ECLI:NL:RVS:2014:3255

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
27 augustus 2014
Zaaknummer
201405266/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Welsum Noordwestelijke Ontwikkeling door de Raad van State

Op 20 augustus 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Welsum Noordwestelijke Ontwikkeling". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Olst-Wijhe op 26 mei 2014, voorziet in de bouw van dertien starterswoningen, zes twee-onder-een-kapwoningen en twee vrije kavels. Verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1] en de maatschap [verzoeker sub 2], hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken op 12 augustus 2014 ter zitting behandeld.

De voorzitter oordeelde dat er een spoedeisend belang aanwezig was voor de bouw van de dertien starterswoningen, maar niet voor de andere woningen, omdat er geen omgevingsvergunning voor was aangevraagd. De Maatschap voerde aan dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met de gevolgen van het plan voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel". De voorzitter stelde vast dat de raad geen passende beoordeling had gemaakt van de gevolgen van de woningbouw voor dit gebied, wat in strijd is met de Natuurbeschermingswet. De voorzitter oordeelde dat het niet uitgesloten was dat de Afdeling het besluit tot vaststelling van het plan niet in stand zou laten.

De voorzitter besloot om het besluit van de raad van de gemeente Olst-Wijhe tot vaststelling van het bestemmingsplan voor een deel te schorsen, met name voor de delen die betrekking hebben op de maximum aantallen wooneenheden. Daarnaast werden de proceskosten van de verzoekers vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de gevolgen voor beschermde natuurgebieden bij de vaststelling van bestemmingsplannen.

Uitspraak

201405266/2/R6.
Datum uitspraak: 20 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Olst-Wijhe,
2. de maatschap [verzoeker sub 2], gevestigd te [plaats], gemeente Olst-Wijhe,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Olst-Wijhe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Welsum Noordwestelijke Ontwikkeling" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en de Maatschap beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] en de Maatschap hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [partij] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 1] en de Maatschap hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 12 augustus 2014, waar [verzoeker sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. H. Martens, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp, de Maatschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door H.M. Korte en J. Rohaan, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Ter zitting zijn voorts [partij], vertegenwoordigd door mr. A.J. van Zwieten, [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plangebied ligt in het noordwesten van het dorp Welsum en sluit aan op de bestaande bebouwing en bestaande functies in het dorp. Het plan voorziet in de bouw van dertien starterswoningen, zes twee-onder-een-kapwoningen en twee vrije kavels.
3. De verzoeken van [verzoeker sub 1] en de Maatschap hebben betrekking op het gehele plan. Ter zitting is vast komen te staan dat een omgevingsvergunning is aangevraagd voor de bouw van de dertien starterswoningen in het plangebied. Derhalve acht de voorzitter in zoverre een spoedeisend belang aanwezig. Wat betreft de zes twee-onder-een-kapwoningen en de twee vrije kavels heeft [partij] ter zitting verklaard dat zij hiervoor geen omgevingsvergunning zal aanvragen zolang zich geen kopers hebben gemeld. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat met de verzoeken in zoverre geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
4. De Maatschap voert onder meer aan dat de raad de gevolgen van het plan voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel" onvoldoende heeft onderzocht en niet door middel van berekeningen inzichtelijk heeft gemaakt waardoor niet op voorhand is uitgesloten dat het plan significante gevolgen heeft voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied waar reeds sprake is van een overbelaste situatie. In dit verband voert de Maatschap aan dat de verkeersaantrekkende werking van de voorziene woningen een toename van stikstofdepositie tot gevolg heeft en dat dit leidt tot een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van haar rundvee- en pluimveehouderijbedrijven op de percelen [locaties].
4.1. Op 25 juli 2013 is door Ecogroen Advies het onderzoek "Quickscan Natuurtoets Middelstuk 2, Welsum" (hierna: de Natuurtoets) opgesteld. Hierin staat dat het plangebied ongeveer 100 m van Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel" ligt en dat dit gebied is aangewezen voor acht habitattypen, zes habitatsoorten en vijfentwintig (broed)vogelsoorten. Op grond van de afstand en de aard van de ingreep kan volgens de Natuurtoets worden gesteld dat er geen schade aan kwalificerende soorten of habitats te verwachten is. De raad heeft te kennen gegeven dat door de verkeersaantrekkende werking van de voorziene woningen een toename van de stikstofdepositie door autoverkeer op het nabijgelegen deel van de Uiterwaarden zou kunnen optreden en daarmee een verslechtering van het habitattype Glanshaverhooiland (H6510A) ter plaatse zou kunnen optreden. Dat dit effect zich daadwerkelijk voordoet, is volgens de raad zeer onwaarschijnlijk omdat de hoeveelheid stikstofdepositie die een dermate kleine hoeveelheid extra auto’s met zich meebrengt volledig te verwaarlozen is en zeker niet meetbaar is ten opzichte van de natuurlijke variatie in de achtergronddepositie. Een (geringe) verandering in de hoeveelheid stikstofdepositie heeft volgens de raad geen invloed op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor het nabijgelegen habitattype Glanshaverhooiland.
4.2. Ter zitting is door de Maatschap onweersproken gesteld dat de achtergronddepositie in het Natura 2000-gebied reeds hoger is dan de kritische depositiewaarde. Gelet op het voorgaande betwijfelt de voorzitter of de raad ervan heeft mogen uitgaan dat op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan, als gevolg waarvan de stikstofdepositie zal toenemen, significante gevolgen kan hebben op het voornoemde Natura 2000-gebied, zodat, gelet op het bepaalde in artikel 19j, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998), voor het plan een passende beoordeling van de gevolgen van de voorziene woningbouw voor het Natura 2000-gebied gemaakt had moeten worden waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen. Daarbij acht de voorzitter van belang dat de conclusie uit de Natuurtoets dat op grond van de afstand en de aard van de ingreep er geen schade aan kwalificerende soorten of habitats te verwachten is, niet met enige berekeningen is onderbouwd. De voorzitter stelt voorts vast dat de raad aan het bestreden besluit geen passende beoordeling ten grondslag heeft gelegd.
Gelet op het voorgaande acht de voorzitter niet uitgesloten dat de Afdeling het besluit tot vaststelling van het plan niet in stand zal laten wegens strijd met artikel 19j van de Nbw 1998.
Voor zover [partij] ter zitting heeft betoogd dat de beroepsgrond van de Maatschap over de toename aan stikstofdepositie afstuit op het relativiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:69a van de Awb, overweegt de voorzitter dat, nu de Maatschap er op heeft gewezen dat een extra stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied gevolgen kan hebben voor de toekomstige ontwikkelingen van haar bedrijf, het ontbreken van relativiteit de Maatschap naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet kan worden tegengeworpen.
4.3. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Derhalve behoeft het verzoek van de Maatschap voor het overige en het verzoek van [verzoeker sub 1] in het geheel geen bespreking meer.
5. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Olst-Wijhe van 26 mei 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Welsum Noordwestelijke Ontwikkeling", voor zover het betreft:
a. het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "maximum aantal wooneenheden 6";
b. het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "maximum aantal wooneenheden 7";
II. wijst de verzoeken voor het overige af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Olst-Wijhe tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Olst-Wijhe tot vergoeding van bij de maatschap [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Olst-Wijhe aan [verzoeker sub 1] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt;
gelast dat de raad van de gemeente Olst-Wijhe aan de maatschap [verzoeker sub 2] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Drupsteen w.g. Driessen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014
634.