ECLI:NL:RVS:2014:3428

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
201400156/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake omgevingsvergunning voor tankstation in Heerlen

Op 17 september 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de omgevingsvergunning die op 18 december 2012 is verleend aan Enviem Retail Real Estate B.V. voor de bouw van een onbemand tankstation op een perceel in Heerlen. De appellante, die eerder bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, werd door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen in een besluit van 24 april 2013 niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van de appellante op 22 november 2013 ongegrond, waarna de appellante hoger beroep instelde bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2014 werd de zaak behandeld, waarbij de appellante niet in staat was aan te tonen dat zij schade had geleden door de verleende vergunning. De Afdeling oordeelde dat de appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat zij schade had geleden als gevolg van de vergunningverlening. Bovendien was de eigendom van het perceel door de appellante overgedragen aan een derde, waardoor zij geen concurrerende tankfaciliteit meer kon exploiteren. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van schade en procesbelang in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op omgevingsvergunningen. De Raad van State heeft in deze zaak geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum als de beslissing.

Uitspraak

201400156/1/A1.
Datum uitspraak: 17 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Heerlen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 november 2013 in zaak nr. 13/1729 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2012 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Enviem Retail Real Estate B.V. (hierna: vergunninghoudster) omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een onbemand tankstation op het perceel sectie g nr. 6324 Molenberg (Kerkraderweg) te Heerlen.
Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het onder meer door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghoudster heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 augustus 2014, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M. Bartels-Grootjans, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door drs. M. Nuchelmans, bijgestaan door mr. J.L. Stoop, advocaat te Roermond, gehoord.
Overwegingen
1. Zoals het college terecht naar voren heeft gebracht blijkt uit het door het college overgelegde uittreksel uit het Kadaster dat [appellante] op 18 november 2013 de eigendom van het perceel [locatie] te Heerlen heeft overgedragen aan [persoon]. Gelet hierop kan [appellante] op dit perceel geen concurrerende tankfaciliteit meer exploiteren.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 21 augustus 2013 in zaak nrs. 201306635/1/A1 en 201306635/2/A1), kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep onder meer bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van de betrokken bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat dergelijke schade is geleden als gevolg van het besluit.
[appellante] heeft niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van de bij besluit van 18 december 2012 verleende omgevingsvergunning. Het door [appellante] aangevoerde dat zij de intentie had om met Kuweit Petroleum Nederland B.V. of Tango C.V. een huurovereenkomst te sluiten voor een deel van dit perceel, maar dat de ondernemingen naar aanleiding van het besluit van 18 december 2012 van het sluiten van een huurovereenkomst hebben afgezien, en zij vervolgens genoodzaakt was haar perceel aan [persoon] te verkopen, en welke verkoopopbrengst veel lager was dan de met een verhuur te genereren opbrengsten, is daarvoor onvoldoende. Daartoe wordt ook overwogen dat [appellante] deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd. Voorts is die stellingname tegenstrijdig met de eerder door [appellante] tijdens de hoorzitting in bezwaar naar voren gebrachte stelling dat zij zelf een tankfaciliteit op haar perceel zou gaan exploiteren, en daarbij slechts brandstof van genoemde ondernemingen zou betrekken. Gelet op het vorenstaande dient het hoger beroep van [appellante] niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2014
531-789.