201401639/1/A3.
Datum uitspraak: 10 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2014 in zaak nr. 13/5569 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2012 heeft het college [appellant] medegedeeld dat de eerder aan hem verleende marktvergunning voor meeloper op de markt aan de Herman Costerstraat op 1 januari 2013 vervalt en hij niet meer in aanmerking komt voor een dagplaats op deze markt.
Bij besluit van 5 juni 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.I. van Herwaarden, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door W. Manchanda-Dharmlal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Marktverordening Den Haag 2013, zoals deze gold ten tijde hier van belang - van 1 juli 2012 tot 1 januari 2013 - (hierna: de Marktverordening), vervallen op 1 januari 2013 de marktvergunningen voor meelopers voor de markt aan de Herman Costerstraat die op basis van de Marktverordening gemeente Den Haag 2004 zijn verleend.
Ingevolge het tweede lid worden de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, door het college ambtshalve omgezet naar een inschrijving voor een dagplaats, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, en derde lid, met behoud van anciënniteit, mits aan het gestelde in het derde lid wordt voldaan.
Ingevolge het derde lid dient de houder van een marktvergunning, als bedoeld in het eerste lid, voor 1 oktober 2012 schriftelijk zijn keuze kenbaar te maken voor een branche die is opgenomen in de Branchelijst, zoals vastgesteld op basis van artikel 3, onder f, waarvoor de inschrijving, als bedoeld in artikel 5, derde lid, vanaf 1 januari 2013 dient te gelden.
2. Het college heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 10 december 2012 ten grondslag gelegd dat [appellant] niet tijdig een branchekeuze, als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Marktverordening kenbaar heeft gemaakt.
3. [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het college zich terecht op dit standpunt heeft gesteld. Hij betoogt dat hij - hiervoor door het college uitstel verleend - die keuze voor 15 november 2012 moest maken, terwijl het aan die eis ten grondslag gelegde Branchebesluit dateert van 20 november 2012. Dit Branchebesluit kan hem daarom niet worden tegengeworpen. Volgens het Branchebesluit van 19 juni 2012 konden meelopers voor twee subbranches kiezen. Dat hij meer dan één of twee subbranches heeft opgegeven kan niet tot de conclusie leiden dat hij geen rechtens effectieve aanvraag om omzetting, als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Marktverordening heeft gedaan. Daarbij betoogt hij dat het college op grond van de hardheidsclausule, die in beide Branchebesluiten is opgenomen, in afwijking van het gestelde in artikel 18, derde lid, van de Markverordening een keuze voor meer branches kon toestaan.
3.1. De Afdeling leest in artikel 18, derde lid, van de Marktverordening als voorwaarde voor ambtshalve omzetting van de marktvergunningen voor meelopers voor de markt aan de Herman Costerstraat naar een inschrijving voor een dagplaats dat een keuze kenbaar dient te worden gemaakt voor een branche op de Branchelijst, zoals vastgesteld op basis van artikel 3, onder f, van deze verordening. [appellant] heeft op 26 september 2012 als branchekeuze "Gebruikt en Ongeregeld" doorgegeven. Die branche komt echter niet op de Branchelijst voor. Vervolgens heeft hij op 14 november 2012 een keuze voor de branches 3.1 tot en met 4.15 van de Branchelijst doorgegeven en aldus voor twee hoofdbranches en 29 subbranches gekozen. Gelet hierop heeft hij niet overeenkomstig artikel 18, derde lid, van de Marktverordening zijn keuze voor één branche kenbaar gemaakt. Anders dan [appellant] ter zitting bij de Afdeling heeft aangevoerd, was het college gehouden noch bevoegd om binnen de door [appellant] opgegeven branches een uiteindelijke branchekeuze voor hem te maken.
Nu [appellant] reeds gelet op het vorenstaande niet aan de voorwaarde van artikel 18, derde lid, van de Marktverordening heeft voldaan, kan zijn betoog dat het daartoe nader bepaalde in het Branchebesluit van 20 november 2012 hem niet - met terugwerkende kracht - kan worden tegengeworpen, wat daarvan ook zij, niet afdoen aan de juistheid van het oordeel van de rechtbank dat het college op goede gronden heeft afgezien van ambtshalve omzetting van de aan [appellant] verleende marktvergunning als meeloper in een inschrijving voor een dagplaats op de markt aan de Herman Costerstraat.
De rechtbank heeft daarbij terecht geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval niet is gebleken van omstandigheden die het toepassen van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college bij brief van 27 september 2012 [appellant] heeft medegedeeld dat hij diende te kiezen voor één hoofdbranche en één subbranche van de Branchelijst en deze lijst heeft bijgevoegd. Nu [appellant] niettemin voor een veelvoud van de branches op de lijst heeft gekozen, heeft het college geen reden hoeven zien in zijn geval van dit vereiste af te wijken. Zijn betoog faalt derhalve. Hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd, leidt de Afdeling niet tot een ander oordeel.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Polak w.g. Van Tuyll van Serooskerken
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2014
598-559.