ECLI:NL:RVS:2014:320

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
201304101/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
  • A.H. Schoppers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing locatie ondergrondse afvalcontainers in Amsterdam

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid op 5 maart 2013 besloten om de Vossiusstraat ter hoogte van nr. 53 B-K in Amsterdam aan te wijzen als locatie voor twee ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval. Dit besluit is door [appellante] aangevochten, omdat zij geen zienswijze had ingediend over het ontwerpbesluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 19 december 2013, waarbij zowel [appellante] als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd waren.

De Afdeling overweegt dat volgens artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan verplicht is om kennis te geven van het ontwerpbesluit. Het dagelijks bestuur heeft dit gedaan via de stadsdeelkrant van 18 oktober 2012, en was niet verplicht om een bewonersbrief te sturen. [appellante] heeft aangevoerd dat zij de bewonersbrief niet heeft ontvangen, maar de Afdeling oordeelt dat dit geen grond biedt voor het oordeel dat haar geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet indienen van een zienswijze.

De Afdeling merkt op dat het dagelijks bestuur heeft toegezegd te onderzoeken hoe kan worden bewerkstelligd dat er niet meer in het gedeelte van de Vossiusstraat waar [appellante] woont, wordt geladen en gelost. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen zienswijze had ingediend en er geen bijzondere omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is op 5 februari 2014 openbaar uitgesproken, waarbij ook is vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201304101/1/A4.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, de Vossiusstraat ter hoogte van nr. 53 B-K, locatie nummer 15-1, te Amsterdam, aangewezen als locatie voor twee ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2013, waar [appellante], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.P. Peters en G. Westerbos, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerpbesluit.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2. Vaststaat dat [appellante] geen zienswijze naar voren heeft gebracht over het ontwerp van het besluit tot aanwijzing van onder meer de locatie Vossiusstraat ter hoogte van nr. 53 B-K voor het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers.
3. [appellante] betoogt dat haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Daartoe voert zij aan dat zij de zogenoemde bewonersbrief waarin is vermeld dat in de wijk ondergrondse afvalcontainers worden geplaatst, niet heeft ontvangen.
3.1. In de stadsdeelkrant van 18 oktober 2012 is kennis gegeven van het ontwerp van het besluit waarbij onder meer de locatie Vossiusstraat ter hoogte van nr. 53 B-K is aangewezen als locatie voor het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers. Hiermee heeft het dagelijks bestuur voldaan aan het bepaalde in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb. Het dagelijks bestuur was niet verplicht om de bewonersbrief te sturen. [appellante] kon zich door middel van de kennisgeving in de stadsdeelkrant van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit op de hoogte stellen. De door [appellante] aangevoerde omstandigheid biedt dan ook geen grond voor het oordeel dat haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Ook anderszins is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat het niet naar voren brengen van een zienswijze [appellante] niet kan worden verweten.
4. Ten overvloede merkt de Afdeling op dat het dagelijks bestuur, naar aanleiding van het betoog van [appellante] ter zitting dat zij door het plaatsen van de ondergrondse afvalcontainers de straat niet meer per auto kan verlaten wanneer er wordt geladen en gelost, heeft toegezegd te zullen onderzoeken hoe kan worden bewerkstelligd dat niet langer in het gedeelte van de Vossiusstraat waar [appellante] woonachtig is, zal worden geladen en gelost.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Schoppers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
578.