ECLI:NL:RVS:2014:3367

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
10 september 2014
Zaaknummer
201404081/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Buitengebied Hilvarenbeek 2014

Op 2 september 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Buitengebied Hilvarenbeek 2014". Dit bestemmingsplan werd op 13 maart 2014 vastgesteld door de raad van de gemeente Hilvarenbeek. Tegen dit besluit hebben verschillende verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoekers vorderden schorsing van het bestemmingsplan, specifiek met betrekking tot de bestemmingen "Agrarisch" en de aanduiding "intensieve veehouderij" voor bepaalde percelen in Diessen.

De voorzitter heeft de verzoeken op 18 augustus 2014 ter zitting behandeld. De verzoekers, vertegenwoordigd door P.J.M. van Leest, stelden dat het bestemmingsplan onterecht voorziet in de vergroting van het bouwvlak op het perceel Beerseweg 32, wat zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de omgeving. De raad van de gemeente Hilvarenbeek, vertegenwoordigd door ing. M. van Oostveen en V. Voigt LLB, betwistte de spoedeisendheid van de verzoeken en stelde dat er geen onomkeerbare gevolgen te verwachten zijn.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet toewijsbaar was, omdat de gevraagde schorsing van het bestemmingsplan niet noodzakelijk was. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van de voorlopige voorziening, aangezien de gevreesde gevolgen pas na een wijziging van het bestemmingsplan zouden kunnen optreden. De verzoeken werden afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 september 2014.

Uitspraak

201404081/2/R3.
Datum uitspraak: 2 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], en anderen,
2. [verzoeker sub 2 A] en [verzoekster sub 2 B], wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]),
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hilvarenbeek 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brieven als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 18 augustus 2014, waar [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2], beiden vertegenwoordigd door P.J.M. van Leest, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M. van Oostveen en V. Voigt LLB, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek om voorlopige voorziening heeft betrekking op de plandelen met de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "intensieve veehouderij" voor de percelen Beerseweg 32 te Diessen en Van den Veldenweg 4 te Diessen. [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] verzoeken om bij wijze van voorlopige voorziening het plan te schorsen voor zover dat voorziet in de vergroting van het bouwvlak op het perceel Beerseweg 32 alsmede in andere uitbreidingsmogelijkheden van de intensieve veehouderijen op voormelde percelen, teneinde onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
[verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] betogen dat het plan ten onrechte voorziet in de vergroting van het bouwvlak op het perceel Beerseweg 32. Verder betogen zij dat in het plan de mogelijkheid wordt geboden om door middel van een wijzigingsbevoegdheid een aantal bouwwerken, voorzieningen en een landschappelijke inpassing met een oppervlakte van maximaal 0,5 ha buiten het bouwvlak te realiseren, zodat het bouwvlak ten onrechte voor een groter deel benut kan worden voor gebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt, omdat zich geen onomkeerbare gevolgen kunnen voordoen op deze percelen of dusdanige belangen in het geding zijn dat het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen.
4. Niet in geschil is dat het bouwvlak van het perceel Beerseweg 32 ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan is uitgebreid en dat aan de uitbreiding van het bouwvlak mede de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen" is toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2.2, aanhef en onder h, van de planregels gelden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen" de volgende regels:
1. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
2. uitsluitend de bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande maatvoering en de bestaande situering zijn toegestaan.
Ingevolge artikel 3, lid 3.6.2, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming "Agrarisch" wijzigen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen, ten behoeve van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderijen" en "intensieve veehouderij" aansluitend aan het bouwvlak, mits aan de in dit artikel opgenomen voorwaarden is voldaan.
5. Door de raad is onweersproken gesteld dat de vergroting van het bouwvlak voor het perceel Beerseweg 32 geen verruimde bouwmogelijkheden biedt ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan, omdat ter plaatse van de uitbreiding van het bouwvlak op grond van 3, lid 3.2.2, aanhef en onder h, van de planregels uitsluitend bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
De door [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] gevreesde verruiming van de bouwmogelijkheden doordat een groter deel van het bouwvlak voor bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij benut kan worden, is pas mogelijk na wijziging van het plan. Eerst na het inwerkingtreden van een wijzigingsplan, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, zijn de in artikel 3, lid 3.6.2, van de planregels opgenomen bouwwerken en voorzieningen buiten het bouwvlak toegestaan en kunnen onomkeerbare gevolgen ontstaan.
[verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben geen concrete situaties vermeld waar zich naar verwachting voorafgaand aan de uitspraak in de bodemprocedure onomkeerbare gevolgen kunnen voordoen. De voorzitter stelt dan ook vast dat thans een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Nu gelet op het voorgaande de verzoeken om voorlopige voorziening dienen te worden afgewezen, ziet de voorzitter thans geen aanleiding om in te gaan op de vraag of aanleiding bestaat de verzoeken af te wijzen vanwege de vraag of de zienswijzen tijdig zijn ingediend.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2014
45-758.