ECLI:NL:RVS:2014:345

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
201308382/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • Z. Huszar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit hogere waarden Wet geluidhinder voor woningen in Lonneker

Op 5 februari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante, wonend te Enschede, en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 14 mei 2013, waarbij het college hogere waarden heeft vastgesteld op basis van artikel 110a van de Wet geluidhinder (Wgh) voor de Gronausestraat en Oostweg, ten behoeve van 19 voorziene woningen in de gemeente Lonneker. De appellante betoogde dat de raad ten onrechte de bestemming 'Wonen' aan de gronden ten oosten van haar perceel had toegekend, in strijd met een toezegging van het gemeentebestuur. De Afdeling oordeelde dat deze beroepsgrond niet gericht was tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden, maar tegen het bestemmingsplan zelf, en derhalve buiten beschouwing moest worden gelaten.

Daarnaast voerde de appellante aan dat het college zijn bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden had misbruikt, omdat deze bevoegdheid volgens haar niet bedoeld was voor winstoptimalisatie. De Afdeling overwoog dat het college, op basis van artikel 110a, eerste lid, van de Wgh, bevoegd is om hogere waarden vast te stellen voor geluidsbelasting op woningen. De appellante kon echter geen feiten of omstandigheden aanvoeren die zouden wijzen op misbruik van deze bevoegdheid. De enkele omstandigheid dat het college financieel belang had bij de ontwikkeling van de woningen was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van misbruik.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201308382/1/R6.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Enschede,
en
het college van burgemeester en wethouders van Enschede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2013 heeft het college hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld vanwege de Gronausestraat en Oostweg ten behoeve van 19 voorziene woningen op de percelen kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie F, nummer 04080, gemeente Lonneker sectie AA, nummer 00629, gemeente Lonneker sectie AA, nummer 00025 en gemeente Lonneker sectie AA 02439, in het plangebied van het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010".
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2014, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door C.W. Otten-Harmsen en drs. M.J.A. Weber, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante], eigenaar van het perceel [locatie], betoogt dat de raad ten onrechte in het bestemmingsplan aan de gronden ten oosten van haar perceel de bestemming "Wonen" met bouwvlakken heeft toegekend, nu dat in strijd is met een toezegging van het gemeentebestuur dat op die gronden geen woningen zouden worden gerealiseerd.
1.1. De Afdeling overweegt dat deze beroepsgrond niet kan worden aangemerkt als gericht tegen het besluit tot vaststelling van hogere waarden, maar een beroepsgrond betreft die is gericht tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Gelet hierop dient deze beroepsgrond in deze procedure buiten beschouwing te worden gelaten.
2. [appellante] voert aan dat het college zijn bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden heeft misbruikt, nu die bevoegdheid volgens haar niet is bedoeld voor winstoptimalisatie om uitgiftemogelijkheden te vergroten.
2.1. Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wgh is het college van burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
2.2. [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op basis waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat het college zijn bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. De enkele omstandigheid dat het college een financieel belang heeft bij de ontwikkeling van de voorziene woningen brengt niet met zich dat het college misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 110a, eerste lid, van de Wgh.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
533-668.