201403914/2/A1.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 maart 2014 in zaak nr. 13/3462 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlieland.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft het college aan Vlieduyn Recreatie BV omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een appartementencomplex op het perceel Duinkersoord 113 te Vlieland.
Bij besluit van 19 november 2013 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 8 januari 2014 heeft het college het besluit van 19 november 2013 gewijzigd.
Bij besluit van 13 februari 2014 heeft het college het besluit van 8 januari 2014 gewijzigd.
Bij uitspraak van 28 maart 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker] tegen de besluiten van 19 november 2013 en 8 januari en 13 februari 2014 ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van [verzoeker] neemt.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker] en het college hoger beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 16 juni 2014 heeft het college het door [verzoeker] tegen het besluit van 27 juni 2013 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 augustus 2014, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.P. Bood, advocaat te Oudkerk, en het college, vertegenwoordigd door B. Verheij, bijgestaan door mr. G. Koop, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Tevens is ter zitting gehoord Vlieduyn Recreatie, vertegenwoordigd door drs. G.J. Broekhuijsen en A. de Jong.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bouwplan voorziet in de bouw van een appartementencomplex van in totaal 36 appartementen met maximaal 72 logiesplaatsen, op de locatie van het te slopen hotel de Bosrand.
3. Het college heeft, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, bij besluit van 16 juni 2014 opnieuw op het bezwaar van [verzoeker] beslist en omgevingsvergunning verleend voor een aangepast bouwplan. Gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, wordt dit besluit geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
Het verzoek om voorlopige voorziening heeft uitsluitend betrekking op dit besluit. Het verzoek strekt ertoe dat in afwachting van het oordeel van de Afdeling in het hoger beroep zodanige voorziening wordt getroffen, dat de bouwwerkzaamheden worden gestaakt, teneinde een onomkeerbare situatie te voorkomen.
4. Het college heeft zich in het besluit van 16 juni 2014 op het standpunt gesteld dat het bouwplan, zoals dat door Vlieduyn Recreatie naar aanleiding van de aangevallen uitspraak is aangepast, niet in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Zomerhuizenterrein" op het perceel rustende bestemming "Recreatie - 4". Volgens het college kan de bij besluit van 27 juni 2013 verleende omgevingsvergunning, met inachtneming van de gemaakte aanpassingen, in stand blijven.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het op 24 juni 2013 door de raad van de gemeente Vlieland vastgestelde bestemmingsplan "Zomerhuizenterrein" tot stand is gekomen met het oog op onder meer verwezenlijking van het bouwplan. Het was de intentie van de raad om het bouwplan mogelijk te maken. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de bestemming "Recreatie - 4" een gebouw toestaat ten behoeve van appartementen, het op de plankaart opgenomen bouwvlak identiek is aan de footprint van het bouwplan en het op die kaart opgenomen bestemmingsvlak groter is dan het bouwvlak om overstekken mogelijk te maken. Voorts is uit de overgelegde brieven van Rijkswaterstaat en de provincie Fryslân niet gebleken dat zij bezwaren hadden tegen het ontwerpbestemmingsplan "Zomerhuizenterrein", voor zover dat de bestemming "Recreatie - 4" betrof.
Gelet op het voorgaande, is de voorzitter van oordeel dat geen aanleiding bestaat om op voorhand aan te nemen dat uiteindelijk zal blijken dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend.
6. Wat betreft de door [verzoeker] gestelde schending van de privacy van de huurders van zijn vakantiewoning overweegt de voorzitter dat, gelet op de ter zitting gegeven toelichting over de afstand tussen de vakantiewoning van [verzoeker] en het bouwplan, de positionering van het bouwplan op het perceel en de wijze waarop de balkons worden gerealiseerd, de gestelde schending van de privacy niet zodanig is dat de belangen van [verzoeker] op onevenredige wijze worden aangetast.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen. Niettemin blijft gelden dat de houder van een verleende vergunning op eigen risico van de vergunning gebruik maakt zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Slump w.g. Pieters
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
473.