heeft gekozen voor de in zijn zienswijze genoemde alternatieve locatie op de hoek van de Frans van Mierisstraat en de Van Baerlestraat. Deze locatie is volgens [appellant] geschikter voor het plaatsen van de container. In dit verband merkt [appellant] op dat zich hier een lange muur bevindt en een blinde gevel waardoor de container uit het zicht van de bewoners kan worden geplaatst. Volgens [appellant] houdt het dagelijks bestuur ten onrechte vast aan een aanbevolen loopafstand van 75 m, nu in het PvE is opgemerkt dat hiervan kan worden afgeweken tot 125 m. De door hem genoemde alternatieve locatie voldoet volgens [appellant] anders dan waarvan het dagelijks bestuur uitgaat wel aan de maximale loopafstand van 125 m. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur volgens [appellant] in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld door niet voor de door hem genoemde alternatieve locatie te kiezen. In dit verband wijst [appellant] erop dat de door omwonenden ingediende bezwaren ten aanzien van locatie 18-05 wel zijn gehonoreerd. Deze locatie was volgens [appellant] eerst gesitueerd ter plaatse van de Frans van Mierisstraat 79 en vervolgens verplaatst naar de hoek van de Frans van Mierisstraat en de Van Baerlestraat 50A tegenover de door hem voorgestelde locatie. [appellant] stelt dat door verplaatsing van deze locatie ook niet langer wordt voldaan aan de aanbevolen loopafstand van 75 m.
6.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de voorgestelde alternatieve locatie niet geschikter is dan de locatie Frans van Mierisstraat ter hoogte van nummer 57. Volgens het dagelijks bestuur wordt door verplaatsing van de container niet voldaan aan de aanbevolen loopafstand van 75 m en wordt tevens niet voldaan aan de maximale loopafstand van 125 m, nu deze met ten minste 4 m wordt overschreden. Volgens het dagelijks bestuur wordt niet lichtvaardig afgeweken van de aanbevolen loopafstand van 75 m, omdat dit een efficiënte bedrijfsvoering niet ten goede komt en een langere loopafstand dan 75 m niet wenselijk is. Het dagelijks bestuur stelt dat een overschrijding van de aanbevolen loopafstand van 75 m tot 125 m toelaatbaar wordt geacht wanneer de plaatsingsmogelijkheid voor een container beperkt is of wanneer een alternatieve locatie aan meer criteria van het PvE voldoet. Een beperkte plaatsingsmogelijkheid houdt volgens het dagelijks bestuur in dat er feitelijke beperkingen zijn voor het plaatsen van een container, zoals de aanwezigheid van een hoofdnet voor het verkeer of openbaar vervoer, een boom of een lantarenpaal. Dit doet zich volgens het dagelijks bestuur niet voor. Daarnaast voldoet volgens het dagelijks bestuur de door [appellant] voorgestelde alternatieve locatie niet aan meer criteria van het PvE. Het enige voordeel van de genoemde alternatieve locatie ten opzichte van de aangewezen locatie is dat deze locatie voor een blinde muur is gelegen, aldus het dagelijks bestuur. Dit is volgens het dagelijks bestuur onvoldoende om af te wijken van de aanbevolen loopafstand van 75 m.
Voor zover [appellant] aanvoert dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld stelt het dagelijks bestuur zich op het standpunt dat de verplaatsing van locatie 18-05 niet vergelijkbaar is met de verplaatsing van de container naar de door [appellant] voorgestelde locatie. Ter onderbouwing hiervan wijst het dagelijks bestuur erop dat vanwege de verplaatsing van de locatie 18-05 de maximale loopafstand voor omwonenden 85 m bedraagt en het door [appellant] voorgestelde alternatief tot een veel grotere overschrijding van de aanbevolen loopafstand van 75 m leidt.
6.2. Hetgeen [appellant] aanvoert geeft gelet op hetgeen ter zake door het dagelijks bestuur naar voren is gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet af te wijken van de aanbevolen loopafstand van 75 m. Dit betekent dat niet van belang is of bij het verplaatsen van de perscontainer aan de maximale loopafstand van 125 m wordt voldaan. Gelet op hetgeen het dagelijks bestuur heeft gesteld is de verplaatsing van locatie 18-05 niet vergelijkbaar met de door [appellant] voorgestelde verplaatsing van de locatie, zodat het dagelijks bestuur niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Er is gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet de door [appellant] genoemde alternatieve locatie aan te wijzen.
De beroepsgrond faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Schoppers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
578.